Inloggen
CASCADE - ID 1307


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1937
Classification Register: Lloyd's Register of Shipping (LR)
IMO nummer: 5065316
Nat. Official Number: 1802 Z GRON 1937
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Raised quarter deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: Scheepswerf J.J. Pattje & Zonen, Waterhuizen, Groningen, Netherlands
Werfnummer: 170
Launch Date: 1937-06-12
Delivery Date: 1937-07-23
Technical Data

Engine Manufacturer: N.V. Appingedammer Bronsmotorenfabriek, Appingedam, Groningen, Netherlands
Motor Type: Motor, Oil, 4-stroke single-acting
Number of Cylinders: 5
Power: 220
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Brons Nr. 1688 (12 5/8-13 3/4)
Speed in knots: 9
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 341.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 167.00 Net tonnage
Deadweight: 408.00 tonnes deadweight (1000 kg)
Grain: 21896 Cubic Feet
Bale: 20000 Cubic Feet
 
Length 1: 43.55 Meters Length overall (Loa)
Length 2: 40.98 Meters Registered
Beam: 7.35 Meters Breadth, moulded
Depth: 2.49 Meters Depth, moulded
Draught: 2.82 Meters Draught, maximum
Configuration Changes

Datum 00-00-1963
Type: Propulsion/engine changed
Omschrijving: Nieuwe, in 1961 gebouwde hoofdmotor: 2tew 5 cil 300 Pk Brons Nr. 14534 Type GB (220x380), 10 mijl.

Ship History Data

Date/Name Ship 1937-07-23 CASCADE
Manager: V.o.F. A. van Dijk (Tjark van Dijk en Albert van Dijk Jr.), Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: N.V. Motorschip 'Cascade', Delfzijl, Groningen, Netherlands
Shareholder: Dr. Allard Lambertus Oosterhuis en Tjark van Dijk
Homeport / Flag: Delfzijl / Netherlands
Callsign: PDJF

Date/Name Ship 1942-00-00 SAT 11
Manager: Kriegsmarine, Berlin, Germany
Eigenaar: Kriegsmarine, Berlin, Germany
Shareholder:
Homeport / Flag: Berlin / Germany

Date/Name Ship 1945-11-12 CASCADE
Manager: V.o.F. A. van Dijk (Tjark van Dijk en Albert van Dijk Jr.), Delfzijl, Groningen, Netherlands
Eigenaar: N.V. Motorschip 'Cascade', Delfzijl, Groningen, Netherlands
Shareholder: Dr. Allard Lambertus Oosterhuis en Tjark van Dijk
Homeport / Flag: Delfzijl / Netherlands
Callsign: PDJF

Date/Name Ship 1952-10-11 CASCADE
Manager: N.V. Scheepvaartbedrijf 'Gruno', Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Eigenaar: Dr. Allard Lambertus Oosterhuis, Delfzijl, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Delfzijl / Netherlands
Callsign: PDJF

Date/Name Ship 1956-00-00 CASCADE
Manager: N.V. Scheepvaartbedrijf 'Gruno', Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Eigenaar: N.V. Motorschip 'Cascade', Delfzijl, Groningen, Netherlands
Shareholder: Dr. Allard Lambertus Oosterhuis
Homeport / Flag: Delfzijl / Netherlands
Callsign: PDJF

Date/Name Ship 1957-10-11 CASCADE
Manager: N.V. Scheepvaartbedrijf 'Gruno', Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Eigenaar: Dr. Allard Lambertus Oosterhuis, Delfzijl, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Delfzijl / Netherlands
Callsign: PDJF
Additional info: Woonachtig te Dublin.

Date/Name Ship 1966-00-00 CASCADE
Manager: N.V. Scheepvaartbedrijf 'Gruno', Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Eigenaar: Weduwe Stientje Oosterhuis-Mensinga, Delfzijl, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Delfzijl / Netherlands
Callsign: PDJF

Date/Name Ship 1966-11-04 CASCADE
Manager: N.V. Scheepvaartbedrijf 'Gruno', Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Eigenaar: Rederij Cascade, Panama, Panama R.P.
Shareholder: Weduwe Stientje Oosterhuis-Mensinga
Homeport / Flag: Panama / Panama R.P.

