Inloggen
CABO - ID 1186


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1931
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
Nat. Official Number: 1439 Z GRON 1931
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Motor Vessel
Type: General Cargo schip
Type Dek: Flush deck
Masten: One mast
Rig: 2 derricks
Material Hull: Steel
Dekken: 1
Construction Data

Scheepsbouwer: Scheepswerf 'Gideon' J. Koster Hzn., Groningen, Groningen, Netherlands
Werfnummer: 130
Launch Date: 1931-01-00
Delivery Date: 1931-02-19
Technical Data

Engine Manufacturer: N.V. Machinefabriek 'Bolnes' v/h J.H. van Cappellen, Bolnes, Zuid-Holland, Netherlands
Motor Type: Motor, Oil, 2-stroke single-acting
Number of Cylinders: 2
Power: 110
Power Unit: BHP (APK, RPK)
Eng. additional info: Bolnes Type (270x360)
Speed in knots: 8
Number of screws: 1
 
Gross Tonnage: 155.00 Gross tonnage
Net Tonnage: 76.00 Net tonnage
Deadweight: 200.00 tons deadweight (1016 kg)
Grain: 8000 Cubic Feet
 
Length 2: 30.46 Meters Registered
Beam: 5.79 Meters Breadth, moulded
Depth: 2.33 Meters Depth, moulded
Ship History Data

Date/Name Ship 1931-02-19 CABO
Manager: International Shipbrokers Ltd., London, Great Britain
Eigenaar: Bouwe Pronk, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: NHMW
Additional info: 1934 callsign PDIE

Date/Name Ship 1939-00-00 CABO
Manager: Carebeka N.V., Groningen, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Bouwe Pronk, Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands
Callsign: PDIE

Date/Name Ship 1942-08-01 ZALMHAVEN
Manager: N.V. Gebr. van Uden's Scheepvaart- en Agentuur Maatschappij, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: V.o.F. Europeesche Kustvaart, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: PIWB
Additional info: HFl. 81.602,--

