Inloggen
DELTA - ID 10400


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1839-12-05 / 1854-05-30 | Reden uitgevlagd: Verongelukt of vermist (zie final fate)

Identification Data

Bouwjaar: 1839
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Fregat
Masten: Three masts
Material Hull: Wood, sheathed with copper
Dekken: 2
Construction Data

Scheepsbouwer: Jan Schouten, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Delivery Date: 1839-11-01
Technical Data

Net Tonnage: 498.00 lasts
 
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1839
Datum agenda: 1839-12-05
Register nr: 18390563
Scheepsnaam: DELTA
Type: Fregat
Lasten: 498
Gebouwd in provincie: Zuid-Holland
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Kist Ezn., A.
Plaats: Dordrecht
Kapitein op moment van verzoek: Crans, G.
Opmerkingen: Eerste zeebrief

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1839-11-01 DELTA
Manager: Bestuur, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Partenrederij onder boekhouderschap van genoemde manager, Dordrecht, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Dordrecht / Netherlands

Ship Events Data

1839-10-22: Building History
Advertentie. Dordrecht, 18 oktober. Bij gunstige gelegenheid heeft de scheepmaker Jan Schouten het voornemen het op zijn werf op stapel staande fregatschip genaamd DELTA aanstaanden dinsdag, de 22 dezer, des namiddags ten vier ure, te water te laten. (opm: de rederij van de DELTA was verdeeld in 144 parten, in handen van veel eigenaren, elk met een overwegend kleine part. Er was geen manager, maar uit het midden van de eigenaren werden enige part-owners gekozen om de rederij te besturen. De part-owners waren allen of voor een groot deel leden van de vrijmetselarij)
1854-05-30: Final Fate: Stranded

Batavia, 1 juli. De 29e dezer arriveerde alhier te rede het Engels schip COLDEE, kapt. Chambers, aan boord hebben de equipage van het Nederlandse schip DELTA, kapt. J.G. Kunst, hetwelk de 30e mei l.l. op het Kenn’s Rif totaal is verongelukt. De equipage, bestaande uit 29 koppen, is geheel, doch van het schip hoegenaamd niets kunnen gered worden. (opm: het fregat, bouwjaar 1839, was onderweg van Port Philip naar Batavia (opm: de stranding vond plaats op 20 mei 1854 te 20.45 uur, in positie 21º09' ZB en 155º46 OL. bij donker, buiig weer.)

Gezagvoerders

Familiege gevens en opleiding

Govert Crans werd geboren/gedoopt te Dordrecht op 03/10 oktober 1810 als zoon van Jan Crans en Johanna Schoenmakers (neef van de scheepsbouwer Jan Schouten te Dordrecht).

Hij huwde op 18 september 1839 te Dordrecht met Helena Pieternella Adriana de Mey (16 jaar!), geboren te Dordrecht 21 juli 1823 als dochter van Willem Johan van der Mey (winkelier)  en Maria Eysbergen.

Hij huwde voor de tweede maal in 1855 met Susanne Marie Beatrix Geistman, geboren op 07 juni 1830 te Brielle als dochter van Jan Geistman, koopvaardijkapitein. Hij woonde in 1857 in de Boomstraat C.154  met zijn vrouw en twee zoons Adriaan Johan, geboren 1840 en Govert, geboren 1856, beiden te Dordrecht. De wed. Crans-Geistman overleed in december 1882.

Bij zijn overlijden op 04 juni 1872 te Dordrecht  was Govert oud-zeekapitein en woonde in de Voorstraat C935 te Dordrecht.

Govert werd op 27 december 1838 met nummer 213 als lid ingeschreven van de Dordtse vrijmetselaarsloge “La Flamboyante”.064

 

Govert Crans werd op 10 mei 1824 als leerling ingeschreven aan de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam010(532-1514).

Volgens het doopcedul werd hij te Dordrecht gedoopt op 10 oktober 1810 als zoon van Jan Crans uit Dordrecht, gereformeerd en Johanna Schoenmakers uit Dordrecht, eveneens gereformeerd. Ten tijde van de inschrijving van zoon Govert waren beide ouders overleden. "...de voogden des jongelings de heeren Dirk Crans en Johannes Schoenmakers Jz te Dordrecht hebben den jongeling aangeboden ...". Govert was 1 el/41½ duim lang, 13½ jaar oud en gevaccineerd.

De vorderingen werden in een drie-maandelijkse rapportage vastgelegd:

"1 july 1824  3/m rappt leert de wiskundige tekens ...

 1 jan.1826  geplaatst bij de engelsche meester ...