Ship Events Data

1937-04-16: Algemeen Handelsblad 16-04-1937. Scheepvaartlijn op Noorwegen. Onder Nederlandsche vlag. (Van onzen Rotterdamsche correspondent.)
Tot dusver bestond er geen enkele scheepvaartlijn onder Nederlandsche vlag op Noorwegen. Thans is opgericht een Holland-Oslo-lijn, die van Amsterdam rechtstreeks op Oslo zal varen. In dezen dienst zullen drie Nederlandsche motorschepen varen: “Regeja”, “Cascade” en “Liberte”.
Het zijn schepen van het type kustvaarder, die in den zomer wel voor deze vaart in lijndienst geschikt zijn. 's Winters ondervinden ook sterkere schepen door slecht weer nog wel eens oponthoud op dit traject.
1937-06-15: Het Vaderland 15-06-1937: Het op de scheepswerf 'Waterhuizen' van J. Pattje te Waterhuizen, voor Holland-Oslo lijn te Amsterdam in aanbouw zijnde m.s. 'CASCADE' is met goed gevolg te water gelaten. Het schip meet circa 400 ton d.w. en wordt voorzien van een Appingedammer Bronsmotor, met een capaciteit van 220 pk. De kiel werd gelegd voor het zusterschip 'Libelle', eveneens bestemd voor de Holland-Oslo lijn.
1937-07-20: Als CASCADE, zijnde een motorkustvrachtschip, groot 956.23 m3, liggende te Waterhuizen, door A. Kielema, scheepsmeter te Groningen, ten verzoeke van de N.V. Motorschip Cascade te Delfzijl, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 1802 Z GRON 1937 op het achterschip aan stuurboordzijde in achterkant motorschacht.
1937-07-23: NvhN 26-07-1937: Delfzijl, 23 Juli. Op de Eems vond heden de goedgeslaagde proefvaart plaats van het nieuwe motorschip CASCADE, gebouwd op de scheepswerf „Waterhuizen" J. Pattje te Waterhuizen, voor rekening van de reederij N. V. Cascade te Delfzijl, onder klasse British Corporation en Schepvaart-Inspectie voor de Atlantische vaart. Het schip is van het raised-quarterdeck type met plaatsteven en met kruiserhek en het is voorzien van een dubbelen bodem. Op het mastdek, midscheeps, bevindt zich een stalen Mannesmann mast met twee stalen Mannesmann laadboomen, voor lasten van twee ton. Verder zijn hier twee motorlieren geplaatst, elk gedreven door een Deutz motor van 10 PK De voorste hiervan kan tevens de ankerlier aandrijven. Het laad- en losgerei is geleverd met een certificaat van de Inspectie van Havenarbeid. Het schip meet bruto 337 Reg. ton en netto 167 Reg. ton, terwijl het D.W. 415 ton bedraagt. Voor de voortstuwing bevindt zich in de motorkamer een Brons motor van 220 pk., terwijl hier verder nog een Deutz motor van 10 P.K. als hulpmotor geplaatst is, voor het aandrijven van de lens- en ballastpompen, de compressors en de dynamo. In het stuurhuis werd een radio-peilinstallatie aangebracht door Radio-Holland. Het schip, dat met 107 ton waterballast een snelheid van 9 ½ mijl behaalde, is voorzien van een stroomlijn-ballansroer, waarmede het op de proefvaart uitstekend bestuurbaar bleek, terwijl eveneens zeer goed met het vaartuig kon worden gemanoeuvreerd. Het voldeed op de proefvaart ruim aan alle gestelde eischen, zoodat het hierna met groote tevredenheid door de reederij werd overgenomen Als bijzonderheid dient nog vermeld, dat het schip bijna twee maanden vóór den gecontracteerden tijd werd opgeleverd, terwijl nog een zusterschip voor dezelfde reederij op bovengenoemde werf in aanbouw is.
1938-04-10: De Telegraaf 11-04-1938: Cascade. Delfzijl, 10 April-Het m.s.”Cascade”, kapitein Koerts, liep hier heden binnen met lichte motorschade. Het schip is beladen met hout van Norkjöbing bestemd voor Engeland en zal de schade alhier herstellen.
De Maasbode 13-04-1938: m.s. Cascade. Delfzijl, 13 April. Het motorschip Cascade, kapt. Koers, dat hier met defecten motor binnenliep, heeft de schade hersteld en zette heden de reis voort. Het schip is geladen met hout van Norrkoping naar Bridport.
1939-01-05: Tijdens de reis van Hamburg, met een lading lijnkoeken, naar Hobro in de Mariager fjord in Denemarken en Aalborg gestrand in de Groote Belt bij Halskov Klint.
Algemeen Handelsblad 11-01-1939: Cascade. (Kopenhagen, 6 Jan.) Het Nederlandsche motorschip „Cascade" heeft op het Halskov rif vast gezeten, doch is bij hoog water zonder assistentie vlot gekomen; waarna het de reis heeft voortgezet.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Dinsdag 21 November 1939, no.228. No.168 Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de stranding van het motorschip Cascade in de Groote Belt bij Halskov Klint. Betrokkene: de stuurman A. C. van der Eijk. Op 5 Januari 1939 is het motorschip Cascade in de Groote Belt bij Halskov Klint gestrand. In overeenstemming met het voorstel van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart besliste een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij art. 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek naar de oorzaak van deze stranding zou instellen en dat het onderzoek tevens zou loopen over de vraag of niet de stranding mede is te wijten aan schuld van den toenmaligen stuurman, Albertus Cornelis van der Eijk, wonende te Ede. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 5 Juli 1939, buiten tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart of diens plaatsvervanger, die beiden verhinderd waren de zitting bij te wonen. De Raad nam kennis van de stukken van het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie en hoorde den stuurman, voornoemd, als betrokkene, buiten eede. Jan Koers, destijds kapitein op de Cascade, kon niet verschijnen, daar hij thans als kapitein op een ander schip vaart. Zijn bij gemeld voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie afgelegde verklaring is ter zitting voorgelezen. Uit een en ander is den Raad het volgende gebleken: Het motorschip Cascade is een Nederlandsch vaartuig, metende 337,55 bruto-, 167,15 netto-registerton, roepnaam P D J F, van de N. V. Motorschip „Cascade", te Delfzijl. Op 4 Januari 1939 vertrok de Cascade met een lading lijnkoeken van Hamburg met bestemming Hobro (Mariager fjord) en Aalborg. De diepgang was vóór 9 voet 2 duim, achter 9 voet 8 duim (in zout water). Betrokkene, stuurman A. C. van der Eijk, verklaarde: dat hij in het bezit is van een diploma als 3de-stuurman groote handelsvaart; dat hij op 5 Januari 1939, als stuurman dienstdoende op de Cascade — thans is hij kapitein op dat vaartuig —, te 4 uur 's morgens de wacht van den kapitein overnam; dat de kapitein, alvorens van wacht te gaan, hem verzocht te waarschuwen, zoodra er iets bijzonders was; dat hij wel met den kapitein de kaart heeft bestudeerd, doch dat deze hem bijv. niet den te sturen koers van Vengeance-boei naar het lichtschip Halskov Rev heeft opgegeven; dat de kapitein wist, dat getuige op vorige reizen reeds eenige malen ter plaatse was geweest; dat bij aanvankelijk N.N.O. magnetisch liet sturen, totdat de Vengeance-boei te 6.20 uur op, naar schatting, 1 mijl afstand dwars aan stuurboord was; dat in dezen koers te 4.15 uur Tranekjaer op, naar schatting, 2 mijl afstand aan bakboord was gepasseerd; dat het zicht minder goed werd door sneeuwbuien, ongeveer 1 a 2 mijl, zoodat hij geen enkel licht meer heeft gezien; dat hij vervolgens N. ½ O. magnetisch liet sturen op het lichtschip Halskov Rev, nadat hij den koers op de kaart had afgezet; dat de vaart van het schip, dat bij volle kracht werkenden motor 9 mijl kan loopen, ongeveer 8 mijl was; dat hij luisterde naar het mistsein van het lichtschip Halskov Rev en, toen hij niets hoorde, omstreeks te 7 uur den motor langzaam heeft laten loopen om beter te kunnen luisteren; dat hij juist den kapitein wilde gaan waarschuwen, toen hij achterlijker dan dwars aan stuurboord een rood schitterlicht waarnam; dat hij daarop hard b.b.