Ship Events Data

1931-02-12: Als CABO, zijnde een motorzeevrachtschip, groot 155.05 reg ton. liggende te Groningen, door J. Gerrits, scheepsmeter te Groningen, ten verzoeke van Bouwe Pronk, schipper te Groningen, van haar brandmerk voorzien door het inbeitelen van 1439 Z GRON 1931 op het achterschip op stuurboordzijde van de lichtkap motorkamer.
1931-02-20: NvhN 20-02-1931: Heden vond op de Eems de uitstekend geslaagde proefvaart plaats met het door de Scheepswerf „Gideon" van J. Koster Hzn. te Groningen gebouwde motorzeevrachtschip „CABO". Het schip, dat afmetingen heeft van 32 bij 5,75 bij 2.50 M-, is voor rekening van kapt. B. Pronk te Groningen gebouwd onder speciaal toezicht Bureau Veritas klasse kleine kustvaart met uitbreiding tot de geheele Noord- en Oostzee en Engelsch Kanaal. Het deadweight bedraagt 210 ton. De voortstuwing geschiedt door middel van een 110 p.k. Bolnes motor. Bij de mast is een motorlaadlier opgesteld, geschikt voor het heffen van lasten van 2 ton. De verblijven zijn uiterst geriefelijk en modern ingericht. Na afloop van de proefvaart werd het schip zeer tot tevredenheid door den kapitein overgenomen.
1931-09-15: Algemeen Handelsblad 16-09-1931: Op het Nederlandsche motorschip „Cabo", met een lading dakpannen van Denemarken naar den Rijn, brak, bij het opzetten van den mast, de takel, als gevolg waarvan de mast gebroken is. Het schip zal te Cuxhaven gerepareerd worden.
Voorwaarts 16-09-1931: Cabo. Hamburg, 15 September. Aan boord van het Nederl. motorschip Cabo, van Denemarken naar den Rijn met een lading dakpannen, is bij het opzetten van den mast de talie geknapt, waardoor de mast is gebroken. De schade wordt aan de werf van Muetzefeld te Cuhaven hersteld.
1932-09-18: De Gooi-en Eemlander 20-09-1932: Vlissingen, 18. Sept., Het hier aangekomen Nederlandsche m.s. „Cabo", kapitein B. Pronk, op reis van Londen naar Duisburg, rapporteert, dat het schip bij het afvaren van de Theems tegen de middenboog van de Westminsterbrug is gevaren. Omtrent schade is niets bekend.
1935-11-19: Leeuwarder courant 19-11-1935: Jacht op een schip. Het motorschip Cabo, geladen met porceleinaarde, op weg van Rotterdam naar Kopenhagen, is gisteren bij Enkhuizen aan den grond geloopen. Visschers hebben een gedeelte van de lading over boord gezet en het vaartuig te Enkhuizen binnengebracht. Heden is het schip onverwacht vertrokken, zonder dat de kapitein eenige regeling met de visschers had getroffen. Dezen zijn per auto naar Cornwerderzand vertrokken, om te trachten daar de Cabo den pas af te snijden.
1938-11-09: De Maasbode 10-11-1938: m.s. Cabo. Velsen, 9 November. Het van Londen naar Amsterdam bestemde Nederl. ms. Cabo, heeft beoosten het pontveer alhier motorschade gekregen, zoodat het schip de reis op eigen kracht niet kon vervolgen. Door een sleepboot zal het motorschip naar de bestemmingshaven worden gebracht.
1939-03-03: NvhN 03-03-1939: Drie kustvaarders te diep beladen. Behandeling voor den Raad voor de Scheepvaart. In de vanmorgen gehouden zitting van den Raad voor de Scheepvaart, werd een drietal klachten van den Inspecteur-generaal voor de Scheepvaart tegen de gezagvoerder S. van de kustvaarders „Eben Haezer", „Cabo" en „Gejo" wegens het te diep beladen van hun schepen behandeld. Begonnen werd met de behandeling van de aanklacht tegen den kapitein van het m.s. „Eben Haezer", een kustvaarder van 198.95 bruto registerton. De scheepvaartinspectie had in de haven van Terschelling geconstateerd, dat het schip negen centimeter te diep geladen was. Het schip was met krijt geladen en kwam van Sasnitz. De schipper verklaarde, dat het schip volgens den charter 242 ton kon laden. Er was 240 ton ingenomen. Theoretisch moest het schip dus niet overladen zijn. Aan de uitwatering kon de kapitein het niet zien, omdat het ruw weer was. De kapitein van de „Gejo" verklaarde, dat bij