 9 april 1827 ... geplt als kajuitwachter op het schip Neerlandsch Kroonprins Captn Heins naar Batavia voor Rotterdam

 18 maart terug van de reis met goede attestatie

 7 july 1828  als ledemaat aangenomen bij Do Wander

 18 november 1828  geplaatst als ligtmatroos op het schip Anna Louisa kapt.K.de Jong naar Demmerary

 1 augs 1829  terug van de reis met goede attestatie

 5 augs 1829  als kweekeling eervol ontslagen met attestatie en certift vrijst. voor de mil. militie".

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

G.Crans, adres A.Huidekoper, werd met nr.460 effectief lid van Zeemanshoop per 16 april 1839 op voorspraak van C.C.Kat. Zijn schip was de "Delta"002. Ten tijde van de inschrijving was de man 29 jaar en de vrouw 17 jaar. Ingeschreven staan twee zonen geboren in 1840 en 1848002a.

In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 09/16 april 1839 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Govert Crans, oud 29 jaar, voerend het schip “Delta”, wonend te Dordrecht en met als adres de heer van der Meulen te Amsterdam, op voordracht van kapitein C.C.Kat. Hij kreeg vlagnummer 460023.

 

Govert Crans uit Dordrecht was met vlagnummer 5 in de periode 15 maart 1839 t/m 1851 en met vlagnummer 9 in de periode 1852 tot aan zijn overlijden op 03 juni 1872 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart”. Bij de inschrijving wordt als schip de “Delta” genoemd.111 en 064.

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 27 augustus 1857 vraagt kapitein G.Crans om een vermindering van zijn contributie, hetgeen wordt afgewezen.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van 04 februari 1858 vraagt kapitein G.Crans om onderstand welke hem in de vergadering dd 25 februari 1858 voor 3 maanden wordt toegestaan ingaande 01 februari 1858. Verlenging met 12 maanden per 29 april 1858. Op 26 augustus 1858 staat het bericht omtrent de “voortdurende ongesteldheid” van kapitein G.Crans. Per 28 april 1859 wordt een verlenging van 12 maanden toegestaan. Idem per 01 mei 1860. Idem per 06 juni 1861. Idem per 05 juni 1862. Idem per 28 mei 1863. Idem per 26 mei 1864. Op 11 mei 1865 wordt de uitkering verlengd tot 01 mei 1866. Op 03 mei 1866 een verlenging tot mei 1867. Op 02 mei 1867 verlenging tot 01 mei 1868. Op 28 mei 1868 verlenging tot 01 mei 1869. Op 29 april verlenging tot 01 mei 1870. Op 28 april 1870 verlenging tot 01 mei 1871. Op 04 mei 1871 verlenging tot 01 mei 1872. Op 25 april 1872 een verlenging tot 01 mei 1873.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 27 juni 1872 vraagt de wed. G.Crans geb. Gerstman om onderstand welke hem in de vergadering van 06 augustus 1872 wordt toegekend ingaande 01 augustus 1872 voor haar en 5 kinderen.042

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 29 januari 1880 wordt vermeld: “Brief van de wed. Crans Geistman te Dordrecht verzoekende dat haar alle 3 maanden hare uitkeering worde geremitteerd. Verwijzen naar art. 64 van het Oude Reglement.” Dit artikel regelt de wijze van inning van de uitkering

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 26 februari 1880 komt de wed. G.Crans-Geistman uit Dordrecht terug op haar vroegere verzoek (maar wat dat betekent staat niet vermeld)042.

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 28 december 1882 staat het overlijden vermeld van de wed. G.Crans geb. Geistman.042.

 

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 01 september 1857 staat een verzoek van kapitein G.Crans om een vermindering van contributie toe te staan, hetgeen door het Bestuur wordt afgewezen.023.

In de notulen van de Algemene Vergadering Zeemanshoop dd 09 maart 1858 staat vermeld dat voor 3 maanden een uitkering is toegekend aan kapitein G.Crans. In de notulen dd 31 augustus 1858 wordt vermeld een: “Brief van kapt G.Crans inzendende bewijs van voortdurende ongesteldheid.” De uitkering wordt voor 12 maanden gecontinueerd in de vergadering van 14 juni 1859. Idem op 29 mei 1860. Idem op 18 juni 1861. Idem op 17 juni 1862 Idem op 21 juni 1864. Op 30 mei 1865 continuering tot 01 mei 1866. Verlenging met 12 maanden op 29 mei 1866. Op 26 mei 1868 verlenging met 12 maanden. Op 11 mei 1869 verlenging met 12 maanden. Idem per 24 mei 1870. Idem per 20 juni 1871  Idem per 21 mei 1872.023.

In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 20 augustus 1872 staat vermeld dat per 01 augustus 1872 een uitkering in de 1e klasse is toegekend aan de wed. G.Crans geb. Geistman voor haar en 5 kinderen.023.

