Inloggen
FEIKA - ID 16420


Kroniekberichten

Datum 31 augustus 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Tonningen, 26 augustus. Wegens tegenwind liggen alhier ter rede de Nederlandse schepen:
GEERTRUIDA, kapt. Alberts, van Memel naar Nederland, FEIKA, kapt. Koops, van dito naar Wildervank en AELINA ALBERDINA, kapt. Kruizinga, van dito naar Oldenburg.

Afbeelding
Datum 21 november 1874
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Berichten uit het buitenland incl havens

Ronne, 16 november. Het tjalkschip FEIKA, kapt. Koops, van Lübeck met een machineketel aan boord is alhier aangekomen.

Afbeelding
Datum 06 oktober 1875
Krant PGC - Provinciale Groninger Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Oostmahorn, 3 oktober. Gisteren avond circa 11 uur is in een hevige bui, een orkaan gelijk, de loodsrinkelaar No.2 alhier losgeraakt en alzo drijvende aan de zeetjalk FEIKA, kapt. H.G. Koops, enige schade toegebracht. Ze zit thans nevens het Snappegat op een vrij hoge zandplaat en moet ook enige schade bekomen hebben.

Afbeelding
Datum 08 januari 1876
Krant PGC - Provinciale Groninger Courant

Te Kiel overwinteren de Nederlandse schepen FEIKA, kapt. Koops, en CHRISTINA ALIDA, kapt. De Jong.

Afbeelding
Datum 09 oktober 1878
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

De Veendammer tjalk FEIKA, kapt. H.G. Koops, is op Norderney gestrand; de vrouw en drie kinderen van de kapitein zijn daarbij omgekomen.
Over deze treurige gebeurtenis wordt van Norderney bericht, dat de stuurman met de vrouw en kinderen van 4, 8 en 11 jaar, van kapt. Koops, met een boot het schip had verlaten. Aan de boot was echter een touw bevestigd, opdat de kapitein haar desnoods naar boord kon terughalen. De boot bereikte het strand, doch daar was men nog van het eigenlijke strand gescheiden door een plek waarover de zee ruiste. De stuurman nam het jongste kind op de arm om het aan land te dragen. Spoedig werd echter het water dieper en reikte hem tot aan de armen. Hij keerde toen terug en bracht het kind weder in de boot. De kapitein, die dit zag en vreesde dat de boot zou omslaan, trok haar weer naar zich toe, doch dicht bij het schip slaat de boot om en vrouw en kinderen drijven voor de ogen van echtgenoot en vader in het water en jammeren om hulp. De man is radeloos, werpt zich half ontkleed in zee, doch wordt, zonder iets tot redding van zijn dierbaren te kunnen doen, naar het strand gespoeld; maar ook hij bevindt zich slechts op een bank, die nog door een brede strook diep water van het eigenlijke strand is gescheiden. Uitgeput kon hij nog slechts op handen en voeten voortkruipen, waarbij hij nu en dan door een lichte golf omgeworpen werd. Dit zagen enige jongelieden, wie het gelukte hem in half levenloze toestand op het strand te halen. Diezelfde dag werd reeds het lijk van het 8-jarig dochtertje aan land gespoeld. De kapitein verkeerde, schoon weer geheel tot bewustzijn gekomen, in een toestand van jammerlijkste smart. Ook de stuurman bracht er het leven af; en de berichtgever meent, dat allen in het leven zouden zijn gebleven, indien zij het schip slechts niet hadden verlaten, maar de hulp hadden afgewacht van de reddingsboot.

Afbeelding
Datum 15 oktober 1878
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

In de Veendammer Courant komt de volgende advertentie voor, ondertekend H.C. Koops:
Thans, bij mijn thuiskomst, zet ik mij met weemoed neder, om mijn medemensen met het treurige lot bekend te maken, van het vergaan van het tjalkschip FEIKA, op reis van Rönne naar Brussel, bij welke ramp mijn geliefde vrouw en mijn drie zo dierbare kinderen hun graf in de golven hebben gevonden niet alleen, doch bij deze ramp ik ook geheel werd beroofd van have en goed. Ofschoon alles door mij werd beproefd, wat tot redding der drenkelingen kon strekken, verkeerde ook ik spoedig in levensgevaar en werd dan ook door hulp, die enige tijd later kwam opdagen, bewusteloos aan wal gebracht. Met een bedrukt gemoed, doch met het oog op God, die troost geeft aan bedrukten, en in het vertrouwen, zoveel als in mijn vermogen was, mijn plicht te hebben gedaan, betrad ik de woning van mijn schoonouders, doch nu zonder haar, zonder kinderen en beroofd van alles, in de hoop daar ook troost te zullen vinden. Helaas! de behandeling welke ik daar bij mijn binnenkomen ontving, grenst aan het onmenselijke. Hun eerste vraag was, waar ik hun kind en mijn kinderen had gelaten, waarom ik ze door de vissen en wormen had laten opeten, enz. Tot mijn leedwezen werd ik gewaar, dat ik met mensen uit de wildernis te doen had, met mensen, die van de macht van God niets wisten; die niet wisten, dat de Heer geen rekenschap geeft van zijn daden. De laster, welke door hen was verspreid, wens ik niet te beantwoorden, maar laat het oordeel over aan allen, die deelnemen in mijn treurig lot. Mochten dus de lasteraars willen voortgaan met hun laster, ik zal hen hierin niet hinderen. De troost, dat een der lievelingen, welke is opgevist, door mij aan de aarde is toevertrouwd, en het vertrouwen op God de Heiland zal mij verder leiden in deze droevige toestand.

Afbeelding