Inloggen
Gezagvoerder

Wal, Douwe Obles van der

Naam: Wal, Douwe Obles van der
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
CORNELIS SMIT 1851 Bark Sailing Vessel 7702 Bekijk schip
EERSTELING 1848 Bark Sailing Vessel 14081 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Overleden in 1871

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

D.O.van der Wal werd met vlagnummer 775 per 22 augustus 1848 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein C.W.Flens. Als zijn schip is genoemd de “Eersteling”. Toegevoegd is “overleden” 002. Ten tijde van de inschrijving waren van der Wal en zijn vrouw 34 resp. 41 jaar. Ingeschreven staan 2 zoons (1838 en 1843) en 1 dochter (1840)002a.

Douwe Obles van der Wal werd voorgedragen/benoemd op 15/22 augustus 1848 als effectief lid op voordracht van kapitein C.W.Flens. Hij was 34 jaar, voerde de bark “Eersteling”, en woonde te Koudum023

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 30 augustus 1855 gaat het bestuur accoord met een ondersteuning van 12 maanden voor D.O. van der Wal ingaande 01 augustus 1855. In de vergadering dd 24 september 1857 gaat het Bestuur accoord met een verlenging van 12 maanden ingaande 12 november 1857. Idem per 28 oktober 1858. In de notulen van 30 juni 1859 wordt een bewijs van ongesteldheid van kapitein v.d. Wal overgelegd. Een verlenging met 12 maanden per 24 november 1859. In de notulen dd 26 januari 1860 wordt een bericht van ongesteldheid gemeld van D.O. vander Wal. In de notulen van 25 oktober 1860 staat vermeld dat er een continuering voor 12 maanden is toegestaan mits overleggende een bewijs van voortdurende ongesteldheid.

Op 31 oktober 1861 verzoekt hij om verlenging welke op 30 januari 1862 voor 6 maanden wordt toegekend. Continuering met 6 maanden per 01 juli 1862, mits hij een bewijs van voortdurende ongesteldheid kan overleggen. Idem voor 12 maanden per 26 februari 1863. Idem per 28 januari 1864 ingaande 01 februari mits overleggend het bewijs van voortdurende ongesteldheid. Een overeenkomstig verzoek dd 06 oktober 1864 wordt buiten deliberatie gehouden, Maar in de vergadering dd 23 februari 1865 wordt zijn onderstand verlengd tot 01 mei 1865. In de vergadering dd 29 juni 1865 wordt de uitkering verlengd met ingang van 01 juli 1865 tot 01 mei 1866. Op 29 mei 1866 volgt een verlenging tot 01 mei 1867, ingaande 01 juni 1866. Op 02 mei 1867 verlenging tot 01 mei 1868. Op 28 mei 1868 verlenging tot 01 mei 1869. Op 29 april verlenging tot 01 mei 1870. Op 28 april 1870 verlenging tot 01 mei 1871. Op 02 juni 1870 is er een bericht “inzendende bewijs van voortdurende ongesteldheid.” Op 04 mei 1871 verlenging tot 01 mei 1872042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 31 augustus 1871 vraagt de wed. D.O. van der Wal geb. de Bruijn om een uitkering. In de veragdering dd 28 september 1871 vraagt het Bestuur nadere informatie omtrent de aard van de ziekte waaraan kapitein van der Wal is overleden. Op 26 oktober 1871 wordt de aanvrage afgewezen omdat de kapitein niet is overleden aan een ziekte, bekomen op de laatste reis.042

Op 30 november 1871 wordt aan de wed. D.O. van der Wal geb. S.de Bruijn een uitkering uit de bussen verstrekt van f 10,-.042.

 

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 18 september 1855 staat: “Aanvraag van Kapt. D.O. van der Wal, om regt op uitkeering en het verslag deswegen van de Heeren C.Smit en F.W.E. Schuchard, overeenkomstig hetwelk de Kap. het regt is toegestaan, voorlopig voor den tijd van twaalf maanden, in de 1e klasse ingaande 1 Augustus 1855.”. In de notulen dd 13 oktober 1857 wordt, op aanvraag van kapitein D.O. van der Wal per 01 november 1857 een uitkering in de 1e klas toegekend. Continuering voor 12 maanden op 16 november 1858. In de notulen dd 12 juli 1859 staat een: “Brief van D.O. van der Wal, verzoekende voortduring van onderstand, welk verzoek voor berigt is aangenomen”. Continuering voor 12 maanden op 06 december 1859. Idem op 20 november 1860. Idem voor 6 maanden op 15 juli 1862. Idem voor 12 maanden per 10 maart 1863.. Idem voor 12 maanden op 23 februari 1864. Op 04 oktober 1864 doet hij wederom een verzoek om continuering, maar “welk verzoek is gehouden buiten deliberatie zijnde de uitkeering nog niet verstreken.”. Op 28 maart 1865 een continuering per 01 februari 1865 tot 01 mei 1865. Op 11 juli 1865 1865 continuering tot 01 mei 1866. Op 19 juni 1866 een verlenging tot 01 mei 1867. Op 26 mei 1868 verlenging met 12 maanden. Op 25 mei 1869 een verlenging van 12 maanden. Idem per 21 mei 1870. 023.

