Inloggen
Gezagvoerder

Schneebeeke, Jan Everts

Naam: Schneebeeke, Jan Everts
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 3
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
CATHARINA JOHANNA 1835 Bark Sailing Vessel 8788 Bekijk schip
HENRIETTE 0 Bark Sailing Vessel 12341 Bekijk schip
CATHARINA JOHANNA 1835 Bark Sailing Vessel 8788 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

J.E.Schneebeeke werd geboren te Amsterdam op 02 september 1795.

Hij trouwde met Clasina Winthouwer/Windhouwer, geboren te Amsterdam op 31 januari 1798. Het echtpaar kreeg een dochter op 06 januari 1824 en een zoon op 30 mei 1825. Zij overleed op 24 november 1866.118

Hij is overleden in 1860. Bij zijn overlijden is Amsterdam als woonplaats opgegeven.003 en 118.

Jan Everts Schneebeeke uit Amsterdam werd als leerling van de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart “ingenomen” per 18 mei 1808. Hij was toen 5 voet-1 duim lang en 12½ jaar. Volgens het doopcedule 1071 werd hij per 13 september 1795 te Amsterdam gedoopt als zoon van Johan Evert Schneebeeke uit het Graafschap Ledder en Lucca Priggen uit Breemerlee, beiden gereformeerd. Ten tijde van de inname van hun zoon was de vader overleden en de moeder woonachtig op “Willenburg in de kleine straat 98” Zij “gaat uit naaijen”.

Van 01 juli 1808 t/m 01 mei 1813 werd een 3-maandelijkse rapportage bijgehouden over de schoolvorderingen van de leerling, waarbij geen bijzondere gebeurtenissen zijn vermeld. Voorts komen de volgende opmerkingen voor

14 augustus 1810      “Een Prijs gehad de Jong reise na de Middel.Zee en Martinet Zeem. Handb.”;

08 februari 1811        “als Ledemaat aangenomen”;

16 april 1812              “geplt op de Cadettenbrik Irene om te kruisen”;

01 september 1812   “Examen gedaan”;

05 november 1812    “van de brik terug”;

18 april 1813              “door den Minister als apprestif marin geplaatst”;

03 mei 1813               “naar Texel vertrokken” 004/531-1071.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.E.Schneebeeke werd met vlagnummer 29 ingeschreven als effectief lid van Zeemanshoop. Een inschrijfdatum is niet genoemd. Zijn schip was de “Catharina Johanna”. Toegevoegd is “overleden”002.

In de Algemene Ledenvergadering van het College Zeemanshoop te Amsterdam van 06 september 1822 werd J.E.Schnebeke (sic) aangenomen als effectief lid op voorspraak van kapitein Precht. De notulen vermelden geen vlagnummer023.

Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemansfonds van Zeemanshoop per 01 november 1825.

J.E.Schneebeeke was effectief lid van Zeemanshoop in de periode 1822 t/m 1862 met de vlagnummers 29 (1822 t/m 1836), 12 (1836 t/m 1854) en 4 (1854 t/m 1862).

 

J.E.Schneebeeke was lid van het Amsterdamse zeemanscollege “De Blaauwe Vlag” en wel in 1827 t/m 1830 met vlagnummer 118 en van 1832 t/m 1840 met nummer 30008.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 25 augustus 1825 is: “… besloten aan de Matrozen van het schip van kapitein J.E.Schneebeeke eene gift van Derig Gulden te doen ter beloning der moeite & werkzaamheden op de verjaardag van Z.M. den Koning op gezegd schip .. “042. (slaat op de equipage van het fregat “Henriette”)

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 27 februari 1862 van Zeemanshoop wordt aan de wed. J.E.Schneebeeke geb. Windhouwer een uitkering toegekend met ingang van 01 februari 1862.042

In de Algemene Ledenvergadering van Zeemanshoop van 23 augustus 1825 doet de voorzitter de oproep om vanwege de verjaardag van Z.M.Koning Willem I op de 24ste augustus de signaalvlaggen te hijsen en “verder met bekomen verlof van de Reeders het schip van kapitn J.E.Schnebeke met de vlaggen van onderscheidene mogentheden zal worden versierd ...”. In de notulen van 30 augustus 1825 worden de kapiteins J.H.Schneebeeke en J.H.Breukemeijer bedankt “voor het bij die gelegenheid verzieren hunner schepen met de vlaggen der onderscheidene mogendheden, het doen van salutschoten enz.enz. ...”023.