 

In het kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd begin 1839 staat de boeking van het entreegeld ad f 15,- van G.Crans.064b

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van het College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                    jaren                       type                  scheepsnaam             naam reder/boekhouder

        460                       1839-1840                 fregat               Delta                           A.Kist Ez te Dordrecht

                                      1841-1849                 fregat               Delta                           H.v.d.Sande Hz c.s. te Dordrecht

                                      1850-1851                 fregat               Delta                           idem

                                      1851-1853                 fregat               Osiris                           idem

        180                       1854-1855                 fregat               Osiris                           idem

                                      1856-1871                 geen opgave van schip en boekhouder

G.Crans was van 1840-1842 gezagvoerder van het 3/mschip de “Delta”, gebouwd in 1839 te Dordrecht, 950 ton n.m., varend voor A.Kist Ez te Dordrecht025.

 

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat G.Crans als gezagvoerder064a:

*       1842 t/m 1846; 1850;         fregat “Delta”                  boekhouder Herm. v.d.Sande Hz c.s. te Dordrecht

*       1852 t/m 1857                      fregat “Osiris”                  boekhouder F. van Wageningne c.s. te Dordrecht

*       1858, 1859; 1861                geen vermelding van schip

 

Bouma025 vermeldt G.Crans als gezagvoerder gedurende:

*    1840 t/m 1841 op het 3/m schip “Delta”, gebouwd in 1839 te Dordrecht, 950 ton o.m., varend voor A.Kist En te Dordrecht;

*    1842 t/m 1847 op hetzelfde schip maar nu varend voor H. v/d Sande te Dordrecht;

*    1848 t/m 1852 op hetzelfde schip maar nu varend voor F.& J. van Wageningen te Dordrecht;

*    1853 t/m 1856 op het 3/m schip “Osiris”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 975 ton o.m., varend voor F. & J. van Wageningen te Dordrecht.

 

Overige bijzonderheden

Volgens een monsterrol dd 05 december 1831 (Gemeentearchief van Dordrecht) monsterde hij als 4e stuurman op het fregat “Stad Dordrecht” onder kapitein Klaas Schinkel voor een reis naar Batavia en een equipage van 41 man. In 1837 was hij 1e stuurman op de brik “Nijverheid” (onder kapitein T.J.J.Bouman) en geraakte bij een brand aan boord door blikseminslag op de Indische Oceaan in de grote top met de gehele bemanning op de kust van Mocambique.

      Hij vertrekt als gezagvoerder van het fregat “Delta” op 05 deember 1839 voor een reis naar Batavia met als 1e stuurman Isaac Stam de Jonge. Volgens de monsterrol is hij per 04 augustus 1841 gezagvoerder op het fregat “Delta” voor een reis naar Batavia met een equipage van 40 man. Per 15 maart 1850 (monsterrol nr. 1442 in het Gemeentearchief van Dordrecht) is hij gezagvoerder van de “Delta” voor een reis naar Australië met aan boord 1e stuurman Daniel Bakker, 2e stuurman A.Amstrong en 3e stuurman Cornelis van Heemstede Obelt. Op 23 januari 1853 vertrekt hij als gezagvoerder op het fregat “Osiris” voor een reis naar Australië/Java en is weer terug op 28 november 1853064.

 

Dordrecht heeft een rederij gehad die naar het schijnt uniek in ons land is geweest. Het was een rederij, waarvan aandeelhouders en bestuurders vrijmetselaars evenals de bouwer van de schepen en de kapiteins (markering door S.P. Om deze reden opgenomen in deze Lexicon). Het eerste schip van deze rederij was de Broedertrouw, een fregat van 810 ton dat gebouwd werd door Jan Schouten en in 1836 te water werd gelaten, tot het in 1857 werd verkocht. Na de Broedertrouw volgden de Delta en de Osiris, waarin uitsluitend leden van de Dordtse loge La Flamboyante participeerden. Het vierde schip van de maçonnieke rederij liep in 1853 van stapel en werd genoemd naar de in 1852 overleden scheepsbouwmeester Jan Schouten. Dan volgt als nummer vijf een schip dat voor rekening kwam van de gehele Nederlandse vrijmetselaraij Ter ere van een maçonniek jubileum en ter gelegenheid van het feit dat prins Frederik, een zoon van Koning Willem I, zijn veertigjarig jubileum als grootmeester van de Nederlandse vrijmetselarij vioerde, werd dit barkschip van 775 ton Gootmeester Nationaal genoemd049

 

D.Crans verzorgde per 23 mei 1847 vanuit Hellevoetsluis met de “Delta” een troepentransport van 5 officieren en 200 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 23 augustus 1847 na 92 dagen. Onderweg was 1 militair overleden065.

