Inloggen
Gezagvoerder

HAZEWINKEL, JAN ABRAHAM

Naam: HAZEWINKEL, JAN ABRAHAM
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
ZAANDIJK 1899 General Cargo schip Steamship 7420 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens

Jan werd geboren op 31 aug. 1885 te Amsterdam als z.v. Simon Hazewinkel (1853 – 1942) en Armanda Haak.

Jan (27) trouwde op 12 juni 1913 te  Rotterdam met Antonia de Haaij (20) – geb. 27 nov.1892 te R’dam. – d.v. Aart de Haaij en Adriana Lauwaars.

Jan overleed in 1963 te ???

 

Opleiding

Jan werd aangenomen bij de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam op 20 aug. 1900.

Op 4 aug. 1903 werd hij geplaatst als stuurmansleerling op het s.s. NOORDAM, kapt. Bonjer, naar New York.  Gage f 10,- p/m.

23 aug. 1904 terug van de reis met zeer goed attest.

Legde op 9 nov. 1904 met goed gevolg het examen als 3e stuurman voor de Grote Stoomvaart af.

Legde op 10 juli 1907 met goed gevolg het examen als 2e stuurman voor de Grote Stoomvaart af.

Legde op 14 sept. 1904 met goed gevolg het examen als 1e stuurman voor de Grote Stoomvaart af.

Doorliep alle rangen bij de H.A.L. en volgde met tussenpozen een opleiding bij de Koninklijke Marine Reserve, waarna hij in december 1915 gezagvoerder werd van het stoomschip ZAANDIJK.

 

Kinderen

-    Adriana –  geb. 10.09.1914 te R’dam.

-    Simon Jan Abraham – geb. 04.12.1915 te R’dam

 

De schepen van de kapitein

 

*   1915 – 1917 van het s.s. ZAANDIJK – geb. 1899 

 

Overige bijzonderheden

Al op zijn eerste reis als kapitein had Jan Abraham Hazewinkel tijdens de Eerste Wereldoorlog een ontmoeting met een Duitse onderzeeboot. Deze liet de ZAANDIJK echter met rust omdat ze dicht onder de Hollandse kust voeren.

De tweede reis liep minder goed af. Het stoomschip was vertrokken uit Philadelphia met een lading tarwe  en stukgoed voor Amsterdam en Rotterdam.

Na een wachttijd van vijf dagen voor de Engelse kust maakte men op zaterdagochtend 11 maart 1916 vlug stoom en werd het anker gehieuwd. Als alles meezat, kon de bemanning op zondag thuis zijn in Amsterdam. De vaart was echter niet eenvoudig; bijna het hele zuidelijke deel van de Noordzee was bezaaid met verankerde mijnen en slechts enkele geulenwaren vrij gehouden. Op de bak stond een extra uitkijk om op losgeslagen, drijvende mijnen te letten.

Even voor twaalf uur, niet ver van het lichtschip Kentish Knock, kwam de klap; het schip was op een mijn gelopen! De machine werd onmiddellijk gestopt. Het voorschip kwam steeds dieper te liggen. Er stond een stijve oostelijke bries, die op de oostkust van Engeland en in de open Thamesmonding een zware deining met zich bracht.

De eerste gedachte was het schip op een zandbank aan de grond te zetten en zo voor de ondergang te redden. De kans op zinken was lang niet denkbeeldig; het voorste ruim stond al vol water. De lading tarwe zou door het water sterk zwellen, waardoor de waterdichte schotten het zouden begeven. De machine en ketels waren nog intact, maar het achterschip stak al zo ver boven water dat alleen de onderste helft van de schroef en van het roer nog onder water waren. Het lukte niet om het schip naar de zandbank te manoeuvreren. Hulp bleef uit; er was geen schip in de buurt te bekennen en de ZAANDIJK had geen draadloze installatie aan boord. De bemanning besloot voor alle zekerheid in de reddingboten te gaan, dicht bij het schip te blijven om af te wachten of het zou blijven drijven. Toen dat inderdaad het geval was, besloten ze weer aan boord te gaan. Men roeide uit alle macht, maar de reddingboten dreven steeds verder van het schip af.

Het was voor kapitein Hazewinkel een hele vervelende gedachte dat een passerend schip een noodbemanning op de ZAANDIJK af zou kunnen zetten en zo beslag zou kunnen leggen op het verlaten schip. 

Maar gelukkig kwam het Noorse stoomschip EK van Christiania opdagen en deze bracht een van de sloepen terug naar de ZAANDIJK. De volgende ochtend versleepten drie sleepboten het schip de rivier de Thames op naar Londen.

Tot zover een deel van het verhaal van kapitein Jan Abraham Hazewinkel, dat is opgenomen in de Nederlandse Koopvaardij in Oorlogstijd 1914 – 1918.

Jan Abraham Hazewinkel bleef tot eind januari 1917 op de ZAANDIJK varen. Hij verliet zijn schip om weer bij de Marine Reserve te dienen. Hij was daar nauwelijks een week in dienst toen heel het land werd opgeschrikt door het bericht dat zeven Nederlandse schepen na het verlaten van de haven van Falmouth door een Duitse duikboot waren getorpedeerd. Tot die zeven schepen behoorde de ZAANDIJK.

In september 1917 trad Jan Abraham Hazewinkel als leraar wis- en zeevaartkunde in dienst van de ‘Kweekschool voor de Zeevaart’, de Hogere Zeevaartschool in Amsterdam.

In 1923 kwam hij wegens bezuinigingen op wachtgeld. Een jaar later werd hij benoemd tot directeur van de zeevaartschool op Texel. Daar was hij ook voorzitter van de plaatselijke commissie van de Koninklijke Noord- en Zuid-Hollandse Redding Maatschappij.

Toen in 1927 een vacature in Amsterdam ontstond, is hij als leraar wis- en zeevaartkunde bij de ‘Kweekschool’ terug gehaald en daar gebleven tot zijn pensionering in 1950.

Bron: Boek ‘Voortvarend naar zee - Kroniek van de kapiteins Hazewinkel.’

door Wilco van Koldam – ISBN 90-7377-17-8

Uitgave van het Veenkoloniaal Museum - Veendam in 1997