In de notulen van de Algemene Vergadering dd 18 maart 1862 staat vermeld dat per 01 februari 1862 een uitkering in de 1e klasse is toegekend aan de weduwe J.E.Schneebeeke geb. Windhouwer.023.

De schepen van de kapitein

Vermelding in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001:

vlagnummer                 jaren          type                 scheepsnaam                                       naam reder/boekhouder

        29                       1825-1833    fregat              Henriette                                              L.Bienfait en Zn

                                        1834          geen opgave van schip en boekhouder                     

                                        1835          bark                Catharina Johanna                              L.Bienfait en Zn

        12                       1836-1845    bark                Catharina Johanna                              idem

                                    1846-1853    geen opgave van schip en boekhouder

          4                       1854-1860    geen opgave van schip en boekhouder

 

Bouma025 vermeldt J.F (moet zijn E.) Schneebeeke als gezagvoerder gedurende:

  • * 1819 t/m 1835 van het 3/mschip “Henriëtte”, gebouwd in 1814 te Koningsbergen, 327 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam. Het hol werd in 1835 verkocht;
  • * 1836 t/m 1846 van de bark “Catharina Johanna”, gebouwd in 1835 te Amsterdam, 625 ton o.m., varend voor L.Bienfait & Zn te Amsterdam.

 

In het Archief van de Waterschout op het Stadsarchief van Amsterdam bevinden zich monsterrollen op naam van kapitein Jan Evert Schneebeke als gezagvoerder van de:

“Henriette”, ddd 14 februari 1820; 01 maart 1821; 31 januari 1822; 26 november 1822; 21 november 1823; 03 november 1824; 04 oktober 1825; 18 juli 1826;; 28 oktober 1827; o6 oktober 1828; 18 mei 1829; 29 maart 1830; 15 november 1830; 17 oktober 1831; 24 september 1832.

“Catharina Johanna”, dd 16 november 1835; 28 november 1836 en 11 april 1838.

 

Overige bijzonderheden

Amsterdamsche Courant, Zeetijdingen, 09 december 1822:

“In den storm van gisteren zijn van hunne ankers geraakt en gedreven de volgende: … J.E.Schneebeke, Henriëtte, van Amsterdam naar Suriname, heeft op den Texelschen wal het roer afgestoten, de groote en bezaan-mast moeten kappen, en anker en touw verloren; ligt weder in vlot water … “

Amsterdamsche Courant 07 juni 1825. Apart artikel onder de rubriek WEST-INDIE

“PARAMARIBO, den 12den April. Eenige minuten na middernacht tusschen den 11den en 12den dezer maand werd aan boord van het Nederlandsch koopvaardijschip Willem den Eersten, Kapt. Jens Johannissen, ontdekt dat er brand onder in dien bodem was; er werd om hulp van boord der naast omliggende schepen geroepen; de Kapt. J.Hulsen zond dadelijk manschappen, en bij de opening der luiken, sloeg de vlam uit; de rook was zoo zwaar dat men, in den buitendien donkeren nacht, niets verrigten kon; bespeurende dat de felle brand niet meer te blusschen was, riep Kapt. Jens Johannissen zijne schepelingen toe, van zichzelve en hetgeen zij nog mogten uithalen te redden; en ging toen ook zelf nog eens in de kajuit, waarschijnlijk om zijne papieren an andere stukken van aangelegenheid te trachten met zich te nemen; hij werd gevolgd van een der schepelingen, die echter door den opstijgende damp genoodzaakt was dadelijk te rug te keeren, terwijl kapt., alhoewel dringend te rug geroepen, nog eenige korte oogenblikken langer beneden blijvende, zulks het droevig gevolg had, dat de brand een aan boord zich bevonden hebbend vaatje buskruid genakende de losbarsting hiervan het schip in lichte laaije vlam zette, en tevens het leven van den kapt. moet hebben verkort, vermits sedert dat oogenblik hij niet weder tevoorschijn is gekomen. Deze brand was zoo fel dat de naast aan in de laag liggende schepen, wilden zij behouden blijven, geen tijd hadden om de ankers te ligten, maar genoodzaakt waren de touwen achter en voor te kappen.

