Inloggen
JAN VAN HOORN - ID 13476


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1842-04-06 / 1862-08-30 | Reden uitgevlagd: Verkocht naar het buitenland

Identification Data

Bouwjaar: 1842
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Bark
Masten: Three masts
Material Hull: Wood, sheathed with copper
Dekken: 2
Construction Data

Scheepsbouwer: C. Gips & Zonen - Werf 'De Merwede', Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Date Laid Down: 1840-08-29
Launch Date: 1841-06-19
Delivery Date: 1842-06-00
Technical Data

Net Tonnage: 579.00 tons (oude meting)
Net Tonnage 2: 292.00 lasts
 
Length 1: 35.76 Meters Registered
Beam: 7.12 Meters Registered
Depth: 5.12 Meters Registered
Configuration Changes

Datum 00-00-1842
Type: Remeasurement
Omschrijving: Bij oplevering in 1842 mat het schip 292 lasten.

Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1842
Datum agenda: 1842-04-06
Register nr: 18420221
Scheepsnaam: JAN VAN HOORN
Type: Bark
Lasten: 292
Gebouwd in provincie: Zuid Holland
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Blussé van Oud Alblas, A
Plaats: Dordrecht
Kapitein op moment van verzoek: Keeman, J.A.
Opmerkingen: eerste zeebrief
ja

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1841-06-26 JAN VAN HOORN
Manager: Adolph Blussé van Oud Alblas, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Partenrederij onder boekhouderschap van genoemde manager, Dordrecht, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Dordrecht / Netherlands
Additional info: eerste zeebrief 6 april 1842

Date/Name Ship 1862-08-30 MERCES
Manager: Hermann Behrent, Danzig, Prussia
Eigenaar: Hermann Behrent, Danzig, Prussia
Shareholder:
Homeport / Flag: Danzig / Prussia
Callsign: HFJG
Additional info: Door Hermann Behrent, Danzig, gekocht voor NLG 17.800,-

Ship Events Data

1850-12-12: Grounded
Brouwershaven, 13 december 1850. Het schip JAN VAN HOORN, kapt. Bouten, van Batavia naar Rotterdam, gisteren alhier binnengelopen, is op de Banjaard aan de grond geraakt en is eerst na een gedeelte der lading te hebben overboord geworpen, met assistentie van de boot No.2 van de Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij in vlot water gekomen.
1851-07-20: Damaged
Volgens brief van kapt. Bouten, voerende het barkschip JAN VAN HOORN, te Batavia aangekomen, had hij de 20e juli 1851 aan de Kaap de Goede Hoop veel storm doorgestaan, waardoor de grote steng boven het ezelshoofd gebroken, en een lichtmatroos, die juist boven was, overboord geslagen en verdronken was.
1854-01-14: Stranded
Hellevoetsluis, 14 januari 1854. Het Nederlandse schip hetwelk, als gisteren gemeld op het Pampus aan de grond zat, is gebleken te zijn de te Dordrecht te huis behorende bark JAN VAN HOORN, kapt. J. Bouten, van Batavia naar Dordrecht bestemd. Hetzelve zat aan de Noordwal aan deze zijde Pampus buiten het schaar. Terstond bij de aankomst van de stoomboot BROUWERSHAVEN, ten 1 ure 55 minuten des namiddags, werd alles aangewend om het schip af te brengen, doch met dat getij vruchteloos. Op het volgende tij werd nu gewacht, en onder aanwending van alle mogelijke kracht door de BROUWERSHAVEN en verdere gepaste middelen, mocht het lukken, ten 2 ure 30 minuten des nachts, het schip er af te slepen en ten 3 ure 15 minuten op deze rede ten anker te brengen.
1857-10-28: Sprang a leak
Lissabon, 28 oktober 1857. Het Nederlandse schip (opm: bark) JAN VAN HOORN, kapt. B. Mols, van Newcastle naar Hongkong, is hier eergisteren binnengelopen. Naar men zegt is het lek.
1862-08-30: Sold to foreign country
Advertentie. H. Vriesendorp, J.P.M. Boonen, E. Mauritz, A.C. van Wageningen jr., P.J. de Kanter jr., H. Boonen, D. de Jongh Wz., J. Vriesendorp, B. de Witt en J. de Voogd Jzn., makelaars te Dordrecht, presenteren op zaterdag de 30e augustus 1862 des middags ten 12 ure precies, in het Nederlands koffijhuis van J. Zahn, over het Marktplein te Dordrecht, ten overstaan van de aldaar residerende notaris H. Schuyten, publiek te verkopen: het snelzeilend, in 1861 nieuw gekoperd en kopervast barkschip JAN VAN HOORN, laatst gevoerd door kapt. C.M. Borghorst, volgens meetbrief lang 35,76 ellen, wijd 7,12 ellen, hol, 5,12 ellen, en alzo gemeten op 579 tonnen of 306 lasten, liggende aan de sleephelling te Schiedam en breder bij inventaris omschreven. Nadere onderrichting te bekomen bij bovengenoemde makelaars.
1870-01-18: Final Fate: Stranded

Op reis met een lading spoorwegdwarsliggers van Danzig naar Sunderland is de MERCES, kapt. C. Schwarz, op 18 januari 1870, kort na 13.00 uur bij mistig weer op de rotsen bij Boulmer (Northumberland) gelopen. Het schip was niet meer vlot te krijgen en sloeg binnen een paar dagen geheel in stukken. De bemanning van 14 personen kon zich redden. (bron: Newcastle Journal 21-01-1870)

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Jan Albertus Keeman werd geboren te Amsterdam 10 januari 1809 als zoon van Christoffel Hendrik Keeman en Louisa Doutens/Douteris (naam onduidelijk)

Hij trouwde op 18 mei 1837 te Amsterdam Jannetje Grim, geboren te Amsterdam 12 november 1811 als dochter van Daniel Grim en Jannetje Loopeker. Jan Albertus was een zwager van de koopvaardijkapitein Rutger Grivel (zie aldaar) die met dochter Maria Dorothea van het echtpaar Grim/Loopker was getrouwd. Jannetje overleed op 08 mei 1881.

Jan Albertus overleed op 01 november 1853 nabij Falmouth aan boord van zijn schip de “Sumatra”.

 

In het CBG te Den Haag zijn de volgende krantenknipsel (geen krantennaam vermeld):

  1. Getrouwd J.A.KEEMAN met J.GRIM Amsterdam 18 mei 1837

 

  1. Een serie met geboorteaankondigingen van kinderen van het echtpaar Keeman-Grim, alle gedateerd te Amsterdam.

 

  1. Heden ontving ik de bevestigende tijding, dat mijn dierbare Echtgenoot JAN ALBERTUS KEEMAN, Gezagvoerder aan Boord van het Barkschip Sumatra, op Reis naar Liverpool en Australië, op den 1sten November ll, nabij Falmouth, in den ouderdom van 44 Jaren is overleden, mij nalatende vier Kinderen

                      AMSTERDAM, 7 November 1853                                                                                  Wed. J.A.KEEMAN

                      Eenige Kennisgeving                                                                                                                      GEB. GRIM.

 

 

In het Bevolkingsregister 1851-1853 (-64) van Amsterdam staat Jan Albertus Keeman, geboren op 10 januari 1809, gehuwd, Nederl.Hervormd, en in 1852 wonend op de Buitensingel.