-roer gaf, den motor stopte en volle kracht achteruitsloeg, doch dat het schip even daarna aan den grond liep; dat hij toegeeft te lang te hebben gewacht om door looding de plaats, waar het schip zich bevond, te verkennen. Bij het voorloopig onderzoek der scheepvaartinspectie heeft de toenmalige kapitein, Jan Koers, verklaard: dat hij te 4.15 uur 's morgens van 5 Januari 1939, bij het passeeren van Tranekjaer de wacht aan den stuurman overgaf; dat hij dezen de te sturen koersen in de kaart heeft getoond, waarop de stuurman antwoordde, dat hij reeds verscheidene malen ter plaatse was geweest; dat hij hierop te kooi ging en omstreeks te 7.15 uur wakker werd door een geluid of het schip langs den grond schuurde; dat hij zich terstond naar dek spoedde, bemerkte, dat het licht sneeuwde en constateerde, dat de motor achteruitwerkte, terwijl hij het licht van Ivorsör aan stuurboord, achterlijker dan dwars, Z.O.t.O. waarnam en even later het licht van Halskov Rev W.½ N. peilde; dat het schip na ongeveer een uur niet eigen middelen vlot kwam. De Raad is van oordeel, dat deze stranding is te wijten aan de schuld van den betrokkene. Deze heeft, door den kapitein — dien hij,volgens zijn verklaring, nog wat wilde laten slapen — niet op de brug te roepen, de verantwoordelijkheid voor de navigatie ten volle op zich genomen. Hij heeft echter fouten gemaakt en had deze stranding kunnen, dus moeten voorkomen. Hij is door blijven varen zonder te looden. Al had het lood hier, in positieven zin, niet veel gezegd, in negatieven zin had het lood hem wel degelijk voldoende aanwijzing kunnen geven, dat hij niet was op de plaats, waar hij wezen moest. Vooral nu de afstanden tot Tranekjaer en tot de Vengeance-boei slechts geschat waren, had hij alle verkenningsmiddelen te baat moeten nemen. Zelfs ankeren kwam hier in aanmerking. Ook heeft de betrokkene te weinig aandacht geschonken aan de log. Hij wist niet eens te verklaren, hoe de stand van de log was, toen deze, na de stranding, werd binnengehaald. Hij had moeten denken aan de mogelijkheid — en dienaangaande had de log hem, wat den door het water afgelegden afstand betreft, kunnen inlichten —, dat hij den afstand van 8½ mijl tusschen Vengeance-boei en het lichtschip reeds had afgelegd. Hij is echter te lang doorgevaren zonder de noodige verkenning, tot hij achterlijker dan dwars aan stuurboord het roode schitterlieht van Korsör zag. Toen was het echter te laat. Wat de aan den betrokkene op te leggen straf betreft, wil de Raad op den voorgrond stellen, dat de betrokkene zijn schuld heeft erkend en ten volle inziet te hebben gefaald, in het bijzonder door niet te looden. Hij vaart thans als kapitein op het schip, waarop hij ten tijde van het ongeval stuurman was. De Raad wil voorts in aanmerking nemen, dat de kapitein wel heeft verklaard, dat hij gewaarschuwd moest worden, wanneer het zicht minder werd — aan welke opdracht de stuurman zich niet heeft gehouden —, doch dat het overgeven van de wacht niet met voldoende nauwkeurigheid heeft plaats gehad. Het zonderlinge feit deed zich voor, dat de kapitein bij het overgeven van de wacht er van uitging, dat Tranekjaer gepasseerd was, terwijl de stuurman dit punt op zijn wacht passeerde op een geschatten afstand van 2 mijl. De omstandigheid, dat de betrokkene den kapitein mededeelde daar wel eens meer te hebben gevaren, deed den kapitein besluiten om den stuurman zijn gang te laten gaan, in plaats van de navigatie zelf ter hand te nemen of althans den stuurman nauwkeurige instructies omtrent de te volgen navigatie te verschaffen. Rekening houdende met alle genoemde omstandigheden, meent de Raad thans, hoewel de tekortkomingen van den betrokkene ernstig zijn, nog met het uitspreken van een berisping te kunnen volstaan. Mitsdien: Straft den betrokkene, Albertus Cornelis van der Eijk, destijds stuurman, thans kapitein van het m.s. Cascade, geboren 11 November 1908, wonende te Ede, door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heeren prof. mr. B. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, A. L. Boeser, lid, G. J. Lap, plaatsvervangend lid, G. Mulder, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. II. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 3 November 1939. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1940-03-06: NvhN 09-09-1940: In verboden gebied gevaren, Kapitein van de „CASCADE” staat terecht. Voor den Raad van de Scheepvaart is Vrijdag verschenen de 31-jarige kapitein van het Nederlandsche motorkustvaartuig „Cascade”, groot 203 ton, die zich te verantwoorden had wegens het varen in verboden wateren op aanklacht van den Inspecteur-Generaal voor de Scheepvaart, Hij was er van beschuldigd, zonder speciale vergunning het Schulpengat binnengevaren te zijn. De kapitein verklaarde op 6 Maart j.l. uit Delfzijl naar Harlingen te zijn vertrokken. Hem was medegedeeld, dat hij in het Westgat een patrouillevaartuig zou aantreffen. Toen hij des avonds omstreeks negen uur volgens schatting ten Zuidwesten van het eiland Texel was gekomen, liet hij het anker vallen. Den volgenden ochtend had hij de reis voortgezet in de verwachting, het patrouillevaartuig te ontmoeten. Langs de kust was hij ongeveer een half uur opgestoomd, het Schulpengat in. Een watervliegtuig had het schip daar gesignaleerd. de boodschap, welke het neerliet, heeft het schip echter niet bereikt. De kapitein besloot toen terug te keeren en was toen een patrouillevaartuig tegengekomen. Hierop volgde opbrenging en ondervraging De kapitein moest toegeven, dat hij niet gehandeld had volgens de voorschriften voor de kustvaart door het Schulpengat binnen te varen. Hij had buiten dit verboden gebied het patrouillevaartuig dienen af te wachten. De Raad zal nader uitspraak doen.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Vrijdag 15 en Zaterdag 16 November 1940, no.224. No.146 Uitspraak van den Raad voorde Scheepvaart in zake de klacht van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart tegen Albertus Cornelis van der Eijk, kapitein van het motorschip Cascade, wegens het bevaren van het Schulpengat zonder de daarvoor vereischte bijzondere vergunning. Op 27 Maart 1940 is door den inspecteur-generaal voor de scheepvaart bij den Raad voor de Scheepvaart een klacht ingediend van den volgenden inhoud: „De inspecteur-generaal voor de scheepvaart; verwijzende naar het hierbij gaande proces-verbaal met bijlagen, opgemaakt door kapitein-luitenant ter zee K. M. R. Hendrik Leonard Oudenhoven; overwegende, dat daaruit blijkt, dat Albertus Cornelis van der Eijk, als kapitein van het motorschip Cascade, zonder vergunning krachtens de Algemeene Bekendmaking n°. 