Dit had dan ook een gunstig gevolg voor de schepen, de Zorgvuldigheid, Kapt. J.Hulsen; de Henriette, Kapt. J.E.Schneebeeke en de Henriette, Kapt. J.C. Willemse, wiens boegspriet en kluiverpen reeds aan het branden was, andere schepen zoo als de Maria, Kapt. E.D.Dekker; de Jonge Willem, kapt.G.van Meedevoort ; de vier Gezusters, Kapt. Jan van Dijl vlooden van het gevaar door uit de laag en op stroom te verhalen; het schip Maria Agnita, Kapt. P.Rijnbende in de binnen laag liggende en zich los gemaakt hebbende, geraakte, door het laatste van den vloed, vast op den wal, het schip Betsy, Kapt.M.Mac Dougal van Rotterdam in de laag voor de Willem den Eersten, voor twee kettingen achter en voor vastliggende, liet de achter ketting slippen, maar voor hij zulks met de voor ketting konde doen, had de brand van de Willem den Eersten, (wiens achter touw afgebrand zijnde en deze bodem dus met het laatste van den vloed op deszelfs voor touw rondzwaaijende, met de achter steven naar den wal, tegen de Betsij langszij aankomende,) ook dezen aangetats en overmeesterd, zoodanig dat de afbranding van dezen bodem niet kon gestuit worden. De Willem den Eersten brandde af en zonk, de eb zette zich nu ten half drie ure in.

Om voor te komen dat de brand van de Betsij tot de huize overvloog, en dat, wanneer deszelfs braspil verbrand en dus de bodem zelf van de voorketting los rakende met de eb naar de beneden in de laag liggende schepen zoude afdrijven, ook aan dezen geen letsel toebragt, werden twee trossen om het roer en aan de wal vastgemaakt tevens gaten in het schip geboord, de midden en bezaan masten gekapt en om ver gehaald, en de brandspuit in een groote pont ingescheept daarop spelende gehouden, tot vijf ure des morgens, toen een zware regenbui een einde maakte aan den rampvollen brand en eene minder slegte uitkomst gaf, dan men bedugt was.

De ijver door den Oversten P.Muller en de andere Heeren Officieren van ’s Rijks Brik van oorlog Merkuur betoond, heeft grootelijks bijgedragen tot de spoedige stuiting van dezen dreigenden brand; - waarbij tegenwoordig zijn geweest Zijne Exellentie de Generaal Majoor en Gouverneur, de leden der regering enmeer andere Burgerlijke en Militaire autoriteiten.

De toestand de ekwipage der beide afgebrande schepen is deerniswaardig, hebbende dezelve alles verloren.

Na de vermelding dezer bedroevende gebeurtenis, mogen wij niet nalaten de verdiende hulde aan de nagedachtenis van den ongelukkigen Kapitein Jens Johannissen, die slechts alleen daarvan het slagtoffer is geworden, toe te wijden. - Zijne bestendige zorg voor zijnen kostbaren bodem; de eerste na zoo vele jaren stilstands in onze Nationale scheepsbouw, alhier, in den jare 1816 gerimmerd (getimmerd?) en ten regten daarvan de sieraad. - Zijn gestadig verblijf aan boord - De goede orde en discipline welke daar steeds heerschte - Dit alles heeft het onheil niet mogen voorkomen. Maar nimmer zal voorzeker het geheugen van zoo vele goede hoedanigheden worden uitgewischt bij de Reeders van zijnen bodem, bij welke zij hem ten regten geacht hadden gemaakt, - bij de Planters, welke denzelven mede hadden leren waarderen, - bij zijne equipagie, welke hem vereerde en beminde. Terwijl eindelijk eene gade en kinderen, in hem den besten verzorger hebben te betreuren.”

Op 28 maart 1822 werd Gerard Johan Weijland vanuit de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart als kajuitwachter geplaatst op het schip “Henriette” onder kapitein Schneebeke voor een reis naar Suriname. Hij kwam terug op school per 29 oktober 1822004-532/1428.

Op 27 november 1822 werd Pieter Burghgraaf vanuit de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart als ligtmatroos geplaatst op de “Henrietta” onder kapitein “Snebeeke” (is zonder twijfel Schneebeeke) voor een reis naar Suriname. Hij kwam rerug op school op 22 september 1823004-531/1393.

In “De Clippers” van Anno Teenstra, uitg. Holdert & Co, Amsterdam, 1945, 306 pp. staat in hfdst. V een relaas over de rederij/koopmanshuis Bienfait te Amsterdam waar in vermeld een aantal kapiteins die lange tijd voor deze rederij voeren en wel : M. de Wijn, 23 jaar; H.Croese, 21 jaar; J.E.Schneebeck, 21 jaar en N.D. de Boer, 21 jaar.