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.A.Keeman werd per 20 maart 1841 met vlagnummer 580 en op voordracht van H.de Jong ingeschreven als effectief lid van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop". Ten tijde van de inschrijving was zijn schip de "Jacob van Hoorn". Toegevoegd is "Overleden"002.. ten tijde van de inschrijving waren Keemans en zijn vrouw 32 resp. 30 jaar. Ingeschreven staan 1 zoon uit 1840 en 1 dochter uit 1838002a.

In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 13/20 april 1841 werd tot effectief lid voorgedragen/benoemd Jan Albertus Keeman, oud 32 jaar, voerend de bark “Jan van Hoorn”, met adres en op voordracht van kapitein H.de Jong te Amsterdam. Zijn vlagnummer werd 580.023.

Hij was lid van het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 15 februari 1848003.

 

J.A.Keeman was met vlagnummer 53 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” in de periode 28 mei 1841 t/m 1853. Bij de inschrijving was zijn schip de “Jan van Hoorn.”111 en 064

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 september 1844 meldt kapitein J.A.Keeman dat hij op reis ziek is geworden, daarvan de nodige bewijsstukken overleggend.042

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 08 december 1853 wordt een uitkering toegekend aan de weduwe van kapitein J.A.Keeman voor haar en 4 kinderen ingaande 01 februari 1854.042

 

In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 10 januari 1854 staat de mededeling dat aan de weduwe van kapitein J.A.Keeman geb. A.Grim een per 01 februari 1854 een uitkering is toegekend voor haar en 4 kinderen.023.

 

In een kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd mei 1841 staat geboekt een entreebedrag van f 15,- door kapitein Keeman.064b

In het kasboek van het Dordtse College dd 26 november 1853 staat de de boeking van de uitkering aan de nagelaten betrekkingen van kapitein J.A.Keeman van de regelementair toegestane f 100,-.064b

 

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat J.A.Keeman als gezagvoerder064a:

*       1842 t/m 1845   bark “Jan van Hoorn”            boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

*       1846; 1850;       fregat “Jacob Cats”                boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

*       1852                    bark “Sumatra”                       boekhouder Gebr. Blussé te Dordrecht

 

lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer                    jaren           type                  scheepsnaam                naam reder/boekhouder

       580                        1841-1844     bark                 Jan van Hoorn             A.Blussé v.Oud Alblas c.s. te Dordrecht

                                      1845-1850     fregat               Jacob Cats                    idem

                                           1851           fregat               Sumatra                        geen opgave

                                      1852-1853     fregat               Sumatra                        Gebr.Blussé te Dordrecht

 

Bouma025 vermeldt J.A.Keeman als gezagvoerder gedurende:

*    1842 t/m 1844 op de bark “Jan van Hoorn”, gebouwd in 1841 op de werf De Merwede van Cornelis Gips & Zn te Dordrecht, 579 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrechtzie ook 066;

      Van Sluijs013 vermeldt dat deze “kruisbark” werd gebouwd in 1840/41. Op 02 september 1840 werd de kiel gelegd na afloop van de “Admiraal van Heemskerk” en op 19 juni 1841 werd het schip te water gelaten op de werf “Merwede”, onder scheepsbouwmeester C.Gips.(vermeld in Tijdschr. Zeewezen 1841). Er zou een afbeelding zijn in het Museum van Gijn

*    1846 t/m 1852 op het 3/m schip “Jacob Cats”, gebouwd in 1835 op de werf van Cornelis Gisp te Dordrecht, 790 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;

*    1852 op het 3/m schip “Sumatra” ex Johanna Catharina, gebouwd in 1840 te Amsterdam, 745 ton o.m., varend voor H.R.Tollius Glusenkamp te Amsterdam;

*    1853 op hetzelfde schip maar nu voor de Gebr. Blussé te Dordrecht.

 

Overige bijzonderheden

De bark de “Jan van Hoorn” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 13 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein J.A.Keeman:

1ste reis             april 1842 naar Batavia en terug in april 1843

2de reis             augustus 1843 naar Batavia en terug in augustus 1844

Het fregat de ´Jacob Cats” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 15 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein J.A.Keeman:

8ste reis             augustus 1845 naar Batavia en weer terug in september 1846

9de reis             april 1847 naar Batavia en weer terug in november 1847

10e reis             april 1848 naar Batavia en weer terug in februari 1849

11de reis           mei 1849 naar New York en weer terug in december 1849

12de reis           mei 1850 naar Batavia en weer terug in maart 1851

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

 

In het voorjaar van 1841 monsterde J.Bouten (zie aldaar) als eerste stuurman op de “Jan van Hoorn” onder kapitein Keeman. Na 3½ maand arriveerde men in Batavia, waar de kapitein ziek werd. Bouten nam het bevel over en vertrok naar Soerabaja. Terug in Batavia was de kapitein hersteld. Hij had van de dokter poeders Kalomel gekregen voor het geval dat de ziekte terug kwam. Omdat hij echter geen gebruiksaanwijzing had gekregen, wist hij de dosering niet. “Uiteindelijk meende hij zeker te weten alle poeders ineens te moeten innemen Het gevolg hiervan was dat zijn gehele lichaam en hoofd opzwol … toch knapte hij na veertien dagen langzamerhand weer op en toen wij te St.Helena kwamen was hij zover hersteld dat hij zelfs meende naar de wal te kunnen gaan om het benodigde aan te kopen. Het gevolg was, dat hij de volgende dag weer het bed moest houden door overdadig eten hetgeen voor zijn kwaal zeer fnuikend was”.

Een voetnoot vermeldt dat kalomel een kwikchloride is dat vroeger als laxeermiddel, maar ook als medicijn tegen syphilis, werd voorgeschreven. Een bijwerking was de kalomelziekte, lichte opzwellingen. De hoge dosering heeft toen bij Keeman de spijsverrteringsorganen en nieren beschadigd. De latere drifbuien en onredelijk gedrag waren vermoedelijk het gevolg van hersenbeschadiging. Het later sukkelen met de gezondheid kan een nawerking van het medicijn zijn geweest, maar ook een niet genezen syphilis.

Bouten vertrok in 1843 vanuit Dordrecht voor een tweede reis met kapitein Keeman en de “Jan van Hoorn”. “De … reis werd de kapitein weer door vele ziekte geplaagd en ontstonden door zijn driftbuien veel ruzies die hoog opliepen.”. Na terugkomst in Amsterdam verzocht kapitein Keeman “een reis thuis te mogen blijven i.v.m. zijn gezondheid”. Hij werd opgevolgd door Jacob Bouten.066.

 

Het fregat “Sumatra” van de rederij Blussé van Oud Alblas te Dordrecht heeft minstens 4 reizen gemaakt waarvan de volgende onder kapitein J.A.Keeman:

*       1ste reis. September 1852 naar Australië. Tijdstip terugkomst niet gemeld.

*       2de reis. Geen gegevens over jaar van vertrek en terugkomst, noch de bestemming

Gegevens de heer P.Blussé te Vught, april 2008. Ontleend aan Blussé archief in Stadsarchief van Dordrecht.

 

NRC 21 april 1852

“Rotterdam, 20 april. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn heden bevracht de volgende .. schepen:

Voor Dordrecht: . SUMATRA, kapt. J.A. Keeman.”

