|
Dordrecht, 9 juni. De 4e is voor het Proviciaal Gerechtshof in Zeeland de behandeling aangevangen der zaak van J.P. Smith, scheepsmakelaar te Vlissingen, beschuldigd van vijftien valsheden in geschriften van koophandel enz., en het des bewust gebruik maken van die valse stukken, bij gelegenheid van de lossing te Vlissingen van het gestrande schip DOLLARD, kapitein J.J. Koster, in februari 1861, van welke lading aan de beschuldigde, volgens de akte van beschuldiging, na eerst bergloon te hebben geëist, hetgeen was afgewezen, bij een nadere overeenkomst met assuradeuren, voor zijn bemoeiingen was toegekend NLG 5000 beloning, alsmede 2 pct. van de opbrengst van de te Vlissingen te verkopen lading, mitsgaders vergoeding van alle onkosten, mits de rekening door behoorlijke kwitanties werden gestaafd. Om aan die voorwaarde te voldoen maakte de beschuldigde, deels naar eigen aantekeningen, deels naar eigen vinding, een rekening van onkosten op, gestaafd door eigen gemaakte kwitanties, door hem zelf ook ondertekend of wel die, door hem opgesteld, door anderen naar dat voorschrift overgeschreven of ingevuld waren, of wel die, in blanco opgemaakt, op zijn verzoek werden ondertekend door personen, die in de waan verkeerden dat zij voor een gering bedrag, hetwelk zij zelven verdiend en ontvangen hadden, kwijting verleenden, welke blanco-kwitanties daarna buiten weten van de ondertekenaren werden ingevuld tot een geldelijk bedrag, dat niet door hen was ontvangen, ja zelfs niet ontvangen door de gezamenlijke menigte, voor wie des onbewust, de ondertekenaar van de blanco-kwitantie door den beschuldigde werd verzonnen de betaling te hebben ontvangen. Deze rekening werd alzo opgevoerd tot het aanzienlijk bedrag van NLG 16.919,30. Terwijl in een ten kantore van de beschuldigde gevonden boek vermeld staat „ DOLLARD NLG 16.919,30", en daar achter in een andere kolom „ NLG 10,725", welke cijfers volgens opgave van de beschuldigde aanduiden, het eerste de in rekening gebrachte som en het tweede wat hij in die zaak zowel uit commissieloon, als leverantie van vaartuigen, provisie, ankers, kabels, pakhuishuur enz., verdiend heeft, daaronder natuurlijk begrepen wat te hoog in rekening is gebracht. Van de 78 in deze zaak gedagvaarde getuigen zijn de 4e en de 5e 77 gehoord, wier verklaringen grotendeels de punten in de akte van beschuldiging vervat bevestigen. Gedurende dit verhoor is door de beschuldigde, buiten de hem in de akte van beschuldiging ten laste gelegde feiten, nog een valsheid beleden, zodat die tot het getal van 16 zijn geklommen.
|