1814
RC 090614
Advertentie. T. van Olivier en J. Corver, makelaars, zullen ten overstaan van een daartoe bevoegde beampte op maandag den 20 juni 1814, des avonds ten 6 uren, te Amsterdam in het Nieuwezijds Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen een extra ordinair welbezeild Schoener-brikschip, genaamd de EENDRACHT, gevoerd door kaptein Sierd Hommes, afmetingen 85’ x 24’7” x 8’8”, breder bij den inventaris omschreven; nader onderrichting te bekomen bij voornoemde makelaars. (opm: koper voor NLG 5.300 werd een rederij onder boekhouderschap van J. van Ommeren Fzn; nieuwe scheepsnaam WILLEM DEN EERSTEN en kapitein H.J. Netscher)
Op 6 juli 1814 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de schoenerbrik WILLEM DEN EERSTEN, aangevraagd door Theodore Browne & Zoon, voor H.J. Netscher als kapitein.
1815
RC 211115
Advertentie. Nicolaus Montauban van Swyndregt, Hubertus Montauban van Swyndregt en Fredrik van Dam, makelaars te Rotterdam, als lasthebbende van hunne principalen en geauthoriseerd door de Rechtbank van Koophandel, zitting houdende binnen deze stad, zijn van mening op den 29 november 1815 om 4 uur, in het logement Het Badhuis, in de Boompjes, in het openbaar te veilen en verkopen een buitengewoon snelzeilend Schoonerschip, volkomen in staat om dadelijk naar zee gezonden te worden, genaamd WILLEM DEN EERSTEN, gevoerd bij kapt. H.J. Netfeher (opm: schoenerbrik; kapt. Hen[d]ricus Johannes Netscher), met al deszelfs scheepsgereedschappen, zoals hetzelve thans is liggende in de Wijnhaven, aan de noordzijde, nabij het postkantoor. Nader onderrichting bij gemelde makelaars.
1816
RC 050316
Te Rotterdam ligt in lading, naar Suriname, WILLEM DEN EERSTEN (opm: schoenerbrik), kapitein Dirk van der Brugge.
Op 27 maart 1816 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de WILLEM DEN EERSTEN, aangevraagd door J. van Ommeren Fz., Rotterdam, voor Dirk van der Bruggen als kapitein.
RC 171216
Amsterdam, 15 december. Te Texel binnengekomen D. van der Brugge (opm: schoenerbrik WILLEM DEN EERSTEN), van Surinamen, is gedestineerd naar de Maas; zijnde zwaar lek, met verlies van stengen, ra’s, zeilen, ankers, kabel, enz.
RC 171216
Rotterdam, 16 december. Volgens brief van kapt. Dirk van der Brugge, voerende het Hollands schip WILLEM DEN EERSTEN uit Den Helder, 14 dezer, was hij de vorige dag uit Surinamen aangekomen; tijdens de reis niets dan stormen, zijnde den 12e voor de Maas geweest, doch, geen loodsen buiten zijnde, genoodzaakt af te houden, en door zware storm de volgende nacht benoorden de Maas gedreven; lading denkelijk beschadigd, het schip zwaar lek en vele schaden aan tuigagie enz.
1817
RC 231217
Rotterdam, 22 december. Den 21, des namiddags, zeilde van Hellevoetsluis de AURORA, kapt. Thomson (opm: schoenerbrik ex-WILLEM DEN EERSTEN, kapt. Andreas Thomsen), naar Havanna.
Op 15 oktober 1817 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de AURORA, aangevraagd door J. van Ommeren Fz., Rotterdam, voor A. Thomsen als kapitein met vermelding: ‘verandering van scheepsnaam en kapitein; was WILLEM DE EERSTE met kapt. Dirk van der Bruggen.’
1818
RC 250618
Rotterdam, 24 juni. Kaptein A. Thomsen, voerende het schip schooner-brikschip AURORA, den 12 mei van Havanna vertrokken en den 22 dezer te Helvoetsluis gearriveerd, rapporteert dat hij den 9 der lopende maand, op 42º11’ noorderbreedte en 33º36’ westerlengte van Greenwich, heeft gepraaid de Engelse brik WELLINGTON OF CORK, komende van Amerika en naar Engeland gedestineerd, welke enige dagen te voren door een klein vaartuig was gejaagd, hetgeen echter, na bespeurd te hebben dat voornoemd schip sterk bemand was en er zich diverse officieren aan boord bevonden, dadelijk afhield.
Voorts rapporteert dezelve, dat er te Havanna een Hollandse brik, ’t huis behorende te Groningen (opm: HOOP, in 1818 de enige Groninger brik, kapt. Jan Jansen Drok uit Farmsum), was gearriveerd, welke, van Curaçao komende, gedurende de overtogt door een Cartageense (opm: uit Cartagena, Colombia) kaper van deszelfs victualie, touwwerk, zeildoek, enz. was beroofd, zo mede de passagiers en equipagie van hunne klederen en contanten.
Een Deense brik, te Altona ’t huis behorende en naar Hamburg gedestineerd, was, twee dagen na zijn vertrek van Havanna, door een rover genomen, welke de equipagie op het eiland Cuba aan de wal gezet heeft, na hun bijna alles ontnomen te hebben; de equipagie van de kaper bestond, voor zo ver men had kunnen bespeuren, geheel uit Engelsen.
Op 23 juli 1818 werd TP 350 (datum afgifte onbekend maar vermoedelijk 15 oktober 1817) door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten en Accijnzen te Rotterdam naar Den Haag opgestuurd en aldaar geroyeerd.
Op 11 september 1818 werd een Turkse Pas verstrekt, voor een reis naar West Indië voor de AURORA, aangevraagd door J. van Ommeren Fz., Rotterdam, voor Andreas Thomsen als kapitein. Deze Pas werd na terugkeer in het land op 29 mei 1819 geroyeerd.
RC 081218
Rotterdam, 7 december. Den 4 zeilde uit de Maas het schip AURORA, kapt. Thomson (opm: schoenerbrik, kapt. Andreas Thomsen), naar Cuba.
1819
RC 220519
Des 19, des namiddags, arriveerde te Hellevoetsluis de AURORA, kapt. Thomson, van Cuba.
RC 161219
Amsterdam, 14 december. Te Hull is gearriveerd A. Thomson, van Rotterdam. (opm: vermoedelijk is de schoenerbrik AURORA, kapt. Andreas Thomsen, na terugkeer in Rotterdam in januari 1820 opgelegd in afwachting van sloop in de loop van dat jaar)
1820
Op 12 oktober 1820 werd de zeebrief van de AURORA, kapt. A. Thomsen, door de Ontvanger der Inkomende- en Uitgaande Regten en Accijnzen te Rotterdam onder vermelding ‘Schip gesloopt’ naar de Staatsraad Den Haag opgezonden waar het document werd geroyeerd. Kapitein Thomsen had op 27 maart 1820 van dezelfde rederij reeds het commando gekregen over het sloepschip EXPEDITIE. De AURORA heeft waarschijnlijk vanaf januari 1820 opgelegd geleden om in de loop van dat jaar te worden gesloopt.