 

Ontleend aan. van Blokland-Visser064 de volgende bijzonderheden:

MRD = Monsterrol uit het Gemeentearchief van Dordrecht

Op een monsterrol (MRD 463) wordt G.Crans. oud 30 jaar, wonend te Dordrecht, op 05 december 1831 ingeschreven als 4e stuurman met een maandgage van f 24 - op het fregat “Stad Dordrecht” onder kapitein Klaas Schinkel en vertrok hij met 41 man naar Batavia

In 1837 werd hij 1e stuurman op de brik “Nijverheid” op de Indische Oceaan. Het schip raakte door bliksem inslag in brand in de grote top en strandde met de gehele bemanning op de kust van Mocambique.

Op 05 december 1839 (MRD 995) was Govert Crans, wonend te Dordrecht, oud 29 jaar, kapitein op het nieuwe fregat “Delta” en vertrok op 7 januari 1840 uit Hellevoetsluis met 40 man naar Batavia. Hij arriveerde aldaar op 23 april 1840 en kwam in Nederland terug op 2 januari 1841.

Op 15 maart 1850 (MRD 1442) was de aanmonstering voor een reis naar Australie van het fregat “Delta”, met als 1e stuurman Daniel Bakker 27 jaar uit Groningen/ (maandgage f 65,-) 2e  stuurman A.Armstrong 27 jaar uit Bergen op Zoom en 3e stuurman Cornelis van Heemstede Obelt 23 jaar uit Zwolle (De kapitein en stuurlieden waren allen lid van de vrijmetselarij Loge ,,La Flamboyante”) Hij maakte met dit schip 7 reizen tot 15 augustus 1851.

Op 23 januari 1853 werd is hij kapitein op het fregat “Osiris” en vertrok naar Australie/Java. Hij keerde terug in Holland op 28 november 1853. Daarna maakte hij nog 2 reizen. In 1858 had hij geen schip meer.

 

 

Datum vanaf: 1839
Kapitein: Crans, Govert
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

Jan Gerrits Kunst werd geboren op 07 december 1807 te Akersloot als zoon van Gerrit Kunst (overleden in 1829  te Boxmeer) en Wilhelmina Renske Jongsma (overleden 1815 te Grave)..

Hij trouwde op 28 september 1836 te Dordrecht met Ettina Eddes, geb. 1815 te Groningen als dochter van koopvaardijkapitein Folkert Hendrik Eddes en Trientje Nakken, beiden uit Dordrecht. Hij woonde in 1856 aan de Kuipershaven 282a te Dordrecht.

Hij overleed op 26 december 1872 te Dordrecht en was toen commissaris bij de zakkendragers, wonende aan de Nieuwe Haven A419 te Dordrecht.

Hij was in 1850 (of 1842?) met nr. 251 lid van de Dordtse vrijmetselaarsloge “La Flamboyante”.064

 

NRC 28 decceember 1872

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd 25 februari 1848 wordt kapitein J.G.Kunst benoemd als honorair lid.064.

In de notulen dd 26 mei 1848 staat dat zijn honorair lidmaatschap wordt omgezet in een effectief lidmaatschap vorende vlag 3. Hij bleef lid t/m 1852. Vanaf 1852 t/m zijn overlijden op 27 december 1872 is zijn vlagnummer 5.111

 

Hij was met vlagnummer R119 in de periode 1841 t/m 1873 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1855 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij een schadevergoeding van f 100,- heeft gekregen, vermoedelijk vanwege geleden schade met zijn schip058.

 

De schepen van de kapitein

Op 20 augustus 1858 vertrok van Texel het fregat "Arij Scheffer" van rederij Gerard Maurits te Dordrecht onder kapitein J.G.Kunst en arriveerde op 26 november 1858 te Batavia na een reis van 97 dagen026(38/161).

 

In 1848/52 was hij gezagvoerder op het fregat “Broedertrouw”.Blijkens een monsterrol nr 1448 (Gemeentearchief Dordrecht) was hij op 22 mei 1850 gezagvoerder op de “Broedertrouw”, voor een reis naar Batavia varend voor de Dordtse vrijmetselaarsloge La Flamboyante en met als boekhouder F.van Wageningen. Hij had toen als ligtmatroos aan boord zijn 13 jarige zoon Gerrit Kunst. Per 28 augustus 1852 monsterde hij als gezagvoerder op het fregat “Delta” wederom voor een reis naar Batavia. Hij komt dan weer terug op 23 mei 1853. Met de “Delta” lijdt hij op de terugreis van Batavia op 30 mei 1854 schipbreuk bij Kenn’s Rif. De bemanning wordt gered door de Engelse kapitein R.Chamers van het schip “Culdee”. In 1858/67 was hij gezagvoerder op het fregat “Ary Scheffer”064.