In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” dd 28 november 1871 staat vermeld een aanvrage om recht op uitkering van de weduwe D.O.van der Wal, welke werd afgewezen. Op 19 december 1871 werd haar een gratificatie verstrekt van f 10,-023.

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van het College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                 jaren          type                 scheepsnaam                                       naam reder/boekhouder

       775                      1848-1849    bark                de Eersteling                                        M.Lelsz te Rotterdam

                                        1850          geen vermelding van schip en boekhouder

                                     1851-1853    bark                Cornelis Smit                                       M.Lelsz te Kinderdijk

      391                       1854-1871    geen vermelding van schip en boekhouder

 

Bouma025 vermeldt D.O. van der Wal als gezagvoerder gedurende:

*     1849/1850 op de bark “Eersteling”, te water gelaten op 30 augustus 1848 op de werf van J.& K.Smit te Kinderdijk, 850 ton o.m., varend voor M.Lelsz te Kinderdijk. Het schip strandde op 27 november 1849 op de westkust van Formosa en werd geplunderd. De bemanning werd gered door de Engelse bark Ramee, onder kapitein Mills;

*   1852 t/m 1853 op de bark “Cornelis Smit”, gebouwd in 1851 te Kinderdijk, 719 ton o.m., varend voor Murk Lelsz. te Alblasserdam.

Te water op 26.04.1851 en ……1851 opgeleverd door Gebroeders J. & K. Smit, scheepsbouwmeesters aan de Kinderdijk aan de Rederij onder directie van M. Lels te Alblasserdam als CORNELIS SMIT.

 

Overige bijzonderheden

“Volgens berigten uit Canton, dato 13 Dec. 1849, is het Nederlandsche schip Eersteling, kapt. van der Wal, v. Bat. n. Shanghay bestemd, den 26sten Nov. op de westkust van het eiland Formosa op eene zandbank gestooten, ten gevolge waarvan hetzelve den 29sten lek werd en vol water liep. Het schip is door de Chinezen geplunderd, doch de ekwipage gered en door de Engelsche bark Ramee, kapt. Milh, van Singapore naar Amoy bestemd, opgenomen en aldaar in goeden staat aangebragt. Door bemiddeling van den Engelschen Consul is de ekwipage verder naar Hongkong vertrokken, van waar dezelve door het schip Mr. Cornelis Haga is opgenomen en naar Java zal overgebragt worden.”

Algemeen Handelsblad 23 februari 1850 in de rubriek Scheepstijdingen:

 

In het Algemeen Handelsblad van 23 februari 1850 staat in de rubriek Scheepstijdingen een bericht over het vergaan van de ´Eersteling onder kapitein D.O.van der Wall.

“Door bemiddeling van den Engelschen Consul is de ekwipage verder naar Hongkong vertrokken, van waar dezelve door het schip Mr. Cornelis Haga is opgenomen en naar Java zal overgebragt worden.”.

Kapitein van der Wal heeft na deze schipbreuk nog diverse reizen gemaakt. Kennelijk is na de reis naar Java het schip weer teruggekeerd naar China (Whampoa bij het huidige Canton) en vandaar naar Nederland vertrokken.

 

Een verslag van een troepentransport naar Nederlands Oost-Indië is weergegeven in “Het reisjournaal van H.H.G.Peltzer betreffende een reis van Harderwijk naar Batavia op de bark Laurens Koster (kapitein D.R.Kleve) van 12 november 1848 tot 03 april 1849”  Transcripte en annotaties door S.Parma, mei 2001. Rapport aanwezig in de bibliotheek van het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam. H.H.G.Peltzer was de landmachtbevelhebber van het troepentransport. In dit journaal komt een opmerking voor betreffende het schip Eersteling met kapitein van der Wal:

31 maart 1849

“… des avonds en des nachts kwamen wij met de schepen Hendrica, Schouwen en de Eersteling tusschen de derde en vierde punt van Java ten anker”.

 

Kapitein D.O.van der Wal had in 1851 toezicht op het zeilklaar maken van het nieuwgebouwde schip de “Cornelis Smit”. In dat jaar voer hij uit van Rotterdam met aan boord o.a. zijn zoon Obe Douwes van der Wal (geboren in 1838 te Bolsward). Na 108 dagen werd Batavia bereikt. Er werd lading ingenomen in Bezoeki, Panaroekan en Banjoewangi en de terugreis duurde 120 dagen. Op volgende reizen was zoon Obe niet meer aan boord

Obe Douwesz van der Wall “De Wereld Rond. De lotgevallen van een Oud-Zeeman, door hem zelven verteld.

Jaarboek 2003 Stichting Nederlandse Kaap-Hoornvaarders. Hoorn. 51 pp.

 

“Aktenummer 1847, 18-09-1847

Extract uit het journaal gehouden aan boord van het Nederlands fregatschip “Louisa Maria”, gevoerd door Benjamin Christiaan Jaski, op een reis van Batavia naar Amsterdam, zeilende op dat moment op de hoogte van 23o19’ZB/63o53’OL van Greenwich.

Op woensdag 14 april 1847 ’s morgens om ongeveer 10 uur, overleed na een korstondige ziekte, de ondertimmerman Arend Jurjesn Klein, oud 36 jaren, van Oude Pekela.

(Was getekend): D.O.van der Wal, stuurman, P.Cleijndert, onder do. en B.G.Jaski, gezagvoerder.”115