3 van den commandant van de Stelling van Den Helder het Schulpengat heeft bevaren, hetgeen in meergenoemde bekendmaking verboden is; overwegende, dat de voorschriften, hoezeer uit militaire overwegingen gemaakt, tevens dienen om de veilige vaart in het genoemde gebied te bevorderen; overwegende, dat daarom het niet opvolgen van de voorschriften gevaar kan opleveren en als een misdraging tegenover de schepelingen moet worden beschouwd; gezien de artikelen 48 en 49 van de Schepenwet; stelt aan den Raad voor de Scheepvaart voor een onderzoek in te stellen en kapitein Albertus Cornelis van der Eijk voornoemd te hooren. Een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 49 der Schepenwet, besliste, dat door den Raad een onderzoek naar de gegrondheid van voorschreven klacht zou worden ingesteld. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 6 September 1940 buiten tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart, die verhinderd was de zitting bij te wonen. De Raad nam kennis van de door den inspecteur-generaal overgelegde stukken en hoorde den aangeklaagde voornoemd buiten eede. De voorzitter zette hem, na voorlezing van de klacht, de beteekenis daarvan uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren, hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit de bescheiden en de verklaring van aangeklaagde is den Raad het volgende gebleken: Het motorschip Cascade is een Nederlandsch kustvaartuig, metende 337,55 bruto-, 167,15 netto-registerton, roepnaam P D J F, van de N. V. Motorschip „Cascade" te Delfzijl. Een op den ambtseed door den kapitein-luitenant ter zee K. M. R. Hendrik Leonard Oudenhoven opgemaakt procesverbaal dd. 7 Maart 1940 houdt zakelijk in, dat hem op dien dag op het Bureau Zeeverkeer van het Commandeinent der Marine te Willemsoord werd gemeld, dat zich een kustvaartuig, dat later bleek te zijn het Nederlandsche motorschip Cascade, in het verboden vaargebied bevond; dat dit vaartuig niet voerde het sein, dat het door het bewakingsvaartuig was onderzocht en vergunning had om binnen te varen, maar de loodsvlag toonde; dat dit bericht later werd bevestigd door den marinekustwachtpost Huisduinen, met vermelding, dat liet vaartuig niet den gebruikelijken koers voorlag; dat later werd gerapporteerd, dat liet vaartuig van koers was veranderd en het Schulpengat weer inkwam, waarop door hem maatregelen zijn getroffen om het vaartuig binnen het verboden gebied door het bewakingsvaartuig te doen aanhouden; dat de Cascade, na door het bewakirigs vaartuig buiten het verboden gebied te zijn gebracht, is onderzocht, van een loods voorzien en toestemming heeft gekregen om op te varen. De verklaring van aangeklaagde komt in hoofdzaak neer op het volgende: Op 6 Maart 1940 vertrok hij des morgens van Delfzijl met bestemming Harlingen. Hij voer langs de Nederlandsche kust en kwam des avonds te 9.15 uur, naar gissing zuidwest van het eiland Texel, op 7 vadem water ten anker. Daar het heiig was, had hij geen enkele verkenning. Den volgenden morgen te 7.15 uur is hij ankerop gegaan om de boei, gemerkt ,,H .G.", op te zoeken en daarna het onderzoekingsvaartuig, dat, naar hij vermoedde, in de nabijheid van de Haaksgronden moest zijn. Genoemde boei, gemerkt ,,H.G.", heeft hij echter niet kunnen vinden. Hij meende te ver om de west te zijn en is zuid gaan koersen. Na ongeveer twintig minuten in dezen koers te hebben gevaren, is hij geleidelijk in gaan sturen, in de veronderstelling, dat hij, te westelijk zijnde, het onderzoekingsvaartuig was voorbijgeloopen. Oost koersende kreeg liij eensklaps ongeveer een streek aan bakboord het licht van Falga in zicht. Daarna draaide hij op in de lichtenlijn Kijkduin- geleidelicht 39° r.w. Een watervliegtuig van de marine vloog over zijn schip. Vervolgens is hij teruggekeerd, totdat hij na ongeveer tien minuten in zuidelijke richting een marinevaartuig zag, waarop hij aanhield. Aan boord van dat schip beduidde men hem, dat hij moest volgen. Na eenigen tijd kwam een officier aan boord van de Cascade, die hem order gaf ter plaatse op een loods te wachten. Des middags te 2.30 uur kwam een loods aan boord, onder wiens aanwijzing het Schulpengat is ingevaren. Ter reede van Nieuwediep aangekomen, werd hij naar het Bureau Zeeverkeer geleid. Aangeklaagde erkende te weten, dat het Schulpengat verboden terrein was. Hij voerde nog aan, dat hij zoo spoedig mogelijk naar binnen wilde, omdat hij zijn motor niet vertrouwde. Een ter zitting van den Raad overgelegde Algemeene Bekendmaking n°. 3 van den commandant van de Stelling van Den Helder dd. 5 Februari 1940 houdt zakelijk in, dat de commandant, gelet op het Koninklijk besluit van 5 December 1932 (Staatsblad n°. 580), het Koninklijk besluit van 1 November 1939 (Staatsblad n°. 189) en het Koninklijk besluit van 17 Januari 1940 ( Staatsblad n°. 180), in verband met de wet van 23 Mei 1899 ( Staatsblad n°. 128), o. m. heeft verordend: dat het Zeegat van Texel, zooals daarin nader omschreven, verboden vaargebied is en dit niet mag worden ingevaren met een vaartuig, behoudens met schriftelijke vergunning, afgegeven door de aangewezen autoriteit, welke vergunning betreffende voormeld verboden gebied slechts kan worden verleend ten aanzien van het Schulpengat. De Raad is van oordeel, dat de klacht gegrond is. Bijzondere omstandigheden, die den aangeklaagde verontschuldigen, zijn door hem niet aangevoerd. Als zoodanig kan zeker niet gelden de omstandigheid, dat de aangeklaagde den motor niet goed vertrouwde. Hij had kunnen en moeten begrijpen, dat hij, alvorens het Schulpengat binnen te varen, had moeten wachten tot een onderzoekingsvaartuig bij zijn schip was gekomen. Toen hij Falga zag, wist hij, waar hij zich bevond. Hij is toen echter, in strijd met het hem bekende verbod, in plaats van te wachten, het Schulpengat binnengevaren. Na te noemen straf van schorsing acht de Raad hier geboden. Mitsdien: straft den aangeklaagde, Albertus Cornelis van der Eijk, geboren 11 November 1908, wonende te Vaassen, door hem de bevoegdheid te ontnemen om als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet, voor den tijd van veeitien dagen. Aldus gedaan door de heeren prof. nir. li. M. Taverne, eersteplaatsvervangend-voorzitter, A. L. Boeser en J. N. Egmond, leden, (i. Mulder, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's liaads secretaris nir. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door voornoemden voorzitter ter openbare zitting van den Raad van 5 November 1940. (get.) B. M. Taverne, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1940-05-00: Was onder Duits toezicht. Op 4 oktober 1941 in Delfzijl door de Duitsers in beslag genomen en in 1942 bij Scheepswerf Sietas in Hamburg verbouwd tot Schweren-Artillerie-Träger en in dienst als 'S.A.T. 11.' voor 12. Lehr-Flottille, later 3. AT-Flottille. Op 25 Augustus 1944 in de Gironde tot zinken gebracht. 14 Juni 1945 geborgen door een Britse firma en naar Scheepswerf Bröerken gesleept voor reparatie. 24 November 1945 voor de eigenaar weer in de vaart.