 

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat J.G.Kunst als gezagvoerder064:

*       1850                             fregat “Broedertrouw”                boekhouder F. van Wageningen te Dordrecht

*       1852 t/m 1854            fregat “Delta”                               boekhouder F. van Wageningen te Dordrecht

*       1855                             geen vermelding van een schip

*       1856 t/m 1859; 1861 fregat “Arij Scheffer”                 boekhouder G.Mauritz te Dordrecht

 

In de Jaarverslagen van het College staat kapitein J.G.Kunst met vlagnummer R119 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

*    1849             van het fregat “Broedertrouw” 449 last varend voor F. & J. van Wageningen te Dordrecht

*    1851             van het fregat “Delta”               449 last varend voor F. & J. van Wageningen te Dordrecht

*    1855, 1858, 1859, 1862 t/m 1867

                            van het fregat “Ary Scheffer”          395 last varend voor Gerard Mouritz/Mauritz te Dordrecht

 

Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:

J.G.Kunst                                   Ary Scheffer                             13 november 1862              09 december 1862

                                                     Ary Scheffer                             geen melding                        17 november 1863

 

Bouma025 vermeldt J.G.Kunst als gezagvoerder gedurende:

*    1846 t/m 1847 van de 2/mSch “Polaris”, gebouwd in 1845 te Rotterdam, 144 ton o.m., varend voor (vermoedelijk) J.G. Hudig te Rotterdam;

*    1849 t/m 1852 van het fregat “Broedertrouw”, gebouwd in 1836 te Dordrecht, 848 ton o.m., varend voor F.& J.van Wageningen te Dordrecht;

*    1853 t/m 1854 van het 3/mschip “Delta”, gebouwd in 1839 te Dordrecht, 950 ton o.m., varend voor F.&.J.van Wageningen te Dordrecht. Het schip is op Kenn’s Rif verongelukt gaande van Port Philip naar Batavia;

*    1857 t/m 1870 van het 3/m schip “Ary Scheffer”, gebouwd in 1856 te Dordrecht, 754 ton o.m., varend voor G.Mauritz te Dordrecht.

 

Overige bijzonderheden

Ontleend aan van Blokland-Visser064:

J.Kunst is op 28 augustus 1852 gezagvoerder op het fregat “Delta” en vertrekt naar Batavia. Hij keert terug op 23 mei 1853

Op 30-5-1854 lijdt kapitein Kunst schipbreuk met de “Delta” op de terugreis uit Batavia bij Kenn’s Rif. De bemanning wordt gered door de Engelse Kapitein R .Chamers van het schip de “Culdee” Op 23-4-1856

Volgens monsterrol 1736 (gemeentearchief te Dordrecht) is hij op 23 april 1856 de 1e kapitein op het nieuwe fregat Arij Scheffer” en vertrekt met 26 man naar Java. Aan boord is zijn zoontje Folkert Kunst 10 jaar als passagier.

 

J.Kunst vertrok per 02 december 1862 vanuit Nieuwediep met de “Ary Scheffer” en 1 landmachtofficier en arriveerde te Batavia op 25 maart 1863 na een reis van 113 dagen065.

 

 

Datum vanaf: 1852
Kapitein: Kunst, Jan Gerrit

Externe informatie - Overig
Type onbekend: Publicatie door Jean van Wageningen
Afbeeldingen


Omschrijving: DELTA , scheepsbouwkundige tekening in kleur gemaakt door C. Hoogewerf
Collectie: Regionaal Archief Dordrecht
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Bouwtekening

Omschrijving: DELTA tuigteekening
Collectie: Esman, Marius T.J.A.
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Bouwtekening
Algemene informatie