het vertrek uit de haven van Antwerpen, waar hij een lading cement had ingenomen, de havenautoriteiten hem het uitvaren hadden belet, omdat zijn schip ongeveer vijf centimeter te diep was geladen. Pas nadat hij een gedeelte der lading had gelost, werd hem vertrekvergunning gegeven. Hem was daarvoor een boete van 500 francs opgelegd. De schipper van de “Cabo" was niet verschenen. Uit zijn verklaring, afgelegd voor de scheepvaartinspectie, bleek, dat het schip een geregelden dienst tusschen Londen en Amsterdam onderhoudt. Op 22 November was het schip met 200 ton cement aan boord uit Londen vertrokken. Onderweg was het ruw weer geweest. Het schip had veel water overgekregen en was, doordat alles aan boord doordrenkt was, in gewicht toegenomen. Hierin lag volgens den schipper de oorzaak van den te grooten diepgang. De inspecteur-generaal merkte op, dat op de reis van Londen olie moet zijn verbruikt en hierdoor kan aangenomen worden dat 't schip bij het vertrek uit Londen reeds aanmerkelijk overladen was. Het overgekomen water kan de 30 ton teveel niet veroorzaakt hebben. In alle gevallen zal de raad later uitspraak doen.
De Telegraaf 04-03-1939: Drie te diep geladen schepen. Amsterdam, 3 Maart. -In de zitting van de Raad voor de Scheepvaart is een drietal klachten van den Inspecteur-generaal voor de scheepvaart tegen de gezagvoerders van de kustvaarders “Eben Haezer”, de “Cabo” en “Gejo” wegens het te diep beladen van hun schepen behandeld. De schipper van de “Cabo” was niet verschenen. De Inspecteur-generaal merkte op dat bij de Willemsluizen te Amsterdam, toegang gevend tot het Noordhollandsch Kanaal, geconstateerd was, dat het schip vijf centimeter te diep lag. Op de reis van Londen moet olie zijn verbruikt en hierdoor kan aangenomen worden, dat het schip bij vertrek uit Londen reeds aanmerkelijk overladen was. Het overgekomen water kan de 30 ton te veel niet veroorzaakt hebben. De Raad zal later uitspraak doen.
1939-09-02: Algemeen Handelsblad 02-09-1939:
Berisping uitgesproken. De Raad voor de Scheepvaart deed uitspraak in zake de klacht van den inspecteurgeneraal voor de scheepvaart tegen den kapitein van het motorschip „CABO" wegens te diep beladen van dat vaartuig. De Raad achtte de klacht gegrond en strafte den aangeklaagde door het uitspreken van een berisping.
Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van Dinsdag 12 September 1939, no. 178 No. 120. Uitspraak:
Uitspraak van den Raad voor de Scheepvaart in zake de klacht van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart tegen Frederik Wolthuis, kapitein van het motorschip Cabo, wegens te diep beladen van dat vaartuig. Op 7 December 1938 is bij den Raad voor de Scheepvaart binnengekomen een klacht van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart, luidende als volgt: ,,De inspecteur- generaal voor de scheepvaart; verwijzende naar de hierbij overgelegde stukken; overwegende, dat daaruit blijkt, dat het motorschip Cabo op den 27sten November 1938 liggende voor de Willemssluis te Amsterdam dieper was geladen, dan volgens het voor dit schip uitgereikte internationale certificaat van uitwatering is toegestaan. hetgeen een overtreding oplevert van art. 9, sub d, van de Schepenwet; overwegende, dat het schip in overbeladen toestand is vertrokken van Rochester met bestemming Buiksloot en Halfweg; overwegende, dat bovenstaande feiten geacht moeten worden een misdraging op te leveren jegens de reederij en de schepelingen; gelet op de artikelen 48 en 49 van de Schepenwet; stelt aan den Raad voor de Scheepvaart voor een onderzoek in te stellen en den kapitein Frederik Wolthuis te hooren." Een commissie uit den Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld bij artikel 49 der Schepenwet, besliste, dat de Raad een onderzoek naar de gegrondheid van de klacht zou instellen. Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 22 Mei 1939 buiten tegenwoordigheid van den inspecteur-generaal voor de scheepvaart, die door andere ambtsbezigheden verhinderd was de zitting bij te wonen. De Raad nam kennis van het ten deze door de scheepvaartinspectie ingesteld voorloopig onderzoek en hoorde aangeklaagde Frederik Wolthuis, kapitein van het motorschip Cabo, buiten eede. De voorzitter zette hem de beteekenis van de klacht uiteen en gaf hem gelegenheid tot zijn verdediging aan te voeren, hetgeen hij daartoe dienstig achtte, hem daarbij het laatste woord latende. Uit dit een en ander is den Raad het navolgende gebleken: Het motorschip Cabo is een Nederlandsch vaartuig, roepnaam P D I E, gebouwd in 1931 van staal, metende bruto 155,05, netto 75,91 registerton en toebehoorende aan B. Pronk, te Groningen. De voortstuwing geschiedt door een twee-cylinder Bolnes-Dieselmotor van 110 pk. Een certificaat van uitwatering, geldig tot Februari 1940, was op 2 Januari 1933 voor het vaartuig afgegeven, welk certificaat aangeeft: uitwatering voor den zomer 18 cm, voor den winter 22 cm, vermindering voor zoetwater 5 cm. Op 24 en 25 November 1938 heeft aangeklaagde, als kapitein van de Cabo, te Rochester aan de Medway nabij Londen een lading van 200 ton cement in het vaartuig ingenomen met bestemming naar Buiksloot en Halfweg. Op 25 November 1938 des namiddags te 2 uur is het vaartuig van Rochester vertrokken. Op de reis naar IJmuiden heerschte stormweer met hooge zee en hevige deining. Op 26 November d.a.v. des namiddags te 4 uur kwam het schip voor de pieren te IJmuiden, waarna het onder loodsaanwijzing naar de Willemssluizen te Amsterdam is gevaren. In die sluizen moest de Cabo tot den voormiddag van 28 November 1938 wachten om geschut te worden. Op 27 November 1938 constateerde de adjunct-expert bij de scheepvaartinspectie M. J. van der Hoek, blijkens het ter zitting voorgelezen, door dien ambtenaar op den ambtseed opgemaakt proces-verbaal dd. 29 November 1938, dat de uitwatering van het vaartuig bedroeg: aan stuurboord 17 cm en aan bakboord 7 cm. Aangeklaagde heeft ter zitting van den Raad erkend, dat het schip op 27 November 1938 te Amsterdam is gebleken een geringer vrij boord te hebben dan krachtens het bovengemelde voor het vaartuig afgegeven certificaat geoorloofd was, waarbij hij heeft aangevoerd, dat het vaartuig, naar hij vermoedt, in overbeladen toestand van Rochester is vertrokken; dat het hem gedurende den nacht, waarin het schip werd beladen, niet mogelijk was om na te gaan of er overbelading plaats vond, omdat het schip tijdens de belading eerst bij laagwater aan den grond zat en later de hooge golfslag hem het gezicht op het uitwateringsmerk benam; dat tot het te geringe vrijboord echter ook zal hebben bijgedragen, dat het schip op de reis veel water heeft overgekregen, waardoor alles aan dek nat was, al bleef de lading droog; dat ook water was gekomen in het kolenerfje, zoodat de daarin aanwezige kolen doordrenkt waren met het overgekomen water en dientengevolge zwaarder waren geworden. Blijkens voormeld proces- verbaal van den adjunct-expert bij de scheepvaartinspectie zijn in tegenwoordigheid van verbalisant de navolgende gegevens opgenomen: Het schip lag op 27 November 1938 in de Willemssluizen achterover. In de voorpiektank werden tegen het achterschot 44 cm water gepeild, d.i. 1½ a 2 ton; onder den vloer in het voorlogies tegen het schot van het ruim werden 2 cm olie en water gepeild; aan den achterkant in het ruim werden 6 cm olie en water gepeild, een hoeveelheid van eenige emmers; overigens bevond zich geen overtollig water in het schip. Aangeklaagde heeft nog ter zitting van den Raad tot zijn verweer aangevoerd: dat de Cabo in geregelden dienst vaart van Amsterdam op Londen; dat hij nog niet dikwijls cement met het vaartuig had vervoerd ; dat de reeder, die te voren zelf als