 

In de “Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” wordt vermeldt080:

06 december 1822:

Zware storm op de reede van Texel met de ”Maria”. Beschrijving van Abrahamsz in een brief dd 08 december 1822 aan zijn ouders:

“Van der Mei is geheel weg en van de Equipage is een man gered. Matzen weet men niet waar gebleven is en Maalsteed is verongelukt … Visscher zit zo hoog op de Zuidwal dat hij met hoog water 4 a 5 voet bij zich heeft . Van de morgen is Sneebeecke hier met noch maar een mast en adsistentie van 2 Schuiten voorbij komen zeilen … “.

 

In een typoscript van de heer P.C.J.Martens te Den Haag dd oktober 2011 staan de volgende bijzonderheden betreffende Broder Paul Martens 1812-1881.

Leydsche Courant 01 aprilt 1836

“Volgens een brief van Kapt. B.P.Martens voerende het schip ‘de Eensgezindheid’ van Amsterdam naar Batavia in dato 2 februari was hij toen in goede staat zeilende op 1o56’ Z.breedte, 19o Z’.W.lengte.

Voorts meldt Kapt. Martens dat hij op den 25 januari op 0o56’ N.breedte gezien heeft een groote Hollandse bark, zo hij meende het schip Catharina Johanna, Kapt. J.E.Schneebeke, van Amsterdam naar Batavia alsook den ….dito eene kleinen Hollandse bark, zijnde zo hij meende, het schip Sara Maria, Kapt. J.J.Reinhardt, mede van Amsterdam naar Batavia.”

 

Rotterdamsche Courant 16 maart 1820114

Amsterdam, 14 maart. Het schip HENRIETTA, kapt. J.E. Schneebeeke, van Amsterdam naar Surinamen, is in goede staat in het Nieuwe Diep aangekomen

 

Rotterdamsche Courant 19 april 1821114

Amsterdam, 17 april.

….uitgezeild Zr.Ms. oorlogs-fregat MELAMPUS, kapt. A.W. de Man en J. Boele van Vlissingen, beide naar Batavia; H. Zoetlief naar Braziliën, P. Sturk en F.P. Madsen naar Demerarij, J.E. Schneebeke, T. Pieters, D.G. Doekse, J. van Dijl en T.J. Vlieger naar Surinamen; G.R. Engelman naar Triëst; H. Hollander naar Marseille; D.C. Brunger naar Oleron; P. Hansen naar Sables d’Olone; P.B. de Jong naar Plymouth, J.J. Arends naar Sheerness; D. Ouwerhand naar Hull; R.S. Visser en J.J. de Jong naar Londen en J. Matzen naar Ahrensdahl (opm: Arendal)…..

 

Rotterdamsche Courant 12 februari 1822114

Amsterdam, 10 februari. Het schip HENRIETTE, kapt. J.E. Schneebeke, van Amsterdam naar Surinamen, heeft den 5 februari onder de Kreupel door harde wind drie ankers verloren, doch is nog gelukkig voor het werp-anker blijven liggen. De kapitein heeft een anker door een Enkhuizer visser terug bekomen, die ook trachten zou de 2 anderen te vissen. Het schip is vervolgens naar Texel voortgezeild en volgens brief van 7 dito behouden in het Nieuwe Diep aangekomen.

 

Rotterdamsche Courant 25 juli 1822114

Amsterdam, 23 juli. Van Surinamen zoude half juni vertrekken het schip INDUSTRIE, A. Brons, naar Rotterdam; den 15 juli het schip HENRIETTE, J.E. Schneebeke, naar Amsterdam, en ultimo juli de schepen MARIA, F.H. Zeijlstra, HARLINGEN, L. Buisman; IPENRODE, A.F. Oosterlo, GODEFRIDA, H. Hansen; de STREVER, M. Spreeuw, MARIA FREDRIKA (opm: brik MARIA FREDERICA), W. Swart; CONCORDIA, W. Groen en l’AUGUSTE, J. Hulsen Jr, alle mede naar Amsterdam, en HYPERION, H.S. Bruinsma, naar Rotterdam.

 

Rotterdamsche Courant 10 december 1822114

Amsterdam, 8 december. …..

….Het schip HENRIETTE, kapt. J.E. Schneebeke, mede naar Surinamen bestemd, heeft op de Texelse wal het roer afgestoten, de grote- en bezaanmasten (opm: de grote mast en de bezaanmast) moeten kappen en anker en touw verloren; is weder vlot…..