|
Rotterdam, 18 februari. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn bevracht de navolgende 21 schepen, als: Voor Rotterdam: SOURABAYA, kapt. K. de Boer; WILLEM KROONPRINS DER NEDERLANDEN, kapt. H.J. de Bourghelles Zetteler; HONIGBIJ, kapt. J. v.d. Valk; KAAP HOORN, kapt. L.J. Dik; OTTOLINA, kapt. A. Eleman; BENGALEN, kapt. H.F. Planter; MAARTEN VAN ROSSEM, kapt. P.F. Rijken. Voor Amsterdam: ANNA MARIA WILHELMINA, kapt. E. Sontag Winkler; AMALIA AUGUSTA, kapt. K.C. de Veer; HENRIETTE MARIA, kapt. P. Tjebbes; HERMAN DE RUYTER, kapt. P.J. Feijnt; RIDDERKERK, kapt. H. Teerlink; ALCOR, kapt. T.J. van Oppen; JAN DE WITT, kapt. F. Guyt Jr. Voor Dordrecht: J.C. SCHOTEL, kapt. J. de Groot; JOHANNES HENDRIKUS FERDINAND, kapt. G.H. Lodewijks; (opm: bark) CERES, kapt. D.H. Demmers, en JOHANNA MARIA, kapt. L.J. Wilhelmie. Voor Schiedam: PROTEUS, kapt. D.B. Bosscher; ALBRECHT BEYLING, kapt. G.L. Muller, en JAPAN, kapt. J. Muller. Voortaan en wel aanvangende met de bevrachting van maart, zullen door de schepen die door de Nederlandsche Handel-Maatschappij bevracht wensen te worden, moeten worden overgelegd, 2 certificaten van zeewaardigheid, 1 van de Nederlandsche Vereeniging van Assuradeuren en 1 van Veritas. Hetzelfde zal worden geëist van alle schepen op of na 1 april uit een van de Nederlandse zeehavens vertrekkende, welke later in de gewone retourbevrachting verlangen te worden opgenomen.
|