 

NRC 06 november 1853

Falmouth, 2 november. De Nederlandse schepen REGINA, kapt. Ingerman, van Londen naar Adelaide, en SUMATRA, wijlen kapt. Keeman, van Dordrecht naar Liverpool bestemd, zijn hier beiden heden binnengelopen, eerstgenoemde heeft de zeilen verloren, en op de laatstgenoemde is de gezagvoerder overleden.

 

Ontleend aan van Blokland-Visser 064 :

Van Blokland-Visser noemt als effectief lid met D53 Johannes Adrianus Keeman. Ik acht dit een foute opgave

Een monsterrol in het Gemeentearchief van Dordrecht nr 968, dd 08 maart 1840 vermeldt Keeman als 1e stuurman met een maandgage van f 70,- op het fregat “Jacob Cats” onder kapitein Willem Derks voor een reis naar Batavia.

Monsterrol nr. 1111, dd 31 maart 1842 vermeldt hem als gezagvoerder op de “Jan van Hoorn”. Hij vertrok dd 11 april 1842 met 22 man naar Batavia en keerde terug in Nederland op 06 april 1843.

Op 29 augustus 1845 is hij gezagvoerder op de “Jacob Cats” en vertrekt naar Batavia. Met dit schip maakte hij als gezagvoerder 5 reizen en van de 5e reis keerde hij terug in Nederland op 03 maart 1851.

Monsterrol nr 1594 te Dordrecht dd. 26 september 1853 staat J.A.Keeman, oud 44 jaar uit Amsterdam als gezagvoerder van de bark “Sumatra” voor een reis naar Australië via Liverpool.

 

 

Datum vanaf: 1842
Kapitein: Keeman, Jan Albertus
College: Tot Nut van Handel en Zeevaart, Dordrecht
Vlagnummer: 53
Overige informatie: *Amsterdam, 10 januari 1809, †a/b SUMATRA, 1 november 1853

Familiegegevens en opleiding

Jacob Luitjes werd geboren te Veendam op 30 augustus 1815 als zoon van Jacob Klaassens Boiten en Catharina Luitjes Pinksterboer.

Hij trouwde op 11 september 1845 te Amsterdam met Adriana Pos, geboren te Loosdrecht op 18 juli 1822 Zij overleed 25 augustus 1847 te Dordrecht, 25 jaar.

Jacob hertrouwde op 21 mei 1852 te Amsterdam met Marie Pos, geboren op 16 april 1832 te Loosdrecht en overleden te Hees op 12 mei 1899.

Jaccob Luitjes overleed Hees op 14 februari 1894.122

De familienaam was oorspronkelijk geen Bouten, maar Boiten, een bekende Groningse naam! Dit was het het gevolg van een fout van een trouwackte in Köningsbergen in het voormalige Duitsland (volgens overlevering en min of meer bevestigd door archief Veendam)”.

Jacob Bouten werd geboren op 30 augustus 1815 te Veendam als zoon van Luitje Jacobs Bouten (koopvaardijkapitein, 1789-1836) en Anna Catharina Elisabeth Luxen (1784-1861).

Bij de inschrijving als lid van de Dordtse vrijmetselaarsloge gaf hij als geboortedatum op 03 juni 1816, hetgeen wellicht zijn doopdatum was.

Hij trouwde met Marietje Pos (geb. april 1832 te Loosdrecht) en woonde in 1858 aan de Groenmarkt nr.12 te Dordrecht met twee zoontjes Adriaan Louis (geb. 1854) en Louis Gerard (geb. 1857), beiden geboren te Dordrecht.

Hij overleed op 14 februari 1894 te Hees bij Nijmegen.

Na zijn loopbaan als geagvoerder begon hij een rederij  met vrachtdiensten tussen Londen en Dordrecht. Dit wed geen succes en hij stopte na bijna acht jaar. In deze periode werd hij onder meer gekozen tot lid van de Kamer van Koophandel te Dordrecht en de examencommissie voor het gezagvoerdersdiploma.

Jacob Bouten was in zijn tijd een gezaghebbende kapitein hetgeen o.a. tot uiting komt in zijn aandeel in de parlementaire enquete door de Tweede Kamer in 1874-1875 (zie hierna)

Hij werd in 1854  lid van de vrijmetselaarsloge La Flamboyante te Dordrecht met nr. 315.

Informatie van van Blokland-Visser te Papendrecht en “Mijn leven als Klipperkapitein” 2005. Op de frontpagina van dit boekje staat een portret. Ook afgebeeld op p. 35 van E.W.Petrejus  “Het Schip Vaart Uit. Onze zeilvaart in de negentiende eeuw”. De Boer Maritiem 1975,

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

Jacob Bouten was met vlagnummer R215 in de periode 1846 t/m 1894 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart.

Jacob Bouten wonend te Dordrecht was lid van het Dordtse zeemanscolleges “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlagnummer 18 in de periode 30 januari 1846 t/m zijn overlijden op 14 februari 1894. Bij de inschrijving werd zijn naam gespeld als “Boute”.111 en 064

In de notulen van de Bestuursvergadering van het Dordtse college dd 08 maart 1883 wordt het overlijden gemeld van de president Kuijk en de benoeming van het effectieve lid J.Bouten als zijn opvolger.064a

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1881 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart  (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld: “Kapitein Jb. Bouten, heeft de Maatschappij ook aan zich verplicht door van zijn recht op Uitkeering ten behoeve van het Fonds, edelmoedig afstand te doen, en brengen hem hiervoor insgelijks onzen welgemeende dank.”. In de Jaarverslagen van 1882, 1883 en 1885 wordt deze mededeling herhaald058.

In het Jaarverslag van 1894 staat dat hij in dat jaar is overleden058.

In het kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd 19 februari 1894 staat de reglementair vastgestelde uitkering van f 200,- aan de weduwe van kapitein J.Bouten te Hees.064b

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat J.Bouten als gezagvoerder064a:

  • 1846, 1850; 1852 t/m 1853 bark     “Jan van Hoorn”    boekhouders Blussé ban Oud Alblas, c.s.
  • 1854 t/m 1859; 1861 medium clipper “Kosmopoliet”  boekhouders  Blussé
  • 1874; 1891 geen schip genoemd. Achter de naam van J.Bouten staat “Ridder van de Eikenkroon”

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein Jb  resp. Js (= Jacobus) Bouten met vlagnummer R215 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:

  • 1849, 1851 van de bark “Jan van Hoorn”  293 last  voor Blussé van Oud Alblas c.s. te

Dordrecht

  • 1855 van het fregat “Cosmopoliet” 398 last  voor Blussé van Oud Alblas c.s. te

Dordrecht

  • 1858, 1859, 1862 van het fregat “Kosmopoliet” 398 last voor Gebrs Blussé c.s. te Dordrecht
  • 1863 van het fregat “Kosmopoliet II“   530 last  voor Gebrs Blussé te Dordrecht
  • 1864 t/m 1867 van het fregat “Kosmopoliet II”   569 last  voor Gebrs Blussé te Dordrecht
  • 1874, 1877, 1878, 1880 t/m 1883, 1885 t/m 1888, 1890 t/m 1893 geen vermelding van schip en reder

 

Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:

J.Bouten                                  Kosmopoliet                            11/12 juli 1860                                     19 februari 1861

                                                  Kosmopoliet                            09 mei 1861                                          09 januari 1862

 

“Een perfect Clipperschip was de Kosmopoliet van de Gebrs.Blussé te Dordrecht. Het vertrok onder Kapitein J.Bouten op 19 April 1855 van Brouwershaven en na 85 zeildagen arriveerde de Kosmopoliet op de rede van Batavia. De tweede uitreis in 1856 werd in 76 dagen volbracht en in 1857-‘58 zeilde dit schip in 74 dagen een lengte af van 10.925 zeemijlen, Holland-Batavia, toen ter tijd de kortste reis, die ooit gemaakt was naar Batavia026(37/384).