- 07.04.1941 Gemäß Fahrzeugliste KMD Rotterdam vom OKM als für Umbau zum SAT mit zwei 10,5-cm Geschützen brauchbar an KMD Wilhelmshaven gemeldet.[4]- 25.09.1941 erfaßt.[4] - 20.05.1943 SAT CASCADE bei der 1. Gruppe der 12. Landungsflottille gemeldet.[2] - 20.08.1943 bei der 12. Landungsflottille.[4] - 16.11.1944 SAT Cascade und AF 22 mit Heerestruppen Küstenerkundung bis Höhe Sventoje. Flugzeugangriffe mit Bomben mit Verzögerung. Dadurch Minenwirkung mit schweren Erschütterungen und Leckagen. Maschinenausfall. Geringe Personalausfälle. AF 22 langsam vollgelaufen und trotz Bergungsschlepperhilfe gesunken.[3] - 01.12.1944 SAT CASCADE bei der 6. Gruppe (Artillerieträgergruppe) der 24. Landungsflottille gemeldet. Gruppe ist z.Zt. der 3. Vp.-Flottille zugeteilt.[2] - 01.12.1944 SAT "Caskade" durch Luftangriff in Libau schwer beschädigt.[1] - 01.01.1945 an die 3. Artillerieträgerflottille übergeben.[4] [1] KTB MOK Ostsee [2] Kugler: Chronik der amphibischen Verbände[3] KTB MOK Ostsee [4] Archiv Theodor Dorgeist [5] Verlustliste C. Boie [6] Bron: Historisches MarineArchiv, Duitsland
1947-12-19: De Heerenveensche koerier 19-12-1947: Aanvaring van Nederlands met Noors schip. Het Nederlandse motorschip „Cascade" is Woensdagavond in de haven van Londen in aanvaring gekomen met het Noorse stoomschip „Vingnes". Beide schepen liepen lichte schade op.
1950-10-16: NvhN 16-10-1950: m.s. Uni E stak Atlantische Oceaan over. Bij de rederij Kunstvaart-Unie N.V. te Groningen is van de kapitein van het 360 b.r.t. metende motorkustvaartuig „Uni-E" telegrafisch bericht binnengekomen dat het schip behouden in New- Orleans (V.S.) is gearriveerd. De Uni-E is voor de tijd van één jaar in bareboat-charter verhuurd aan een Amerikaanse rederij in New-Orleans en bestemd voor de geregelde vaart van New- Orleans,op Cuba. Het schip, dat voorzien is van een geheel Groninger bemanning, legde de afstand Groningen—New-Orleans (ruim 9000 km) in vier weken af, zonder een enkele haven aan te doen. De Uni-E is de tweede Groninger coaster, die in New-Orleans gestationneerd wordt. Het m.s. Cascade van dokter A. L Oosterhuis uit Delfzijl is n.l. ook in bareboat-charter verhuurd aan dezelfde Amerikaanse rederij en vaart momenteel, ook met een geheel Groninger bemanning, van New Orleans op Honduras.
1954-07-13: Tijdens een reis van Odense naar Sornas in ballast aan de grond gelopen bij Nayssaar. Vlot gekomen en na inspectie kon ze haar reis vervolgen.
Bijvoegsel van de Nederlandse Staatscourant van Maandag 24 Januari 1955, no.16. No.15 Uitspraak zake het aan de grond lopen van het motorschip „Cascade" op het eiland Naissaar in de Finse Golf. Betrokkene: de kapitein L. Meertens. Op 13 Juli 1954 is het motorschip „Cascade" op de reis van Odense naar Helsinki op het eiland Naissaar in de Finse Golf aan de grond gelopen. In overeenstemming met het voorstel van de inspecteur-generaal voor de scheepvaart besliste een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld in artikel 29 der Schepenwet, dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van dit aan de grond lopen en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of niet het ongeval mede is te wijten aan de schuld van de kapitein van de „Cascade", L. Meertens, wonende te Schiedam. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 23 December 1954, in tegenwoordigheid van de inspecteur voor de scheepvaart J. Metz. De Raad nam kennis van de stukken van het voorlopig onderzoek der Scheepvaartinspectie, waarbij processen-verbaal van de verhoren van de kapitein en de stuurman van de „Cascade", zomede van het scheepsdagboek en de Engelse kaart no. 2191 — Gulf of Finland —, benevens een brief van N.V. Observator, te Rotterdam, en enige deviatiekaartjes. Betrokkene, behoorlijk aan het door hem te dezer zake gekozen domicilie gedagvaard, heeft bericht niet te kunnen verschijnen en verzocht de zaak buiten zijn tegenwoordigheid te behandelen. Tegen hem is verstek verleend. Uit de bescheiden is de Raad het volgende gebleken: Het motorschip „Cascade" is een Nederlands schip, toebehorende aan N.V. Motorschip „Cascade", te Delfzijl. Het meet 341 bruto-registerton en wordt voortbewogen door een 220 pk motor. Op 9 Juli 1954, te 17.05 uur, vertrok de „Cascade" in ballast van Odense naar Helsinki. De diepgang was vóór 3', achter 8'. De bemanning bestond, inclusief de kapitein, uit 9 personen. Op 11 Juli 1954, te 8.40 uur, werd Kalmar gepasseerd. Op 12 Juli 1954, te 11.37 uur, peilde de kapitein de toren van Bogskar 320° r.w. en schatte de afstand op 1 mijl. De kapitein had die dag de wacht van 12 tot 18 uur. Het was toen mistig, de wind was O.N.O. 4/5. De vaart was geregeld naar omstandigheden; men gaf mistseinen. Te 15.35 uur peilde de kapitein met de richtingzoeker Uto 349°. Door peiling met verzeiling nam hij als afstand 16 mijl aan; de log wees 19 aan. Men stuurde toen 85° op het stuurkompas, 82° op het standaardkompas, 84° r.w. Te 18.30 uur loodde men met het zwaarlood 27 vaam, te 18.40 28 vaam en te 19 uur 31 vaam. De kapitein verliet toen de brug; de stuurman had de wacht reeds te 18 uur overgenomen. Het was toen goed weer, een weinig heiig. Bij het wacht overgeven werden de kompassen vergeleken; deze vertoonden geen fouten. Het schip stuurde goed. Te 21.25 uur peilde de stuurman bij logaanwijzing 64 Lille Tarnskar 11° r.w. Te 23.14 uur peilde hij bij logaanwijzing 74 dit licht 317° r.w. Uit peiling met verzeiling bleek op dit laatste moment de afstand ongeveer 10 ½ mijl te zijn. De vaart van het schip was 8 mijl; er liep geen stroom. Men peilde steeds op het standaardkompas. De roerganger stuurde in graden en werd geregeld door de stuurman gecontroleerd. Op 13 Juli 1954, te 0 uur, kwam de kapitein weer op wacht. Het was toen heiig; de kapitein heeft Lille Tarnskar niet meer gezien; er waren ook verder geen lichten te zien. De kompassen en gestuurde koers werden weer gecontroleerd. Te 0.35 uur liep het schip in een mistbank; de vaart werd geminderd en mistseinen werden gegeven. Te 2.30 uur peilde de kapitein per richtingzoeker Pakri Neem 197° r.w.; de logstand was toen 1. Te 3 uur peilde hij dit baken 216° r.w.; de log wees toen 3 aan. De wind was variabel, kracht 2. Te 3.40 uur liep het schip met een harde stoot aan de grond; de schroef werd direct gestopt. Door rondloden werd vastgesteld, dat het schip vastzat op stenen, aan s.b.-vooruit en aan b.b.-achter. S.b.-vulling maakte achter water; overigens kon men geen lekkage vaststellen. Het water, dat in de vulling liep, kon met pompen worden bijgehouden. Door peilingen met de richtingzoeker werd vastgesteld, dat het schip aan de grond gelopen was op de N.W.