|
Mededelingen. Aan het verslag van de directie van de Stoomvaart-Maatschappij Nederland over het jaar 1889 ontlenen wij het volgende: De reizen van de stoomschepen (de maatschappij bezit er 14) hebben een bate opgeleverd van NLG 1.489.996,41. Voltooid werden in 1889 26 mailreizen van de veertiendaagse dienst, 4 extra reizen met eigen schepen en 1 extra reis met het gecharterde Nederlandse stoomschip ADRIADNE. Het totaal van de reizen is gestegen tot 430. De duur van de mailreizen was als volgt: Gemiddelde uitreis: 1889 1888 Stoomdagen 36 dagen, 8 uur 36 dagen, 8 uur Reisdagen 42 dagen, 11 uur 43 dagen, 16 uur Kortste uitreis: Stoomdagen 32 dagen 16 uur 38 dagen, 19 uur Reisdagen 38 dagen, 19 uur 40 dagen, 17 uur Gemiddelde thuisreis: Stoomdagen 37 dagen, 22 uur 38 dagen, 14 uur Reisdagen 40 dagen, 9 uur 41 dagen, 2 uur Kortste thuisreis: Stoomdagen 33 dagen, 23 uur 34 dagen, 21 uur Reisdagen: 35 dagen, 13 uur 37 dagen, 5 uur De maatregel om extra stoomschepen te bestemmen voor het vervoer naar de Koninginnebaai, zoals thans de naam is geworden van de ligplaats van de schepen bij de nieuwe haven van Padang, heeft goede gevolgen gehad op de duur van de uitreizen van de mailschepen. Het oponthoud van deze laatste te Padang is daardoor weer normaal geworden. De veertiendaagse maildienst via Genua werd ongestoord volbracht binnen de bepaalde tijd. De onderhandelingen met de regering over een gewijzigd postcontract, waardoor geleidelijk meer snelheid zal worden verkregen, zijn thans zover gevorderd dat de vaststelling eerstdaags zal volgen. Alle stoomschepen van de maatschappij waren voortdurend in dienst. Zeven stoomschepen werden voorzien van elektrisch licht, dat goed voldeed. De kosten daarvan waren reeds verleden jaar op reparatie-rekening geboekt. Twee nieuwe stoomschepen zijn in november l.l. bestemd om in het volgend najaar te worden geleverd. Zij worden gebouwd bij de firma Caird & Co te Greenock. Zij worden voorzien van zeer krachtige machines van het triple expansie systeem en zullen aan de grotere snelheid, in het nieuwe postcontract in uitzicht gesteld, kunnen voldoen. Het laadvermogen zal groter zijn dan dat van het grootste bestaande schip van de maatschappij en de passagiers-inrichtingen zullen geheel in overeenstemming zijn met de eisen des tijds. Zij zullen genaamd worden: PRINS HENDRIK en PRINSES SOPHIE. Het verslag maakt melding van de overeenkomst, in het afgelopen jaar gesloten tussen de Nederlandsch-Indische Stoomvaart-Maatschappij, die tot het einde van 1890 de stoomvaartdienst in de Nederlands-Indische archipel onderhoudt en de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, die van 1891 af met die dienst belast is. Een gedeelte van de vloot van eerstgenoemde maatschappij werd door de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij overgenomen en in verband daarmee werden vier schepen van die vloot, die destijds door de Stoomvaart Maatschappij Holland werden gebruikt voor een vaart tussen Nederland en Indië, in een nIeuwe maatschappij ingebracht die zich constitueerde onder de naam van de Stoomvaart-Maatschappij Phoenix en bestuurd wordt door twee van de directeuren van de Maatschappij Nederland en een een directeur van de Rotterdamsche Lloyd. De overdracht van drie schepen, de BANTAM, BORNEO en CELEBES, heeft plaats gevonden in de aanvang van dit jaar; het vierde schip, de GOUVERNEUR-GENERAAL 'S JACOB, vaart nog in Indië en wordt eerst in 1891 overgedragen. “Onze maatschappij”, zegt de directie, “zal in de Stoomvaart-Maatschappij Phoenix voor een bedrag van hoogstens NLG 986.000 geïnteresseerd zijn en hoewel de betaling eerst geschiedt in dit jaar, zo hebben wij de rekening van afschrijving op ultimo december met NLG 250.000 gecrediteerd, ten einde daaruit een mogelijke mindere waarde van deze aandelen op het einde van dit jaar te kunnen dekken, zonder nadeel te doen aan de winstrekening van 1890”. De stoomschepen van de Maatschappij Phoenix, die voor velerlei vaarten geschikt zijn, worden thans