24 januari 1846 NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
(Geen datum of plaats) Het casco van het fregatschip DELTA, kapitein Crans, van Dordrecht, was verzekerd door J.T.S. c.s. te Amsterdam, voor eene reis van Amsterdam en alle circumjacentiën van dien, naar Batavia of eene andere haven van de eilanden Java en Sumatra, voor eene somma van NLG 90.000, premie incluis, waarop dit casco met wederzijdsch goedvinden was getaxeerd.
Het schip uit Texel den 25sten Julij 1845 vertrokken, kwam den 26sten November daaraanvolgende te Batavia aan, alwaar de gezagvoerder onmiddellijk den volgenden dag door een notaris een zeeprotest liet opmaken, op grond van aanzienlijke zeeschade. Vervolgens stevende de schipper naar Sourabaya, alwaar hij van de bevoegde autoriteit, de benoeming van eene commissie van deskundigen vroeg, om den bodem te inspecteren en de gevorderd wordende reparatiën aan te wijzen. Deze commissie heeft bevonden, niet alleen dat het schip zoowel aan den romp als aan de zeilen, aanzienlijke reparatiën behoefde, maar heeft successivelijk, ten einde de naden en het breeuwwerk, welke vergaan en verrot waren, te inspecteren en te doen repareren, de zich daarop bevindende koperen huid te doen afnemen, en eindelijk (post alia) blijkens opgemaakt proces-verbaal van bevinding, noodzakelijk geoordeeld en bevolen: “alle bouten, spijkers en nagels met nauwkeurigheid na te gaan, en die, waarvan eenigen twijfel bestaat, door anderen te doen vervangen; verder aldaar er geen mospapier daar aanwezig was, om de huid weder als vroeger te beleggen, daarvoor in plaats de labor met chinees papier te bezigen, en vervolgens gedachten bodem nieuw te bekoperen.”
Aan de voorschriften dier commissie voldaan zijnde en het schip dienovereenkomstig gerepareerd, werd door schipper en scheepsvolk te Sourabaya eene zeeverklaring, ten overstaan van notaris en getuigen afgelegd, welke bij hunne terugkomst in het moederland, te Dordrecht voor den kantonregter is herhaald geworden en met eede bevestigd.