-hoek van het eiland Naissaar; de log wees op het moment van vastlopen 9 aan. Door middel van een uitgebracht anker en achteruitslaan slaagde men er in de „Cascade" te 7.05 uur vlot te brengen. Hierna voer men nog enige tijd zeer langzaam achteruit en vervolgens werd 357° gestuurd. Te 13.45 uur werd Helsinki-v.s. dichtbij aan bakboord gepasseerd en te 17.45 uur werd te Helsinki gemeerd. Hier werd door een klasse-expert een onderzoek ingesteld. Een stuik en enige nagels moesten worden opgelast; hierna werd toegestaan naar Rotterdam te gaan. Op 12 Augustus 1954 is de „Cascade" daar drooggezet; toen bleek, dat de bodem ernstig was beschadigd. Daar de kapitein het stuurkompas niet vertrouwde, heeft hij dit te Helsinki laten onderzoeken. Hier is dit afgekeurd, daar de ketel ijzer zou bevatten. De kompassen waren het laatst op 3 Juli 1954 te Rotterdam gecompenseerd. Het schip had vóór deze datum 6 maanden op de werf gelegen. N.V. Observator meldde, dat bij terugkomst van de „Cascade" uit Finland de aldaar geplaatste roos moest worden vervangen, daar de verf daarvan losliet. Toen bleek, dat de saphiersteen in de drijver, waarop de pen moet draaien, scheef in de kamer was gemonteerd. Deze steen kan niet door een schok in een scheve positie worden gebracht. Bij de compensatie op 3 Juli stond de steen recht. De inspecteur voor de scheepvaart voerde aan, dat de „Cascade" op 13 Juli 1954 varende was in de Finse Golf. Het zicht was niet al te best. Te 3.40 uur is het schip aan de grond gelopen op Naissaar. Op de vorige wacht had de stuurman nog peilingen gehad van Lille Tarnskar. De koers, 80° r.w., liep vrij van de banken en was zodanig, dat men verwachtte Tallinn-v.s. aan stuurboord te krijgen. Als de vaart 8 mijl is geweest, zou men te 23.14 uur iets zuidelijker hebben gestaan, doch dit was van weinig belang. De kapitein is 13 Juli 1954, te 0 uur, op wacht gekomen. Hij controleerde de gis en de koers en bleef in de oude koers doorvaren. Te 2.30 uur peilde hij met de richtingzoeker Pakri Neem en te 3 uur weer. Door deze twee peilingslijnen met elkaar te combineren, krijgt men een bestek, dat veel zuidelijker is dan de gis. De koers liep van dit bestek recht op Naissaar aan. Blijkbaar heeft de kapitein deze peilingen gewantrouwd; hij bleef in dezelfde koers doorlopen. Te 3.40 uur liep de „Cascade" op een steen bij Naissaar. De kapitein heeft de hem ter beschikking staande navigatiemiddelen wel gebruikt, maar toen deze niet klopten met de gis, gebruikte hij ze niet. Later bleek het stuurkompas niet juist te zijn. Te Helsinki heeft men een nieuwe roos gekregen; deze nieuwe roos bleek later niet goed te zijn. Dit heeft evenwel geen invloed gehad op de stranding. Tot enige uren vóór het vastlopen heeft het kompas goed aangewezen. Hoe is het dan mogelijk, dat het schip in 3 uur ongeveer 15 mijl om de zuid is verzet? De inspecteur is van mening, dat het bestek op de E.W. niet juist is geweest. Het is in strijd met de vereiste voorzichtigheid, dat de kapitein na 3 uur in de oude koers doorliep en niet in een noordelijke koers van de kust is weggelopen. De kapitein heeft daardoor schuld aan de stranding van zijn schip. De inspecteur stelt de Raad voor kapitein L. Meertens te straffen door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van twee maanden. Het oordeel van de Raad luidt als volgt: Het motorschip „Cascade" is op 13 Juli 1954 in de Finse Golf gestrand op Naissaar ten gevolge van een ernstige fout in de navigatie van de kapitein. Het blijkt, dat op de „Cascade" aanvankelijk niet zorgeloos is gevaren. De kompassen werden bij het overgeven van de wacht gecontroleerd; toen het slecht zicht werd, is met voorzichtigheid gevaren. Om de gis te verbeteren, heeft de kapitein op zijn wacht peilingen genomen met de richtingzoeker. Uit de peilingen van Pakri Neem, genomen te 2.30 en te 3 uur, heeft de kapitein door peiling met verzeiling een bestek samengesteld. Hij heeft daarbij als vaart 8 mijl per uur aangenomen. Dit bestek lag zeker 15 mijl bezuiden de gisplaats. Indien hij de verzeiling volgens de log, slechts 2 mijl, zou hebben toegepast, zou het resultaat nog verder om de zuid hebben gegeven. Hoewel het begrijpelijk is, dat de kapitein deze grote verzetting niet kon verklaren, had hij deze aanwijzing toch niet in de wind mogen slaan. Hij deed dit echter wel en bleef in de oude koers doorvaren, hoewel deze. indien het bestek van 3 uur juist zou zijn, recht op Naissaar aanliep. Betrokkene had om de noord moeten gaan sturen en trachten een peiling van Tallinn-v.s. te krijgen. Het is niet vast komen te staan, waardoor de „Cascade" zo ver om de zuid is verzet. De Raad neemt niet aan, dat het stuurkompas plotseling fout is gaan aanwijzen, nadat het steeds goed was gebleken. Misschien was het bestek te 23.14 uur niet juist en ook is mogelijk, dat de roerganger verkeerd heeft gestuurd. Het was een ernstige fout van de kapitein, dat hij in het geheel geen rekening hield met het te 3 uur verkregen bestek. Hij is daardoor medeschuldig aan het vastlopen van zijn schip en de Raad straft vermits kapitein Lukas Meertens, geboren 10 Augustus 1920, wonende te Schiedam, door hem de bevoegdheid om als kapitein te varen op zeeschepen te ontnemen voor de tijd van twee maanden. Aldus gedaan door de heren mr. A. Dirkzwager, voorzitter, C. H. Brouwer, H. A. Broere en L. Meulman, leden, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris, mr. A. Boosman, en uitgesproken door voornoemde voorzitter ter openbare zitting van de Raad van 23 December 1954. (Get.) A. Dirkzwager, A. Boosman.
1961-01-27: Delfzijlse coaster dreef rond met een defecte motor. 27-01-1961. Delfzijl: Deze week heeft het Delfzijlse motorschip CASCADE eigendom van de oud-Delfzijlster dokter A.L. Oosterhuis om hulp verzocht toen het met een defecte motor in zeer slecht weer ter hoogte van Zuid-Ierland ronddreef. Het schip was onderweg met een lading cement van Hull naar Dublin. Het stormachtige weer bemoeilijkte echter te hulp komende sleepboot het schip op te zoeken. De reddingstations langs de Ierse kust werden eveneens gewaarschuwd om in geval van nood dienst te kunnen verlenen. Gelukkig bleek dit niet nodig te zijn, daar de ruim 400 ton metende Cascade in de nacht van Woensdag op Donderdag door twee Britse sleepboten is opgepikt, waarna men koers heeft gezet naar de Ierse havenplaats Cork. Daar worden de nodige reparaties uitgevoerd.
NvhN 25-01-1961: Bij Ierland Delfzijlster coaster op drift. Het 341 ton metende Delfzijlster kustvaartuig CASCADE seinde gisteravond om hulp omdat het met motorschade in een storm van windkracht negen, ongeveer 100 mijl ten westen van het eiland Lundy bij de lerse zuidkust op drift was geraakt. Volgens de laatst ontvangen berichten was van een noodtoestand geen sprake, hoewel de kapitein vanmiddag meldde, dat er geen enkel schip in zicht was en dat de Cascade door zware zeeën gebeukt werd. Aan de zuid- en zuidoostkust van Ierland zijn de reddingsstations in staat van paraatheid gebracht, om zo nodig onmiddellijk hulp te kunnen bieden. De kapitein van de Britse sleepboot Neylandia meldde dat hij de laatst bekende positie van de Cascade had bereikt, maar dat hij het schip niet heeft gezien. De Cascade is eigendom van dr. A. L. Oosterhuis uit Dublin. De makelaar is de N.V. Gruno te Amsterdam. Het schip is met een lading cement in zakken onderweg van Huil naar Dublin. Gezagvoerder van het Delfzijlster schip is de 32-jarige J. Mink. Naar hij via de radio bekend maakte, zou hij met de andere acht bemanningsleden trachten te voorkomen dat de Cascade oploefde. Vanmorgen was het zicht minder dan 3 km, met lichte regen.