Bouma025 vermeldt J.Bouten als gezagvoerder gedurende:

  • 1845 t/m 1854 op de bark “Jan van Hoorn”, gebouwd in 1841 op de werf De Merwede van Cornelis Gips & Zn te Dordrecht, 579 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. (in latere jaren zijn er andere gezagvoerders op dit schip. De opgaven hierboven van J.Bouten als kapitein tot 1862 kloppen niet met Bouma).

Lloyd’s vermeldt087:  “18 Dec 1850  “JAN VAN HOORN  assisted in, been on shore.”

  • 1855 t/m 1863 op het 3/m schip “Kosmopoliet”, gebouwd in 1853/54 op de werf van Cornelis Gips & Zn aan de Lijnbaan te Dordrecht, 753 ton o.m., varend voor de Gebr. Blussé te Dordrecht(zie ook 063);
  • 1864 t/m 1868 op het 3/m schip “Kosmopoliet II”, gebouwd in 1864 op de werf van Cornelis Gips & Zn te Dordrecht, 1000 ton o.m., varend voor de Gebr. Blussé te Dordrecht.

 

Op 04 januari 1848 vertrok van Batavia de kruisbark “Jan van Hoorn” onder kapitein J.Bouten, was op 13 maart 1848 bij St.Helena en arriveerde op 15 mei 1848 te Hellevoetsluis na een reis van 131 dagen026(38/299).

Op 08 oktober 1861 vertrok van Batavia de “Kosmopoliet” onder kapitein Bouten en arriveerde 09 januari 1862 te Brouwershaven na een reis van 92 dagen026(38/329).

Volgens monsterrol nr 1418 dd 15 juni 1849 in het Gemeentearchief van Dordrecht was J.Bouten, wonend te Dordrecht, oud 33 jaar, gezagvoerder van de bark “Jan van Hoorn”, varend voor P.Blussé van Oud-Alblas te Dordrecht voor een reis naar Valparaiso

Volgens monsterrol nr. 1682 dd 02 april 1855 in het Gemeentearchief van Dordrecht was J.Bouten, wonend te Dordrecht, 39 jaar, gezagvoerder van de klipper “Kosmopoliet”, varend voor de Gebroeders Blussé te Dordrecht voor een reis naar Java en terug naar Dordrecht.

Overige bijzonderheden

De bark de “Jan van Hoorn” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 13 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein J.Bouten:

*3de reis           november 1844 naar Batavia en terug augustus 1845

*4de reis           juni 1846 naar Batavia en terug juni 1847

*5de reis           augustus 1847 naar Batavia en terug mei 1848

*6de reis           juli 1848 naar Batavia en terug april 1849

*7de reis           juli 1849 naar Valparaiso /San Francisco/Batavia en terug in december 1850

*8ste reis          mei 1851 naar Batavia en terug april 1852

*9de reis           juli 1852 naar Batavia en terug januari 1854.

De medium clipper ”Kosmopoliet I” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 10 reizen waarvan de een aantal onder kapitein J.Bouten en wel:

      *1ste reis          april 1855 naar Batavia en terug in december 1855

      *2de reis           februari 1856 naar Batavia en terug in september 1856

      *3de reis           december 1856 naar Batavia en terug in augustus 1857

      *4de reis           september 1857 naar Batavia. Datum terugkomst niet vermeld

      *5de reis           augustus 1858 naar Batavia. Datum terugkomst niet vermeld

De medium clipper ”Kosmopoliet II” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 10 reizen waarvan de een aantal onder kapitein J.Bouten en wel:

      *1ste reis          maart 1865 naar Batavia en terug in oktober 1865

      *2de reis           maart 1866 naar Batavia en terug in november 1866

      *3de reis           februari 1867 naar Batavia. Datum terugkomst niet gemeld

Tevens maakte deze kapitein in de periode 1868-1867 de 4de t/m de 10de reis. Verdere bijzonderheden niet genoemd.

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

Volgens monsterrol nr 748 in het Gemeentearchief van Dordrecht dd 11 september 1835 was J.L.Bouten, oud 20 jaar, wonend te Rotterdam, tegen een maandgage van f 26,-, stuurman op de kof “Merwedeschoon” varend voor Klerk & Voogd te Dordrecht, en vertrok met 6 man naar Bergen in Noorwegen.

Amsterdamsche Courant 29 oktober 1844

“Door de Nederlandsche Hamdel-Maatschappij zijn de volgende bodems voor de maand november bevracht geworden, als:

… Voor Dordrecht: JAN VAN HOORN …”

 

In “Reizen rond Kaap Hoorn onder Nederlandse vlag. Overzicht vanaf de ontdekking in 1616 tot het einde van de Nederlandse grote zeilvaart in 1911”. door H.Hazelhoff Roelfzema. Uitgave Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarder, 2010, 88 pp plus Bijlage met een Chronologisch Register van Reizen van 1616 tot 1911.121

p.52-55: “Naar Californië 1849- 1851. Oceaan, Drie Gebroeders, Jan van Hoorn, J.C.Schotel”

De paragrafen in dit hoofdstuk van het boek van Hazelhoff Roelfsema zijn ontleend aan  “Mijn leven als klipperkapitein”  uit 2005 van J.Bouten

NRC 11 juli 1849

“Rotterdam, 10 juli. Wij vernemen, dat de volgende Nederlandse schepen naar Chili en Californië zijn vertrokken:

.....Gereed om te vertrekken van Dordrecht naar Valparaiso het barkschip JAN VAN HOORN, kapt. J. Bouten.

Er zijn thans dus aanzienlijke Nederlandse belangen in de Stille Zuidzee te bewaken en het is dien ten gevolge te hopen, dat, gelijk van andere landen, ook van Nederland een oorlogsschip zich derwaarts begeve, ten einde de Nederlandse vlag behoorlijk worde beschermd en, als het nodig is, verdedigd, te meer, daar sommige dier schepen aldaar gedurende enige tijd zullen verblijven.”

 

NRC 23 september 1850

Batavia, 24 juli. Scheepsvrachten. De volgende bevrachtingen hebben in deze maand plaats gevonden, als van Nederlandse schepen … de JAN VAN HOORN tot NLG 80 voor suiker en NLG 75 voor rijst grotendeels bevracht, …

NRC 16”december 1850

“Brouwershaven, 13 december. Het schip JAN VAN HOORN, gisteren alhier binnengelopen, is op de Banjaard aan de grond geraakt en is eerst na een gedeelte der lading te hebben overboord geworpen, met assistentie van de boot No.2 van de Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij in vlot water gekomen.”

