Kopenhagen, 11 november. Gisteren zijn alhier van St. Petersburg aangekomen het Nederlandse schoenerschip DIDO, kapt. Van Wijk, dat order bekomen heeft naar Hull en het Nederlandse schoenerschip JACOBUS BERNARDUS, kapt. Kuiper, dat naar Londen is vertrokken, daar het alhier geen andere order aantrof.
Heden zijn mede alhier van St. Petersburg aangekomen: het Nederlandse galjootschip SIKKOBA FENNA, kapt. Jager, dat order bekomen heeft naar Boston (E.); het Nederlandse galjootschip SECUNDUS, kapt. De Graaf, dat naar Londen is vertrokken, dewijl het alhier geen andere orders vond; het Nederlandse galjootschip METJE SCHÖNFELDT, kapt. Van Dijk, is naar Koogerpolder vertrokken; het Nederlandse galjootschip LUDEWINA, kapt. Blaauw, is naar Londen vertrokken; het Nederlandse galjootschip ALIDA HENDRIKA, kapt. Wegener, is naar Cork vertrokken en het Nederlandse galjootschip GESINA, kapt. De Boer, is naar Londen vertrokken, daar de vier laatstgenoemde schepen alhier geen andere orders vonden; het Nederlandse galjootschip BLIJHAM, kapt. Luising, heeft order bekomen naar Waterford, en het Nederlandse galjootschip DOMINA GEERDINA, kapt. Wolters, heeft orders bekomen om naar Boston (E.) te verzeilen.

Kopenhagen, 12 november. De Nederlandse galjootschepen HELENA JACOBA, kapt. Haverbult en RIEKA, kapt. Puister, beide van St. Petersburg alhier aangekomen, zijn naar Londen vertrokken, daar zij alhier geen andere orders aantroffen.
De vijf volgende Nederlandse galjootschepen mede van St. Petersburg alhier aangekomen, hebben de volgende orders bekomen, als: JOHANNA MARGARETHA, kapt. K.M. Ei, naar Waterford; CATHARINA CORNELIA, kapt. á Stüling, naar Boston (E.); JACOB WILLEM, kapt. Meeter, naar Ipswich, ALIDA HENDRIKA, kapt. Wegener, naar Totnes en de NEPTUNUS, kapt. De Vries, naar Cardiff.
Het Nederlandse schip FENNA, kapt. Coerkamp, mede alhier van St. Petersburg aangekomen, heeft de reis naar Amsterdam voortgezet, daar het alhier geen andere orders vond.

Pillau, 11 oktober. De Nederlandse galjoot ALIDA HENDRIKA, kapt. Wegener, met pijpaarde van Charlestown, is hier gestrand. De equipage is gered.

Pillau, 11 oktober. Het van Charlestown met porseleinaarde geladen en naar Koningsbergen bestemde galjootschip ALIDA HENDRIKA, kapt. Wegener, is gisteren avond bezuiden het Zuiderhoofd op de Nährung gestrand en wrak. De equipage is gered.

Pillau, 12 oktober. De bij het zuidelijk havenhoofd gestrande Nederlandse galjoot ALIDA HENDRIKA, kapt. Wegener, is geheel uit elkander geslagen.

De heren Gustav Möller & Prentice, scheepsmakelaars te Koningsbergen, schrijven van daar aan de Groninger Courant, dat ieder gezagvoerder, die naar Koningsbergen komt, wordt aangeraden 1.000 à 2.000 M.B. aan boord te hebben om, voor het geval hem het ongeluk treft, door de loodsen te Pillau het schip te verliezen, in de gelegenheid te zijn alle onkosten direct te betalen, daar hij anders dadelijk in de gevangenis wordt gebracht, gelijk is gepasseerd de 25e oktober 1877 met kapt J.J. Wegener, gezagvoerder van het te Pekela te huis behorende galjootschip ALIDA HENDRIKA.

Groningen, 8 november. Ter rectificatie van het bericht in ons vorig nummer, als zouden de heren Gustav Möller & Prentice waarschuwen voor een handeling als met kapt. J.J. Wegener, gezagvoerder van het galjootschip ALIDA HENDRIKA, te Koningsbergen heeft plaats gehad, delen wij mede, dat de gevangenneming van voornoemde kapitein, om de redenen daarin vermeld op bevel van de heren Gustav Möller & Prentice, scheepsmakelaars aldaar, is geschied.

Koningsbergen, 14 november. Met betrekking tot het medegedeelde in de no's. 263 en 264 van dit dagblad omtrent het in arrest laten nemen van kapt. Wegener, gevoerd hebbende de ALIDA HENDRIKA, van Pekela, dient het volgende:
Door ondergetekenden werden aan kapt. Wegener bovengenoemd de gelden voorgeschoten, die hij benodigd was om te trachten zijn schip van het strand af te brengen, benevens kostgeld en logies voor hem en zijn equipage. Alle deze uitgaven werden gedaan op verzoek van kapt. Wegener, doch weigerden zijn reders, de heren J.J. Koerts & Zoon te Pekela, en de Nederlandse consul alhier de voor genoemde kapitein op zijn order gemaakte uitgaven te deponeren of terug te betalen, niettegenstaande de uitgaven toch bepaald ten laste van de rederij komen, ook nu het schip niet afgebracht is geworden. Wanneer nu een rederij voor haar kapitein, die jaren lang voor haar gevaren heeft en zeker ook wel geld voor haar verdiend zal hebben, een op zich zelf geringe som van Rm. 745 niet betalen en de Nederlandse consul de garantie ook niet op zich nemen wil, dan is het toch een vreemdeling zeker niet euvel te duiden als hij tracht op gerechtelijke wijze tot zijn geld te komen, als het langs minnelijke weg niet mogelijk blijkt, en geloven wij dat geen onpartijdige onze handelwijze veroordelen kan, te meer daar van geen kant een voorstel gemaakt werd, hoe de gelden terugbetaald zouden kunnen worden.
Gustav Möller & Prentice.