De Telegraaf 27-01-161: „CASCADE” nu in veilige haven. De „Cascade”, de Nederlandse kuster, die 59 uur lang hulpeloos op de razende lerse Zee ronddreef en een dag en een nacht lang zoek was, werd donderdag veilig de haven van Cork binnengesleept. De acht bemanningsleden keken opgelucht naar de wal en de 32-jarige kapitein Johannes Mink vertelde wat zij hadden doorgemaakt, voor zij door een RAF vliegtuig werden ontdekt en gered door twee sleepboten, die hen aanvankelijk niet hadden kunnen vinden. Het begon dinsdagmiddag, toen de krukas van onze machine het begaf. Gedurende die 59 uur dreven we stuurloos rond en de storm dreef ons naar de lerse kust. Toen de sleepboten eindelijk bij ons waren, duurde het nog 1½ uur voor we de sleepkabel over hadden en we eindelijk koers naar Cork konden zetten.
Het Vrije Volk 25-01-1961: Coaster raakt op drift bij Ierland in zware storm. (Van een onzer verslaggevers) In een vliegende zuidoosterstorm ten zuiden van lerland is gisteren het Nederlandse kustvaartuig Cascade (341 ton) met acht opvarenden op drift geraakt. Het schip dreef vanmorgen bij afnemende storm op ongeveer zeventig mijl van de Smalls, nadat het een dag lang een prooi was geweest van metershoge golven. Hoewel verschillende schepen de Cascade, die een defecte machine heeft, te hulp zijn gesneld, heeft men de coaster nog niet kunnen vinden. De sleepboot Neylandia, die nog slechts enkele ogenblikken radiocontact met het schip heeft gehad, wist ook vanmorgen nog niet waar de Cascade zich precies bevond. Dat wist kapitein Jan Mink (32) uit Purmerend zelf ook niet. Bovendien heerste er vannacht een Egyptische duisternis. 'We hebben twee rode lichten gehesen. Het weer is zeer slecht', liet de kapitein weten. Vannacht wachtte hij al op het verlossende ogenblik, waarop hij en zijn zeven bemanningsleden zouden worden opgepikt. Hij hoopte maar dat het weer zou opklaren, maar de wind blééf — met windkracht 9 — gieren. Overigens was hij niet pessimistisch gestemd. De opvarenden maken het allen wel. De sleepboot Neylandia uit Milford Haven in Wales heeft vannacht ook al een verbeten strijd tegen de elementen geleverd. Zó hoog was de zee, dat deze trotse - sleper zijn pogingen om de Cascade te vinden, tijdelijk moest staken. Vanmorgen ging de Neylandia weer, op zoek, maar de radioverbinding was nog zo slecht, dat de sleepboot de coaster ook toen niet kon opsporen. Gealarmeerd; Alle reddingsstations aan de zuiden zuidoostkust van lerland waren gealarmeerd. Maar de reddingsboten konden niet uitvaren omdat zij niet wisten waar zij in het pikkedonker moesten zoeken. Ook een korvet van de Ierse marine had opdracht gekregen uit te zien naar het schip in nood. Toch zou een andere sleper het vannacht nog eens proberen. Inmiddels herhaalde de kapitein zijn noodberichten: 'Geen schip te zien, Wij worden gebeukt door hoge golven. Bij het aanbreken van de dag zou het zoeken naar het spoorloze schip worden voortgezet, ook door sleepboten uit Wexford op de zuidwestelijke punt van lerland. Misschien dat de radar, die sommige slepers aan boord hebben, uitkomst kan brengen. De Cascade, een dertien jaar oud schip, eigendom van de vroegere Nederlandse arts dr. A. L. Oosterhuis uit Delfzijl, die nu in Dublin woont, was met een lading cement in zakken op weg van Hull naar Dublin. De makelaar is de N.V. Scheepvaartkantoor Gruno in Amsterdam.
Friese koerier 25-01-1961: De Cascade (350 ton) uit Delfzijl. Kustvaarder op drift ten zuiden van lerland. Dublin (Rtr.-ANP) - Het 350 ton metende kustvaartuig „Cascade" uit Delfzijl heeft om hulp verzocht omdat het met een defecte machine in een storm ten zuiden van lerland op drift is geraakt en zeer snel afdreef. De kapitein van de Britse sleepboot „Neylandia" heeft dinsdagavond geseind dat hij de laatst bekende positie van de „Cascade" heeft bereikt maar dat hij het schip niet heeft gezien. De hoge zeegang had hem genoopt bij te draaien. Reddingstations aan de zuid- en zuidoostkust van lerland zijn in staat van paraatheid gebracht om zo nodig dadelijk een reddingboot te kunnen uitzenden om hulp te bieden. (ANP) — Uit Delfzijl is vernomen dat de „Cascade" (350 ton draagvermogen) honderd mijl ten westen van het eiland Lundy stuurloos ronddrijft in een storm met windkracht negen. Het kustvaartuig heeft motorschade opgelopen. De „Cascade", eigendom van dr. A. L. Oosterhuis uit Dublin, was met een lading cement in zakken onderweg van Hull naar Dublin. Omstreeks middernacht zou een tweede sleper ter assistentie uitvaren. Nog geen verbinding. De gezagvoerder van de „Cascade" is kapitein Mink. De makelaar van de kustvaarder, N.V. Scheepvaartbedrijf Gruno uit Amsterdam, tracht contact te krijgen met het schip. De verbinding is echter erg slecht. Het juiste aantal bemanningsleden aan boord is niet bekend. Volgens de laatste berichten is van een noodtoestand geen sprake, hoewel het danig spookt ten zuiden van Ierland.
In een radioboodschap heeft de 32--jarige kapitein J. Mink laten weten, dat hij met de andere acht leden van de bemanning probeert te voorkomen, dat de Cascade oploeft. Toen kapitein Mink zijn boodschap verzond, had de sleepboot „Neylandia" de Cascade nog niet gevonden.
1962-09-06: Gestrand op de OM Staal Ground in de Grote Belt tijdens de reis van Northwich naar Naestved en daarbij ernstige schade opgelopen.
NvhN 03-03-1964: Raad voor de Scheepvaart. Kapitein uit Roden maakte beleidsfout. De Raad voor de Scheepvaart strafte de 35-jarige kapitein J. Sneijders uit Roden door hem de bevoegdheid om als kapitein op zeeschepen te varen voor de tijd van twee maanden te ontnemen. Naar het oordeel van de Raad heeft de kapitein schuld aan de stranding van het ms Cascade op 6 september 1962 in de Grote Belt op de reis van Northwich naar Naestved. Het schip kon, toen het vlot kwam, de reis voortzetten. Nadat het te Vlaardingen werd drooggelegd bleek, dat het niet alleen zware bodemschade had over de gehele lengte, maar dat ook schroef, roer en koppeling waren beschadigd. Kapitein S. heeft, aldus de Raad, een ernstige beleidsfout gemaakt, welke fatale gevolgen had kunnen hebben. De stuurman gaat geheel vrijuit.
1963-09-26: NvhN 26-09-1963: Coaster Cascade gestrand en weer vlot. Het Nederlandse niotorschip Cascade is vannacht aan de grond gelopen op de pier van Sponish, 600 meter uit de kust van Loch Maddy, in de Hebriden. Vandaag is het schip weer vlot getrokken. De 341 ton metende coaster vaart voor Amsterdam.