De president-directeur en de directeur, fungerende secretaris, van de rederij van het fregatschip DELTA, maakten diensvolgens eene schadeberekening op van ƒ 9585, waarvan zij de voldoening van de assuradeurs vroegen, en waarvan zij in regten, bij hunne mondelinge voordracht slechts aanboden NLG 309,92 af te trekken, waarop het bedrag van de geheele reparatie van het koper zoude neder komen. De assuradeurs weigerden echter de betaling, voornamelijk op grond, dat de schade niet aan eenig zee-evenement was toe te schrijven, maar eenig en alleen aan eigen bederf en slijtagie, waarvoor niet verzekerd wordt, blijkbaar uit hetgeen den 8sten Augustus, bij gestadig stil weder, reeds was ondervonden, toen een blad koper los en verloren was gegaan; dat bovendien de geheele vordering steunde op eene zeeverklaring, eenen geruimen tijd later voor eene onbevoegde magt, en strijdig met alle bepalingen van wetgeving opgemaakt; terwijl de bewijzen eener opneming van het koper zelf, welke dadelijk bij het arrivement van het schip te Batavia had plaatsgehad, ontbraken, en door de geassureerden werden terug gehouden, en dat eindelijk de schaderekening zelve, ten aanzien van verschillende posten, door hen bestreden, niet behoorlijk was gejustificeerd. De assuradeurs werden door de scheidsmannen, mrs. A. Brugmans, D.A. Walraven, en M.S. S’Jacob, praktiserende advokaten te Amsterdam, na overweging der daadzaken, op de volgende gronden in het ongelijk gesteld.
O.,(opm: overwegende) wat het regt aangaat, dat de vragen, welke hier behooren te worden beslist, zich hoofdzakelijk bepalen tot de twee volgende:
1e. Behoort de schade, waarvan de eischers en compromittenten ter eenre ten deze de verdoeding van de ged. En compromittenten ter andere zijde vorderen, onder die zeeschaden, welke regtens van den assuradeur kunnen worden gevorderd?
2e. Is de schaderekening, zodanig dezelve hier is liggende, behoorlijk gejustificeerd?
0., wat de eerste vraag aangaat, dat het ten deze in allen deele consteert, en in genere ook niet wordt tegengesproken, dat het fregatschip DELTA, kapitein G. Crans, op zijne reize van Amsterdam naar Batavia, werkelijk schade heeft gehad en bekomen;
0., dat uit de scheepsverklaring, op den 26sten Jan. 1844 voor den notaris Nieuwenhuijzen en getuigen onder aanbod van eede door den gezagvoerder en een gedeelte der equipage te Sourabaya afgelegd, en behoorlijk geregistreerd, blijkt, dat het fregatschip DELTA, na in behoorlijken staat uit Texel te zijn gezeild, op verschillende tijden met storm, vergezeld van hevige buijen en hoogloopende zeeën, waarin het schip geweldig heeft gewerkt en geslingerd, heeft te kampen gehad, te dien effecte, dat, volgens die verklaring, ten deze geen redelijke twijfel kan bestaan, of het schip gedurende zijne reize van hier naar Batavia werkelijk zodanige zeeëvenementen heeft gehad, welke aanzienlijke zeeschaden hebben kunnen doen ontstaan;
0., dat die mogelijkheid nog meer wordt bevestigd door de omstandigheid, welke trouwens den ged. en compromittenten ter andere zijde niet vreemd noch onbekend was, dat deze bodem, wel verre van nieuw te zijn, bereids eenige zeereizen had volbragt, en alzoo uit den aard der zake ingeval van eenige zeeramp, ongetwijfeld aan meerdere schade was onderhevig;
0., dat, hoezeer ook het beweren van de ged. en compromittenten ter andere zijde, dat slijtagie en eigenbederf in assurantie geenen grond tot schadevergoeding oplevert, in abstracto gegrond en waar zijn moge, in het onderwerpelijke geval echter geene voldoende gronden voor de toepassing van dat beweren worden gegeven, en alle bewijs daarvan, hetwelk op de ged. en compromittenten ter andere zijde zoude rusten, ten eenenmale ontbreekt;
0., immers, dat ook, daargelaten de waarde of onwaarde van de verklaring der heeren Lankelma en Hulsen, welke deze ged. niet concerneert, in assurantie echter de regel behoort te gelden, dat een bodem bij zijne uitreize van hier gepraesumeerd moet worden zeilvaardig en in goeden staat te zijn geweest, zoolang het tegendeel niet wordt bewezen, daar het tegenovergestelde tot de ongerijmdste gevolgen aanleiding zou geven:
0., dat, hoezeer ook de omstandigheid, dat reeds op de 8sten Augustus, bij gestadig stil weder en zonder nog stormen te hebben gehad, het schip een blad koper had verloren, eene praesumptie van eigen gebrek of bederf zoude kunnen opleveren, die omstandigheid echter, welke evengoed aan eenige andere bekende of onbekende oorzaak kan zijn te wijten geweest, zonder eenig meerder bewijs voor dat beweren, niet veel meer dan eene veronderstelling, maar geenszins een voldoend bewijs voor de sustenuën der ged. oplevert:
0., dat, hoezeer ook ten gevolge der verschillende opnemingen der deskundigen te Sourabaya, voldoende ten processe consteert, dat werkelijk de naden van het schip en het breeuwerk waren vergaan en verrot, die daadzaak echter geenszins gerekend kan worden, het bewijs op te leveren, dat de geledene schade eenig en alleen aan eigenbederf en slijtagie zoude zijn te wijten geweest, daar, aangenomen zijnde, dat werkelijk het schip met stormen, zware buijen en hooge zeeën te kampen heeft gehad, dat vergaan en verrotten op eene zeereize van vier maanden bij eenen verouderden bodem, eerder aan de plaats gehad hebbende zeeëvenementen moet worden toegeschreven (immers zoolang het tegendeel niet wordt bewezen), zoodat dan ook de deskundigen te Sourabaya, aannemende zelfs, dat overigens het schip, met betrekking tot deszelfs beplanking, bebouting en benageling, in gunstige omstandigheid verkeerde, niet hebben geaarzeld, de bestaande schade aan de gedurende de verzekerde reize plaats gehad hebbende zeeëvenementen toe te schrijven;
