|
Hebben, in weerwil der aangewende pogingen van de bestuurders der Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij, de heren Pr. van Lienen en Jacob Geurs, te Egmond aan Zee en Wijk aan Zee, om hun boten in zee te brengen tot redding der equipage van het op de 30e augustus 1838, des middags om drie ure, tussen de beide dorpen gestrande kofschip MARIA JOHANNA, gevoerd door kapt. J.H. Kraanstuijver, naar dien deze, uit vier personen bestaande, zich met haar eigen sloep gered heeft, geen meer dadelijk nut aangebracht, - allergezegendst zijn die geweest, welke de Reddingboot der Noord- en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappij, op Vlieland, onder het bestuur van de heer Mr. Fk.Hk. van der Kop, op dezelfde dag en hetzelfde uur, heeft in het werk gesteld, om met het beste gevolg te redden de equipage, bestaande toen nog uit vijf man, (als zijnde een over boord geslagen en verdronken), van het kofschip de VROUW ANNA, gevoerd door kapt. Etienne Lang Ketel (opm: Langhethée) komende van Petersburg en gedestineerd naar Antwerpen, met lijnzaad. Met de grootste erkentelijkheid betuigt dan ook de gehele equipage, dat door deze redding in een allerhevigste orkaan, en bij een hemelhoge zee van af de buitenbank, waarop het schip gestrand was, door een ongelooflijke inspanning van krachten en met het meeste beleid tot stand gebracht, ofschoon dan ook de stuurman zijn arm en een der matrozen zijn ribben had gebroken, naast God haar leven gered is; en roemt zij bij uitnemendheid de zorg en het hulpbetoon dezer gastvrije eilanders. Het strand lag vol van pijpenduigen en goederen, zodat vermoedelijk meer schepen vergaan zijn. Het bovengemeld kofschip is geheel verbrijzeld.
|