St. Petersburg, 29 oktober. Het schip GRIETJE MOLLEMA, kapt. Hazewinkel (opm: kof, kapt. Ruurd Abrahams Hazewinkel), hetwelk gisteren gereed lag om naar Amsterdam te vertrekken, is wegens schuiving van het ijs daarin bezet geraakt en zwaar lek geworden. Een gedeelte der lading is gelost, doch het schip vol water gelopen.

Naar wij vernemen, is door de Russische regering aan kapt. R.A. Hazewinkel, van Veendam, voerende het Nederlandse schip GRIETJE MOLLEMA, toegekend een schadevergoeding van 718 roebels 11 kopeken zilver wegens de zware averij op de 28e oktober 1850 door een paal onder water in de nabijheid der kade te St. Petersburg, waar zijn schip ter lading lag, aan hetzelve toegebracht.

Christiansand, 6 november. Het schip GEERDINA, kapt. Wijpkens, van St. Petersburg naar de Maas, is alhier met schade binnengelopen. Het moet lossen.

Christiansand, 6 november. Het schip GEERDINA, kapt. Wijpkens, van St. Petersburg naar de Maas, is alhier met schade binnengelopen. Het moet lossen.

Tönning, 3 november. Het bij Wester Lever (opm: Westerhever, 6’ ten NW van Garding) gestrande schip (opm: zie ook PGC 051168 en 071168) is een galjoot of kofschip, zonder zwaarden en met rondhouten beladen. Het schip is oud en totaal wrak. Ook is een naambord bij Wester Lever aangedreven, dat misschien aan bovengenoemd schip behoort en waarop staat H.H. Wypkes van Veendam. Van de equipage is tot dusverre niets vernomen. (opm: schoenerkof GEERDINA, kapt.-eigenaar H.H. Wijpkes, Veendam)

Husum, 26 februari. In november l.l. zijn op het eiland Nordstrand aangespoeld twee naamborden, het ene gemerkt ELIZABETH, het andere KLIO, wijders een kastje, waarin een Nederlands Nieuw Testament en een notitieboekje, bevattende opgenomen gage van de lichtmatroos H.H. Bossinga, op het kofschip GEERDIENA (opm: schoenerkof GEERDINA, kapt. H.H. Wijpkens, november 1868 verongelukt).