De Waarheid 26-09-1963: Kustvaarder gestrand. Het Nederlandse motorschip Cascade, dat 341 ton meet en vaart voor NV Scheepvaartbedrijf Gruno te Delfzijl, is in de nacht van woensdag op donderdag op de kust van Loch Maddy, in de Hebriden, gestrand. In het gebied woedde een storm. De reddingboot van Loch Maddy is uitgevaren. Om circa zes uur werd gemeld, dat de Cascade vastzit op de strekdam van Sponish, op ongeveer zeshonderd meter uit de kust. Er was op dat moment geen gevaar aanwezig.
Het Vrije Volk 26-09-1963: Coaster vlot na stranding bij Hebriden. (Van een onzer verslaggevers) . De Nederlandse coaster Cascade (341 brt.) die vannacht in de wateren van de Hebriden op de kust van Loch Maddy was gestrand, is vanmiddag weer vlot getrokken. De bemanning zond kort na middernacht een noodsein uit, waaruit bleek dat het schip op drift was geraakt. Later kwam de melding, dat de Cascade hoog en droog op de strekdam van Sponish was gelopen. De stranding gebeurde bij zwaar stormweer. Over de juiste toedracht bestond vanmorgen nog geen zekerheid, maar men neemt aan dat het schip van zijn ankers was geslagen. De kapitein is niet aan boord. Hij is ziek in het ziekenhuis van Loch Maddy opgenomen. Een reddingsboot lag vanmorgen langszij het schip. In de loop van de dag zou een sleepboot een poging doen het vlot te trekken. Volgens de laatste berichten loopt de bemanning geen gevaar. De Cascade, die vrijdag van de Hebriden had moeten vertrekken, vaart voor het Delfzijlse scheepvaartbedrijf Gruno.
1969-02-28: Final Fate:
Het Vrije Volk 28-02-1969: Kustvaarder de Noordzee op voor sportvissers. Rotterdam (ANP) De kustvaarder Cascade (400. ton) is bij de werf Figee in Vlaardingen verbouwd voor de sportvisserij buitengaats. Per dagreis kunnen 45 sportvissers met de Cascade de Noordzee op. De afvaarten zullen plaatsvinden vanuit de Wilhelminahaven in Vlaardingen. Het schip is eigendom van de Rotterdammer P. A. van Eekelen, directeur van een technisch handelsbureau.
Het Vrije Volk 07-03-1969: Sportvissers nu met Cascade een kant méér uit. (Van een onzer verslaggevers) De sportvisser die van zijn hengelvertier aan de zeekant wat meer verwacht dan een paar natte voeten op de pier of een dagje lui drijven op een van de Zeeuwse stromen, kan met ingang van deze week weer een kant méér uit. Het antwoord op alle verlangens naar ruwe zeeën, onbegrensde verten en titanengevechten met het grotere formaat waterbewoners ligt gereed in Vlaardingen.
Het is de 400 ton metende coaster Cascade, die speciaal voor dit soort hengelgenoegens is verbouwd, na andere trouwe diensten in lers bezit te hebben bewezen. Een rederijcombinatie van dezelfde naam organiseert visitochten op de Noordzee voor de schappelijke prijs van twee tientjes. Gisteren was het zover. Een van maartse doldriestheld stekend zonnetje spatte liohtplekken in 't water voor de boeg van de coaster, die met zon 20 man aan boord voor de eerste keer de Kon. Wilhelminahaven in Vlaardingen verliet. Aan dek het vistuig, stevig genoeg voor zelfs de gulzigste gul; binnen, in het centraal verwarmde dekhuis, de hengelaars, zich warmend aan de eerste kop koffie van die dag.
De Noordzee ontving de eerste gasten van de rederij combinatie Cascade met een vriendelijke deining, nauwelijks deinend genoeg om snel verstoorde magen in opstand te kunnen brengen. Onder deze schitterende omstandigheden ging het tuig te water. En, terwijl de stovende zon de visserswangen met een onmaarts tintje verfde, het zachte wiegelen van het schip en het kabbelen van de golfjes tot een dut aan dek noodden, werd er zegge en schrijve één kabeljauw gevangen. Want hoe goed uitgerust zon vissersschip ook mag zijn, hoe deskundig ook de volleerde hengelbroeders met aas en tuig te keer gaan, de vis moet nog willen bijten ook. Voor de hartstochtelijke sportvisser een teleurstellende dag, zon vispartij op volle zee met een aan geestdrift evenredig hengelresultaat. Maar het flesje drank voor 's avonds thuis en de al even accijnsvrije sigaretten vergoedden veel van die sof. En zo zullen het in de toekomst nog velen ervaren, want de rederijcombinatie, waarin de Vlaardingse werf Figee deelneemt, heeft in het recente verleden een grote behoefte aan deze vorm van sportvisserij gepeild. De coaster Cascade, geriefelijk ingericht om zo'n 45 sportvissers een maximum aan comfort te bieden, het gastvrije kombuis met zijn „zilte" happen en de vijfkoppige bemanning zijn ervoor gereed.
1969-03-00: Verkocht aan Vissen Buitengaats, Rederijcombinatie 'Cascade', Vlaardingen en bij Werf Figee verbouwd voor sportvisserij. Op 30-07-1969, als CASCADE, zijnde een stalen (coaster) motorschip voor de sportvisserij, metende 914.78 m3 bruto inhoud volgens zeemeetbrief afgegeven te 's Gravenhage no. 14986 d.d. 05-02-1969, liggende te Vlaardingen, door J. Kappelhof, ambtenaar bij de Scheepsmetingsdienst te Rotterdam, voorzien van een nieuw brandmerk door het inbeitelen van 4265 Z GRON 1969 op het achterschip aan S.B. zijde in achterwand dekhuis, 3.10 M. uit hekplaat, 0.57 M. uit lengteas en 1.60 M. uit dek. Opm.: Bij onderzoek zijn geen merken van teboekstelling ten hypotheekkantore of sporen daarvan aangetroffen. Op 3 juli 1970 verkocht aan Pieter van der Vlies, Zierikzee voor trips vanuit Burghsluis, later Vlissingen. Op 29 april 1976 eigendom van Katharine van der Vlies, schoonheidsspecialiste te Zierikzee. Op 31 januari 1978 verkocht aan Vincent Maria Wouters, jachthavenexploitant te Harlingen. Op 21 januari 181 verkocht aan Jan Aris, recreatieondernemer, Sint Maarten. Op 30 september 1981 verkocht aan Compania Suplidora y de Nevegacion S.A., Panama. Arriveerde 17 oktober 1981 op sleeptouw in Plymouth na machineschade op weg van Den Helder naar Lissabon. In 1983 verkocht aan Kitson Vickers Ltd, vertrokken uit Plymouth op 4 juni voor Exmouth en opgelegd.
1984-03-19: Verkocht aan P. Goodliffe, Exmouth. Begonnen met sloop door Sea Mill Salvage. Noot: Het verwijderde hout uit het ruim is weer gebruikt in de Engelse kustvaart “ CARRICK”
1954-475 BRT ex. Ned.”EDDYSTONE’.

Afbeeldingen


Omschrijving: CASCADE
Collectie: Grootenboer, Ton
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Werf

Omschrijving: CASCADE 23 juli 1937
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Unknown
Onderwerp: Proefvaart

Omschrijving: CASCADE Vlissingen februari 1947.
Collectie: Lindenborn, Marien
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: CASCADE
Collectie: -
Vervaardiger: Onbekend *
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: CASCADE
Collectie: -
Vervaardiger: Howell, Chris
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: CASCADE
Collectie: Bolhuis, R.J. van (Riemer)
Vervaardiger: Anderiesse, Jan H.

Omschrijving: CASCADE
Collectie: Bolhuis, R.J. van (Riemer)
Vervaardiger: Otten, J. M. (Jean)

Omschrijving: CASCADE
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Real Photographs

Omschrijving: CASCADE Capetown during longtime charter. (1954-1959)
Collectie: Scholten, B.W. (Ben)
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: CASCADE during demolition on 04-1983 at Exmouth, Bight off Exmouth. (Alongside is the barge "Seamill", 176 Brt build at Faversham in 1943.
Collectie: Scholten, B.W. (Ben)
Vervaardiger: Unknown