kapitein met het schip had gevaren, hem had medegedeeld, steeds 200 ton in het vaartuig te hebben geladen, zoo dikwijls daarmede cement naar Amsterdam moest worden vervoerd. De Raad voor de Scheepvaart acht de feiten bewezen, waarop de klacht berust, zoodat de klacht gegrond moet worden verklaard. Aangeklaagde had, alvorens van Rochester te vertrekken, moeten zorgen, dat het schip zoodanig beladen was, dat het geen geringer vrijboord had dan blijkens het afgegeven certificaat van uitwatering geoorloofd was. Dit heeft aangeklaagde niet gedaan, zoodat hij artikel 4, sub i, van de Schepenwet heeft overtreden, hetgeen een misdraging oplevert, zooals in de klacht is aangegeven. Niet aannemelijk is, dat het te geringe vrijboord is veroorzaakt doordien zeewater, dat tijdens de reis gedurende het slechte weer over het schip heeft gestroomd, daarin zou zijn gekomen. Daartoe is de hoeveelheid overtollig water, die zich te Amsterdam in het vaartuig bevond, zooals de adjunct-expert van de scheepvaartinspectie die hoeveelheid heeft opgenomen, te gering geweest. Aangeklaagde heeft bij het vertrek van het schip te Rochester blijkbaar geen enkele poging gedaan om te controleeren of het schip niet te zwaar werd beladen, hoewel hij dit zonder moeite had kunnen doen. De Raad wil echter als verzachtende omstandigheid doen gelden, dat aangeklaagde, al mocht hij niet afgaan op de door hem vermelde verzekering van den reeder, die te voren als kapitein op de Cabo had gevaren, omtrent de beladingscapaciteit van dit vaartuig, toch door die verzekering in dwaling is gebracht en dientengevolge het verzuim heeft gepleegd. Na te melden straf acht de Raad daarom ten aanzien van aangeklaagde op haar plaats. Mitsdien: Verklaart de klacht gegrond. Straft den aangeklaagde Frederik Wolthuis, geboren 18 September 1907, wonende te Hoogezand, voor ditmaal door het uitspreken van een berisping. Aldus gedaan door de heeren mr. dr. F. C. van Geer, tweedeplaatsvervangend-voorzitter, F. J. van Veen en C. J. Canters, plaatsvervangende leden, E. Kramer, buitengewoon lid, in tegenwoordigheid van 's Raads secretaris mr. H. B. Tjeenk Willink, en uitgesproken door den eerste plaatsvervangend voorzitter prof. mr. B. M. Taverne ter openbare zitting van den Raad van 1 September 1939. (get.) F. C. van Geer, H. B. Tjeenk Willink. Voor eensluidend afschrift, H. B. Tjeenk Willink, Secretaris.
1943-02-19: Final Fate:
In augustus 1941 door de Duitsers in beslag genomen, er werd een vergoeding verkregen van Fl. 63.666,--, en in management bij de Reederei 'Alo'. Op 10 februari 1943 vertrok het schip van Delfzijl naar Kopenhagen, via het Kieler-Kanaal. De lading bestond uit zand en kalk in zakken en een partij geroofde bronzen kerkklokken. Eerst lag de 'Zalmhaven' enkele dagen bij Nordeney voor anker, todat op de 18 februari 1943 de reis kon worden voortgezet naar de Elbe. s’ Avonds ging men ten anker in de monding van de Elbe in verband met luchtalarm. Bovendien was het onmogelijk de versperring in het donker te passeren. In de nacht werd het schip vermoedelijk getroffen door een magnetische mijn, die was afgeworpen door één van de overkomende vliegtuigen, en zonk na een explosie bij Brunsbüttelkoog. Drie opvarenden, de kapitein, de stuurman en een Duitse matroos verloren bij deze ramp het leven. Vijf opvarenden werden gered door de loodsboot. In 1946 gelicht en gesloopt bij Eisen & Metalwerke m.b.H. te Hamburg.

Afbeeldingen


Omschrijving: 'Cabo' (bj 1931)
Collectie: Martens, R.G. (Rob)
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: De 'Cabo' liggende in de Oosterhaven te Groningen - foto omstreeks 1939
Collectie: Johannes, Leo M.
Vervaardiger: Unknown
Onderwerp: Havenopname

Omschrijving: De 'Cabo' liggende in de Oosterhaven te Groningen - foto omstreeks 1939
Collectie: Martens, R.G. (Rob)
Vervaardiger: Unknown
Onderwerp: Havenopname