0., wat ook in abstracto zoo aan de zijde van ged. als aan de zijde van de eischers is voorgedragen, over de quaestie van slijtagie, het oxcideren van het koper, en het aanbrengen van eene nieuwe koperen huid aan dezen bodem, die vragen hier op het onderhavige geval van geene toepassing hoe ook genaamd zijn, daar, buiten en behalve dat die quaestiën bij alle dergelijke zeeschaden zouden kunnen worden gemoveerd (waarvoor echter de wet, ingeval van vergoeding, aan den assuradeur de aftrekking van een derde voor nieuw toestaat), in casu echter zowel het afnemen van de oude, als het aanbrengen van de nieuwe koperen huid, op stellige orde en bevel der deskundige commissie is geschied, dewijl van de zijde der ged. en comprom. ter andere zijde, geen voldoende bewijsgrond wordt aangevoerd, waardoor zou blijken, dat die schade ook aan het koper toegebragt, aan eenige andere oorzaak dan eenen plaats gehad hebbenden storm, zware buijen en hooge zeeën kan worden toegeschreven:
0., wat betreft de zeeverklaring, door den kapitein en een gedeelte der equipaadje, te Sourabaya voor notaris en getuigen afgelegd, dat die verklaring, volgens de daar te lande plaats hebbende gebruiken, is geschied, dat daar de strikte bepalingen van ons tegenwoordig hier te lande in vigeur zijnde regt niet bestaan, en bovendien die verklaring, bij de terugkomst van het schip onmiddellijk, volgens hier bestaande verordeningen, is hernieuwd en met eede bekrachtigd geworden, te dien effecte, dat dit stuk als voldoend document van bewijs in regten behoort te worden aangenomen, en ten processe geene volgende reden bestaat, de waarde daarvan in twijfel te trekken:
0., eindelijk, wat betreft het beweren der ged. en compromittenten ter andere zijde, dat er eene opneming van het koper zelf te Batavia zoude hebben plaats gehad, en dat het bewijs daarvan door de eischers en compromittenten ter eenre zoude worden terughouden; dat dit beweren ofschoon, wat het eerste gedeelte betreft, tusschen partijen in confesso zijnde, echter, wat het laatste aangaat, door de eischers en compromittenten ter eenre finaal wordt ontkend, en daarvan ten processe alle bewijs ontbreekt, zoodat, bij gebreke daarvan, het den regter niet mogelijk is, daarop te attenderen of daaruit eenige gevolgtrekking tot de zaak in quaestie af te leiden;
0., na dit alles, dat het ten processe als voldoende bewezen behoort te worden aangenomen, dat de schade aan het verzekerde schip op de verzekerde reize is ontstaan door zeeëvenementen, waartegen was verzekerd, en mitsdien de schade, welker vergoeding de eischers vorderen, onder die zeeschaden behoort, welke regtens van de assuradeurs kunnen worden teruggevorderd;
0., wat de tweede vraag aangaat, dat, ofschoon bij mondelinge voordragt, door de ged. en compromittenten ter andere zijde eenige aanmerkingen zijn gemaakt tegen de schaderekening, als zoude door het ontbreken van quitantiën van de daarop voorkomende posten, van ƒ 5212,34 voor 450 bladen koper, à contant gekocht van den Arabier Suh Awal, en van ƒ 1008 voor dagloonersgeëmploijeer gedurende de reparatie, niet genoegzaam zijn gejustificeerd, terwijl het van andere posten, als van ƒ 240, ƒ 720 en ƒ 90 voor zeildoek, touwwerk en zeilgaren, niet zou zijn gebleken, dat juist die hoeveelheid aan het verzekerde schip is gebruikt, er echter naar rede en billijkheid geene genoegzame gronden bestaan, om uit dezen hoofde opgemelde posten van de schaderekening te schrappen, en wel voornamelijk daarom, dewijl dezelve geenszins als te hoog opgevoerd en bovenmatig kunnen worden beschouwd, en ook niet uit dit oogpunt door de ged. en compromittenten ter andere zijde zijn bestreden;
0., eindelijk, dat door de eischers en comprimittenten ten andere is toegegeven, dat een post van ƒ 44, voor reparatie van keukengereedschap, van het bedrag der schaderekening behoort te worden afgetrokken;
Gezien de art. 249, 637 en 384 W. van K, en 56 B.R;
Regt doende in het eerste ressort,
Verlenen aan de eisers en compromittenten ter eenre acte van de door hen bij subordinate conclusie gedane aanbieding;
Veroordeelen de ged. en compromittenten ter andere zijde, om aan de eisers te betalen de som van ƒ 9541, en wel ieder van hen eene som van ƒ 100,60, zijnde 10-60/100 pCt. Over de door ieder der ged. verzekerde som van ƒ 1000, met de interesten, à 6 pCt. In het jaar, sedert den 15den Nov. 1844 tot de voldoening toe:
Verklaren deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hooger beroep, zonder borgtogt en bij lijfsdwang;
Veroordeelen ged. en compromittenten ter andere zijde in de kosten van deze arbitrale procedure.
(Gepleit voor de eischers Mr. S.E. Nijkerk, voor de verweerders Mr. B. Donker Curtius)

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

ARCHIEF NA Den Haag 3.03.54 - 160 archiefnummer Dordt 100.
__________________________________________________

BIJLBRIEF / ACTE AAN- en VERKOOP
Naam schip: DELTA

Plaats en datum: bijlbrief, Dordrecht, 1 november 1839

Soort schip fregat

Te voeren door kapt.

Bouwwerf / verkoper scheepsbouwmeester J. Schouten, Dordrecht

Eigenaar / aankoper A. Kist Ezn., c.s., Dordrecht

Groot volgens meetbrief 498 laten

Tuigage en aantal dekken

Afmetingen

Kiellegging

Tewaterlating

Plaats en nummer van registratie

Datum van registratie

Notaris

Prijs (bij aan-/verkoop vermeld)

Bijzonderheden






Researcher/datum research ML/281105

Naam DELTA
Archiefinstelling Nationaal Archief Den Haag
Jaar 1839
Toegang 3.03.54
Inventaris 160

Bronnen

Jaar: 0000
Bron: NA-Den Haag
Omschrijving: BIJLBRIEF: ARCHIEF NA Den Haag 3.03.54 - 160 / archiefnummer Dordt 100.