gebezigd als bestaande Nederlandse lijnen een extra beurt te vervullen hebben. De BANTAM en CELEBES worden reeds voor een extra reis op onze lijn bestemd; de BORNEO zal onder charter van de Koninklijke West-Indische Maildienst een reis doen op haar lijn. Behalve de boven reeds vermelde bate van NLG 1.489.996,41, wijst de winst- en verliesrekening aan haar credit-zijde een som van NLG 48.175,97 aan, vormende het voordelig saldo van de rekening: assurantie eigen risico, na aanvulling van de assurantie-reserve-rekening tot NLG 800.000 en voorts, met inbegrip van het saldo uit 1888 ad NLG 424,89, verschillende baten ten gezamenlijke bedrage van NLG 17.567,88, zodat het totaal aan de creditzijde NLG 1.555.740,26 bedraagt. De winst- en verliesrekening werd daarentegen belast met : NLG 11,170 voor afschrijving op de etablissementen te Amsterdam (Handelskade); NLG 467.630 voor afschrijving op de stoomschepen: NLG 250.000 reserve op rekening van afschrijving; NLG 6518,48½ voor nadelig saldo op interest-rekening; NLG 4666,09 op wisselrekening en NLG 137.370 voor afschrijving op rekening dienst van de geldlening. In het geheel dus NLG 877.354,93½ . Er blijft dus derhalve een nettowinst van NLG 678.385,31½, waarvan een uitdeling van 10% kan worden gedaan aan de deelhebbers, bedragende over het geplaatste kapitaal aan NLG 4.984.500 een som van NLG 498.450. Het aandeel van 40% in de extra winst boven 5% waarover beschikt wordt volgens art. 24 der statuten bedraagt NLG 166.150; de patentbelasting voor de uitdeling vereist NLG 12.760,32 en het saldo op de nieuwe rekening wordt NLG 1.025,00½ . Uit de toelichtingen tot enkele balansposten blijkt het volgende. De resultaten van de rekening: assurantie eigen-risico waren als volgt: geboekte premies, na aftrek van restituties, NLG 199.653,93; af betaalde schades ad NLG 101.477,96; blijft batig saldo NLG 98,175.97, waarvan NLG 50,000 bestemd werd tot vermeerdering van de assurantie-reserve-rekening (die thans, gelijk boven gezegd, tot NLG 800.000 geklommen is). Kapitaal. In 1889 werden 499½ obligaties 1872 geruild tegen aandelen. Het kapitaal bedroeg op 31 december 1889 NLG 4.985.000, zijnde NLG 7.000.000, na aftrek van NLG 2.015.000 ongeplaatste aandelen. “Wij voorzagen”, zegt de directie, “de waarschijnlijkheid dat van de nog in omloop zijnde obligaties 1872 velen tot conversie zouden worden aangeboden en ten einde geen latere bezwaren te ondervinden wegens het disagio, dat bij zodanige conversie op de winst- en verliesrekening moeten worden afgeschreven, besloten wij in overleg met heren commissarissen om het gehele bedrag, waarvoor de dienst van de geldlening wegens de lening 1872 gedebiteerd stond, uit de winsten van dit jaar af te schrijven”. Van de 5% obligaties 1872 is nu nog uitstaand NLG 787.000 en van de 4% 1881 nog NLG 1.643.000, tezamen NLG 2.430.000. Het reservefonds bedroeg op 1 januari 1890 NLG 139.348,81; het vermeerderde door gekweekte rente met NLG 4936,25 en werd na het opmaken van de winst- en verliesrekening gecrediteerd met 10% van de overwinst ad NLG 41.537,50, zodat het op nieuwe rekening werd overgeboekt met NLG 185.817.56. Na 1 januari is de belegging van het reservefonds tot dit bedrag aangevuld. Op ultimo december 1889 was aan vracht- en passagegelden wegens toen lopende maar nog niet afgeboekte reizen NLG 715.045,70 ontvangen. Aan reiskosten voor lopende reizen van de vloot is NLG 349.312,30½ uitgegeven en aan gages van de equipage voor idem NLG 87.646,40. Het ondersteuningsfonds voor personeel is in 1889 met NLG 25.656,33 gestegen tot NLG 95.073,89; voor onderstand aan nagelaten betrekkingen van personeel, aan invaliden en werkvolk werd NLG 6439,27 uitgegeven; blijft op ultimo december 1889: NLG 88.634,62. De stoomschepen van de maatschappij staan te boek voor NLG 5.000.000; hun inventarissen voor NLG 198.328,78 en de stoomschepen in aanbouw voor NLG 201.624,94. Als commissarissen zijn aan de beurt van aftreden de heren C.F. Quien en A.A. Bienfait, beiden herkiesbaar.
|