 

NRC 17 december 1850

Rotterdam, 16 december. Het volgende extract uit het journaal van schipper M. Braam, voerende de schokker No.2 van de Zuid-Hollandsche Maatschappij tot het Redden van Schipbreukelingen, hiet ter stede gevestigd, wordt ons toegezonden.

“12 december. Het weder sedert enige dagen mistig en daar zulks hoogst gevaarlijk is voor binnenkomende schepen om aan de grond te komen op de buitenbanken, was ik steeds kruisende. Heden morgen ten 7 ure bij de 4e ton ten anker liggende, zowel als de schokker No. 1 en de loodsboot, hoorde ik een schot en ging dadelijk onder zeil, de wind zuid-zuid-west, zoals ook de andere vaartuigen, maar verloren die spoedig uit het gezicht. Bij de uiterste ton komende, hoorde ik het schieten duidelijk, waardoor ik vermoedde een schip in die richting van de steile punt van de Banjaard aan de grond zat. Ik stuurde derwaarts. Ten 12 ure ontdekte ik het schip JAN VAN HOORN aldaar zittende. Wij liepen achterom en kwamen kort bij ten anker en begaf mij met de sloep aan boord om met de gezagvoerder te raadplegen. Het schip zat met de kop om de west, op elf voet water en was reeds twee voeten in het zand geweld. Reeds waren er van de lading 80 balen rijst, 60 balen peper en vier kranjangs suiker, alsmede de watervaten, over boord geworpen. Het volk was af, het lichten gestaakt en de hoop van het schip te redden bij de kapitein en de kanaal-loods opgegeven. Ik maakte hun bekend alwaar het schip zat en beschouwde de enige middelen om het te redden zo doenlijk een zwaar anker en ketting uit te brengen, hetgeen dadelijk geschiedde, maar onder veel moeite en gevaar, waarbij de schokker zwaar tegen het schip stootte en nog al veel schade bekwam. Voorts kwamen wij overeen, indien het schip niet vlot kwam, ik met de schokker er bij zou blijven om de equipage te redden. Intussen was het donker geworden. Vele van de equipage waren ziek en de overigen waren bezig met af te hieven, daar er niet verder met vrucht gelicht kon worden, aangezien de lichte goederen, zoals de kaneel en peper, boven in de lading waren. Om zeven uur begon het schip zwaar te werken en om acht uur was het vlot en zeilde wederom naar zee, zodat de genomen maatregel met een gelukkig gevolg is bekroond, terwijl tot ons aller verwondering het schip dicht is gebleven. Het schip zat op de steile punt van de Banjaard, op dezelfde plaats alwaar de TWEE ZEEUWEN en de NEERLANDS KONINGIN zijn gebleven, terwijl de JAN VAN HOORN de eerste Oost-Indiëvaarder is, die van die steile en gevaarlijke punt is gered.”

 

NRC 21 november 1851

“Rotterdam, 20 november. Volgens brief van kapt. Bouten, voerende het barkschip JAN VAN HOORN, te Batavia aangekomen, had hij de 20e juli aan de Kaap de Goede Hoop veel storm doorgestaan, waardoor de grote steng boven het ezelshoofd gebroken, en een lichtmatroos, die juist boven was, overboord geslagen en verdronken was.”

 

NRC 02 juli 1853

“Canton, 3 mei. De vrachten zijn vast, zonder verandering. De JAN VAN HOORN is van San Francisco gearriveerd en laadt voor NLG 9000 naar Batavia. … “

 

NRC 16 oktober 1853

“Batavia, 23 augustus. Omtrent de vrachten hebben wij slechts mede te delen, dat het Nederlandse schip JAN VAN HOORN geen charter heeft willen aannemen voor na aankomst der laatste mail. Thans is reeds geboden NLG 90 voor een lading rijst op Indramayoe (opm: Indramayu, 27 mijl noordwest van Cirebon) in te nemen. … “

 

NRC 29 oktober 1853

“Batavia, 7 september. Scheepsvrachten. Hierover valt weinig te zeggen, alleen werden genomen de Nederlandse schepen JAN VAN HOORN à NLG 100 voor suiker en NLG 85 voor tabak en de DIANA (die abusievelijk door ons was opgegeven als voor rederijrekening te laden) à NLG 110 voor koffie om op Padang te laden, beide naar Rotterdam. … “

 

NRC 15 januari 1854

“Hellevoetsluis, 14 januari. Het Nederlandse schip hetwelk, als gisteren gemeld op het Pampus aan de grond zat, is gebleken te zijn de te Dordrecht te huis behorende bark JAN VAN HOORN, kapt. J. Bouten, van Batavia naar Dordrecht bestemd. Hetzelve zat aan de Noordwal aan deze zijde Pampus buiten het schaar. Terstond bij de aankomst van de stoomboot BROUWERSHAVEN, ten 1 ure 55 minuten des namiddags, werd alles aangewend om het schip af te brengen, doch met dat getij vruchteloos. Op het volgende tij werd nu gewacht, en onder aanwending van alle mogelijke kracht door de BROUWERSHAVEN en verdere gepaste middelen, mocht het lukken, ten 2 ure 30 minuten des nachts, het schip er af te slepen en ten 3 ure 15 minuten op deze rede ten anker te brengen.”

 

De Dordrechtsche Courant 30 november 1854

‘Op heden 29 november ongeveer op den middag is van de werf der scheepbouwmeesters C.Gips en zonen alhier met het beste gevolg te water gelaten het medium clipperschip “KOSMOPOLIET” metende 398 last, gebouwd voor rekening ener rederij onder Directie van Gebr. Blusse en gevoerd zullende worden door Jaap Bouten … “

De Dordrechtsche Courant 17 april 1862

Een advertentie:

“dat te Rotterdam in lading ligt naar Batavia, om in de eerste dagen van mei te vertrekken het clipperschip “KOSMOPOLIET” gezagvoerder J.Bouten” 064.

Gegevens van de “Kosmopoliet II” staan o.a. in De glorietijd van het zeilschip  door Edward P. de Groot (Alkmaar, 1989).066 Het Maritiem Museum te Rotterdam bezit twee olieverfschilderijen van de “Kosmopoliet II” vervaardigd door E. de Vries (inv.nr.P 2110) resp. F.J. van den Blijk (inv.nr. P 1750). Tevens bevat dit boek een verslag van een troepentransport in 1856/57 aan boord van de “Kosmopoliet I” en een serie foto’s waaronder die van kapitein Jacob Bouten

In het kader van de discussie over de invoering van de Tuchtwet in Nederlands Indië werd in 1865 een memorie aangeboden “aan zijn Excellentie den Gouverneur Generaal van Nederlandsch-Indië over de Wettelijke bepalingen omtrent de handhaving der orde en tucht aan boord der koopvaardijschepen binnen Nederlandsch-Indië.” Deze memorie werd ondertekend door J.Bouten.104.

J.Bouten verzorgde een hele reeks van troepentransporten naar Batavia en wel065:

  • Vertrek 15 december 1856 van Hellevoetsluis met de “Kosmopoliet”. 5 officieren en 175 manschappen. Aankomst 07 maart 1857 na 82 dagen;
  • Vertrek 14 oktober 1857 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet”. 5 officieren en 125 manschappen. Aankomst 29 december 1857 na 76 dagen. Onderweg 1 manschap overleden;
  • Vertrek 22 augustus 1858 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet”. 4 officieren en 140 manschappen. Aankomst 10 november 1858 na 80 dagen;
  • Vertrek 28 juli 1860 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet”. 3 officieren en 100 manschappen. Aankomst 15 oktober 1860 na 79 dagen;
  • Vertrek 15 mei 1861 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet”. 4 officieren en 150 manschappen. Aankomst 15 augustus 1861 na 92 dagen. Onderweg 1 manschap overleden;
  • Vertrek 18 mei 1862 vanuit Hellevoetsluis met de “Kosmopoliet”. 1 officier. Aankomstdatum niet vermeld;
  • Vertrek 03 april 1865 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet II”. 2 manschappen. Aankomst 21 juni 1865 na 79 dagen;
  • Vertrek 20 maart 1866 vanuit Brouwershaven met de “Kosmopoliet”. 3 officieren en 150 manschappen. Aankomst 16 juni 1866 na 88 dagen. Onderweg was 1 manschap overleden;
  • Vertrek 29 maart 1868 vanuit Nieuwediep met de “Kosmopoliet II”. 3 officieren en 150 manschappen. Aankomst op 19 juni 1868 na 82 dagen.

Volgens het dagboek van Bouten (zie hierna066) waren op de reis van 1857 175 man troepen aan boord. Het betrof “een bataljon reserve-voetvolk dat door Engeland gebruikt was in de Krim-oorlog … Het bestond uit een mengeling van alle volkeren van Europa … en niet uit de beste lieden ….”. Bouten beschrijft ze als een bende, waar men in Harderwijk al de nodige last van had gehad. Maar tijdens de reis had hij geen enkele moeite met ze.

Het volgende verkorte overzicht is ontleend aan de biografie van Jacob Bouten066

Edward P.de Groot.  “Het leven van kapitein Jacob Bouten.”

Tekst van Jaap (Jacob) Bouten, bewerkt door Edward P.de Groot. Vier artikelen verschenen in Spiegel der Zeilvaart 1981, 1:8-15; 2:55-60; 3:25-31; 4:18-23. Commentaar van A.Blussé van Oud-Alblas in 5.

Zie ook “Jacob Bouten (1815-1894) Verslag aan mijn kinderen. Mijn leven als klipperkapitein” 2005 DEuitgeverij ISBN 90-81035-51-7

Voor details wordt de lezer naar de oorspronkelijke tekst verwezen, die veel meer bijzonderheden geeft dan ik hier heb weergegeven.

Jacob Bouten werd geboren op 30 augustus 1815 in Veendam “en stamde uit een geslacht dat al generaties lang naar zee ging met eigen schepen of als kapitein of stuurman op schepen van andere eigenaars”. Zijn eerste maritieme belevenissen waren een reis in 1822 met zijn vader vanuit Koningsbergen naar Schotland, en een daarop volgende stormsituatie op de Yarmouth gronden waarbij het schip in nood kwam en te Harwich moest worden binnengebracht. Door persoonlijke omstandigheden van zijn ouders (zie bij Ludwig Jacob Bouten) vestigde het gezin Bouten zich in Antwerpen, waar Jacob op school ging.

Op 12 jarige leeftijd monsterde hij als kajuitsjongen op de schoenerkof “Harmonie”, onder kapitein Stroboer. Hij maakte een reis naar Cette voor wijn en Frederikshaven voor een lading planken. Stroboer werd opgevolgd door kapitein de Boer, en Jacob maakte met hem een reis naar Bergen, Triëst en Sicilië en daarna naar Danzig. In het najaar van 1831 monsterde hij op het fregat “Twee Anthonies” onder kapitein Bruker voor een reis naar Java en Canton. Op de terugreis in het Kanaal werd het schip in Portsmouth aan de ketting gelegd, omdat Engeland en Frankrijk de Nederlandse havens blokkeerden vanwege de Nederlands/Belgische moeilijkheden

In het voorjaar 1835 monsterde hij wederom bij kapitein Stroboer, maar nu op de “Merwedestroom”. Hij maakte maar één reis mee met deze kapitein omdat deze toezicht moest houden op de bouw van de “Baron van Geen”. Deze kapitein beloofde hem een plaats als derde stuurman op dit schip. Stroboer werd opgevolgd door kapitein Hazewinkel. Bouten kreeg de rang van stuurman. Na slechts één reis werd Jacob overgeplaatst op zijn oude schip “Harmonie” onder kapitein de Boer. Hij maakte een reis naar Suriname. Bij terugkomst bleek Stroboer te zijn overleden en de rederij benoemde een andere stuurman. Bouten was daarover zo verbolgen dat hij bij deze rederij (Klerk en Voogd te Dordrecht) bedankte. Kort daarop in 1838 overleed zijn vader en hij nam diens plaats over.

Jacob monsterde in 1838 als 2e stuurman op de kof “Juliana” onder kapitein Poot (niet in Bouma025 terug te vinden. Wèl vermeldt Bouma een hoeker “Juliana” met als gezagvoerder kapitein F.Poodts varend voor Serruys te Rotterdam) en maakte een reis via de Kaap Verden naar Buenos Aires en Havana. In c. 1840 kwam hij op de bark “Vijf Gebroeders” (kapitein niet genoemd) en ging wederom naar Buenos Aires en Havana. Daarna werd hij 1e stuurman op de “Decima” onder kapitein Bolkens (moet ongetwijfeld zijn Bolhuis; zie aldaar), waarmee hij twee reizen maakte. Vervolgens werd hij 1e stuurman op de “Jan van Hoorn” onder kapitein Keeman en varend voor van Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. Inmiddels had hij‘in de winter van 1841/42 kennis gekregen aan zijn latere vrouw Adriana Pos. De kapitein Keeman sukkelde nogal met zijn gezondheid (zie aldaar) en Bouten verving hem een aantal malen gedurende de reizen. In 1844 nam hij het commando definitief over en begin november 1844 vertrok hij als kapitein vanuit Nieuwediep naar Batavia. Hij trouwde in 1845 en ging te Dordrecht wonen in de Grote Kerkbuurt. Begin juli 1846 vertrok hij voor een tweede reis naar Java en keerde in juli 1847 terug, inmiddels vader van een dochter. Al in augustus moest hij weer op reis en kreeg in Batavia bericht van het overlijden van zijn vrouw. Zijn moeder en schoonzuster zorgde voor het kind, maar na terugkomst in Nederland overleed ook het kind na een griep.

In de derde bijdrage van de Groot wordt zeer uitgebreid ingegaan op de tocht van kapitein Jacob Bouten met de bark “Jan van Hoorn”, waarmee hij eind juli 1848 vanuit Hellevoetsluis vertrok voor een reis naar Java. Hij laadde suiker in Soerabaja en koffie in Panggal. Na vertrek uit deze laatste haven kwam hij in zeer zwaar weer terecht. Na veel zeemansschap kwam hij die tegenslag teboven, maar toen kreeg hij nogal wat moeilijkheden met zijn bemanning, die werk weigerde. Ook dat wist hij, met wat harde maatregelen, op te lossen. Via Kaap Hoorn ging het naar Valparaiso waar hoge vrachtprijzen waren te bekomen. Maar bij aankomst bleek dat dat gerucht veel schepen had aangetrokken. “ … er lagen daar wel een duizend zeilschepen waardoor de prijzen fors gedaald waren”. Vandaar ging hij dus verder naar San Francisco maar hier kwam de volgende tegenslag. Vanwege de ontdekking van rijke goudaders in Californië was de Goldrush van 1849/1850 ontstaan, waardoor honderden bemanningsleden van hun schepen drosten. De haven lag vol met schepen, die vanwege onderbemanning geen gelegenheid hadden weg te komen. Ook Bouten beleefde allerlei moeilijkheden met zijn bemanning, waaraan hij via harde maatregelen en lijmende beloften wat aan trachtte te doen. De beschrijving van deze periode is uitgebreid en gedetailleerd. Pas in september 1850 was hij in staat de haven van San Francisco te verlaten.

Het vierde deel is ondertiteld als: “Boutens glorietijd als kapitein en scheepvaartdeskundige, maar bijna zijn ondergang als reder”. Vanuit San Francisco ging de “Jan van Hoorn” richting Indië en vandaar terug naar Nederland. Vlakbij raakte het schip vast op de Banjaard, maar kwam weer vlot na het lossen van lading. Na nog een paar reizen naar Indië trouwde hij op 22 mei 1852 voor de tweede maal, met Marie Pot zuster van zijn eerste vrouw. Het echtpaar kreeg minstens 6 kinderen in de periode 1860-1876. Het verslag van de reizen hierna zijn gelardeerd met een verslag van de gebeurtenissen aan boord. Vrij veel aandacht wordt besteed aan de observatie in Amerika van de modellen clippers en daarna het toezicht op de bouw van een clipper in opdracht van reeder Blussé op de werf van C.Gips & Zn te Dordrecht, de “Kosmopoliet”. Ook wordt uitgebreid verslag gedaan van de eerste reis naar Indië. De ervaringen waren van dien aard dat een tweede schip, de “Noach”, op stapel werd gezet. Ook Blussé liet een overeenkomstig schip bouwen, de “Kosmopoliet II”, waarbij Bouten toezicht op de bouw hield. Ook dit schip voldeed in alle opzichten aan de gestelde verwachtingen. Na een reis met dit schip in 1865 naar Indië waren de passagiers zo tevreden, dat zij een advertentie in lovende bewoordingen in de krant lieten plaatsen. Van 1869-1871 hield hij toezicht op de bouw van de “Kosmopoliet III”. daarna begon hij voor zichzelf als reeder met een lijn op Londen. “Het schroefstoomschip ‘Martinus en Henriëtte’ van de Stoombootrederij Dordrecht-Londen, waarvan Bouten in 1871 directeur, en waarschijnlijk ook eigenaar, was geworden, kostte meer geld dan dat het schip opleverde. Acht jaar lang bleef Bouten het proberen, in augustus 1878 verdween de rederij.” Na 1879, 64 jaar oud, hield hij op met werken. Tenslotte verhuisde hij naar Hees bij Nijmegen, waar hij op 14 februari 1894, 78 jaar oud, overleed.

De artikelenreeks wordt afgesloten met een commentaar van A.Blussé van Oud Alblas, een nazaat van de reders uit de tijd van Bouten. Hij verwijt de bewerker van het dagboek hier en daar onverantwoorde wijzigingen in de dagboektekst te hebben aangebracht en ook aanvechtbare interpretaties van de tekst te hebben geïntroduceerd.

In het NSM hangt in de vaste tentoonstelling een posterachtige afbeelding van de clipperfregatten Kosmopoliet I (bouwjaar 1854, 758 ton) en Kosmopoliet II (bouwjaar 1864, 1078 ton), beiden van de rederij Gebr. Blussé te Dordrecht. Er wordt aangegeven dat de gezagvoerders waren J.Koning resp. J.Bouten. Op de afbeelding van de Kosmopoliet II is de nummervlag D18 te zien van J.Bouten lid van het zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” te Dordrecht.

J.Bouten maakte de volgende reizen005:

  • Kosmopoliet 1857 Rotterdam - Batavia diversen

                                      1858          Rotterdam - Batavia                                             diversen

                                      1860          Batavia - Rotterdam                                             suiker

                                      1860          Dordrecht Rotterdam                                           ballast

                                      1862/63    Rotterdam - Batavia - Semarang - Rotterdam   heen: diversen; terug: suiker

                                      1866          Semarang - Rotterdam                                         suiker, koffie

                                      1866          Rotterdam - Batavia                                             diversen

 

Blijkens monsterrol nr. 748 (Gemeentearchief van Dordrecht) monsterde hij per 11 september 1835 als stuurman aan op de kof “Merwedestroom” voor een reis naar Bergen/Noorwegen onder gezag van kapitein Dirk Hendirks Hazewinkel. Per 21 november 1844 neemt hij het gezag over van kapitein I.A.Keeman op de bark “Jan van Hoorn” en vertrekt op 12 november 1844 naar Batavia waar hij op 25 februari 1845 aankomt. Hij keert in Nederland weer op 11 augustus 1845. Volgens monsterrol 1297 is hij op 30 juni 1846 gezagvoerder op de bark “Jan van Hoorn”en vertrekt op 14 juni 1846 naar Batavia met een equipage van 25 man. Hij komt te Batavia aan op 10 november 1846. Na vertrek uit Batavia op 23 januari 1847 keert hij op 11 juni 1847 weer in Nederland terug. Hij bleef gezagvoerder op dit schip tot januari 1854 en was daarna betrokken bij de bouw van de klipper “Kosmopoliet I”. Volgens monsterrol 1682 dd 02 april 1855 was hij gezagvoerder en vertrok met 29 man vanuit Brouwershaven. De reis duurde 86 dagen en de tweede resp derde reis met dit schip 76 en 74 dagen. Hiermee had hij een record. Het schip maakte 18 reizen en werd in september 1871 naar Engeland verkocht.

Op 23 maart 1865 was de aanmonstering voor de “Kosmopoliet II” waarop hij gezagvoerder was gedurende 10 reizen waarna het schip op 25 juli 1876 in Rotterdam werd verkocht. In 1874 is hij reeder van het stoomschip “Martinus en Henriette” (gezagvoerder J.H.Stuit) en “Ridder van de Eikenkroon”. Hij overleed te Hees op 14 februari 1894071. (de geboortedatum klopt niet met de opgave uit zijn biografie066- zie hierna) 064 en 071.

In de zitting van 19 october 1874 van de parlementaire enquête door de Tweede Kamer “omtrent den toestand van de Nederlandsche koopvaardijvloot” (zitting 1874 - 1875) werd verhoord kapitein Jacob Bouten. Het verslag staat op p.425 t/m 428.

De kapitein wordt geïntroduceerd als Jacob Bouten, oud-gezagvoerder, wonend te Dordrecht en van 1844 tot 1869 gezagvoerder van de schepen “Cosmopoliet”. Hij stond altijd in betrekking tot de grote vaart en was altijd in dienst van hetzelfde kantoor. Zijn laatste reizen waren vooral op Java “maar mijne eerste reizen gingen rond Kaap Hoorn naar Valparaiso en St. Francesco en over Java terug. Als stuurman ben ik ook wel naar Buenos-Ayres en Havanna geweest.” Op vragen van de voorzitter omtrent het aannemen van lading antwoordde Bouten dat uiteraard de “factory” bij het uitvaren uit Nederland een beslissende stem had, maar dat zijn eigen beslissingsbevoegdheid buiten Nederland groot was en hij zich dan baseerde op lonende en voordelige vracht, daarbij geadviseerd door agenten in de vreemde havens.

De handelskennis van een kapitein moet dan groot zijn. In volgende vragen door de commissie stelt kapitein Bouten dat de handelskennis van gezagvoerders, waaronder hijzelf, onvoldoende is. Er zou in de opleiding aandacht aan moeten worden geschonken.

Bij terugkomst in Nederland waren zijn voornaamste werkzaamheden de lossing van de lading, de uitrusting voor de volgende reis en het nazien van het schip. De zorg voor de lading werd overgelaten aan de cargadoor. De havenkosten in vreemde havens waren hem redelijk bekend. De havenkosten in Nederland zijn vergelijkbaar, maar er zijn meerkosten voor het verzenden van goederen met ligters vanuit Nieuwe Diep en Brouwershaven.

De voorzitter vraagt naar de werking van een recent ingevoerde Tuchtwet. Bouten antwoordt: “Sedert de invoering der wet is de handhaving van de orde aan boord onzer schepen zeer achteruit gegaan. De wet is meer in het voordeel van het volk dan van de kapiteins; zij heeft hem veel van zijn gezag ontnomen. De bemanning weet zeer juist wat zij doen of laten mag; zo ver gaan zij, en niet verder. De kapitein heeft geen magt genoeg om zóó te straffen dat het eenigen invloed heeft. Alleen kan men straffen in het verminderen der gage, door in de boeijen te sluiten en buiten dienst te stellen, door de schuldige na de reis voor den regter te roepen. Maar gedurende de reis heeft de kapitein geen magt over het scheepsvolk. Het is den matrozen onverschillig of zij in de boeijen zijn of niet, want dan behoeven zij niet te werken, en worden toch gevoed. Daarenboven zijn de schepen in het algemeen zoo zwak bemand, dat zij geen volk kunnen missen. Kan het er dus eenigszins bij door, dan laat men de man maar in dienst.”

Op de vraag welke wijzigingen kapitein Bouten inzake de tuchthandhaving wenselijk achtte antwoordde hij:

“De Gezagvoerder moet meer magt hebben. Vóór de nieuwe wet was aan boord onzer schepen de orde spreekwoordelijk geworden, en op geen vreemde schepen was die zoo goed als bij ons. Nooit vonden er bij ons opstand en moeijlijkheden plaats, gelijk op vreemde schepen. Die nieuwe wet werkt ook slecht op de jongens. Deze, die men van de straat aan boord neemt, en de grootste deugnieten zijn, kwamen al dadelijk op de hoogte, wisten dat ze niet geslagen mogten worden en ze werden dus brutaal. Het is mij wel gebeurd een jongen een klap te geven; zoodra hij binnen kwam diende hij eene klagt tegen mij in, en ik werd voor den raad van tucht te Amsterdam getrokken. Ook is het meermalen gebeurd dat een kapitein, om dergelijke redenen door den raad van tucht anderhalf of twee jaren buiten betrekking is gesteld.”

Bouten vermeldt ook nog een ervaring van “mijn broeder, ook kapitein, …”. Dit verslagdeel heb ik opgenomen bij de beide broers, omdat mij niet duidelijk is om welke broer het gaat.

Op de vraag in hoever de macht van de kapitein zou moeten worden uitgebreid, zegt Bouten: “Ik wenschte dat de kapiteins het volwassen volk, zoodra het zich te buiten ging, in de voeding, en de jongens ligchamelijk straffen mogten.”. Bouten acht het gehalte der Hollandse zeelieden zeer verminderd. Ook de goudontdekkingen in Californië en Australië hebben een groot deel van het beste volk weggetrokken.

Op de vraag naar het oordeel van kapitein Bouten  over de schepen die in de vaart zijn zegt hij:

“Ik geloof dat de vorm van onze schepen goed is. Onze koopvaardijvloot kan met die van andere natiën wedijveren in zeilaadje en in manouvreren. Ik heb gevaren op de Cosmopoliet I en Cosmopoliet II en mijne reizen waren meestal onder de honderd dagen. Met het eerstgenoemde schip is mijne kortste reis van 74 dagen naar Java geweest. Ik heb weinige schepen aangetroffen, die genoemde schepen in zeilvermogen overtreffen.” Hij stelt dat het moeilijk zal zijn met zeilschepen de reis nog korter te maken. Commissielid Insinger zegt dat wellicht de beide genoemde schepen uitzonderingen en dat je onze koopvaardijvloot niet mag beoordelen naar het zeilvermogen van deze beide vaartuigen. Het antwoord van Bouten is:

“Er zijn ook anderen, die met genoemde schepen op eene lijn zijn te stellen. Ik noem de Noach’s, Jupiter, Jacob Roggeveen, Lichtstraal, Voorlichter, Liberaal. Dat zijn alle schepen van Hollandsche constructie.”.

Aan het eind van het interview vraagt de commissie naar de huidige functie van Bouten, die antwoordt sedert drie jaar directeur te zijn van de stoomvaart van Dordrecht op Londen. Die dienst bestond al langer. De uitvracht van deze diensten bestaat bijna uitsluitend uit vee, afkomstig uit Gelderland en Noordbrabant. en de dienst is eens per week.

Het kwam regelmatig voor dat jongelui van relaties van de reder aan boord werden geplaatst om wat discipline bij te brengen. Een bekend voorbeeld zijn de zoons van minister Thorbecke, die mee werden meegestuurd als scheepsjongens aan boord van de clipper ,,Kosmopoliet 1” in 1855 en daardoor onder de hoede kwamen van kapitein Jacob Bouten minister. Thorbecke was mede aandeelhouder van dit schip en bevriend met de reder Blusse uit Dordrecht.064.

Een serie gegevens over kapitein Bouten, in relatie tot schepen van Blussé, staan in het boek “De Clippers. Een nieuwe geschiedenis van de snelste Nederlandsche zeilschepen uit de tweede helft der 19e eeuw” door Anno Teenstra. Uitg. Holdert & Co NV Amsterdam, 1845.

 

Datum vanaf: 1846
Kapitein: Bouten, Jacob Luitjes
College: Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam
Vlagnummer: 215
Overige informatie: *Veendam, 30 augustus 1815, †Hees, 14 februari 1894

Familiegegevens en opleiding

Martinus Logger werd geboren in 1835 te Bergen aan Zoom als zoon van X.Logger en Martha Koch, beiden wonende te Delft.

Op 01 december 1846 krijgt hij van het Ministerie van Marine een oproep om bij de heer Swart, lid van de examencommissie voor zeeofficieren te Amsterdam, examen te doen in de stuurmanskunst.

Hij trouwde met Margaretha Riewel uit Groot Ammers.

Op 11 mei 1856 maakte hij te Batavia zijn testament op bij notaris Joseph Cornelis Meyer. Hij ligt dan ziek in Hotel des Indes in de Molenvliet te Batavia. Zijn zwangere vrouw is aanwezig en een getuige is kapitein Johannes Lubertus ten Boekel, gezagvoerder van de driemaster “Sara Johanna”. Hij is dan te zwak om de akte te ondertekenen en overlijdt in mei 1856 te Batavia

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

M.J.Logger was in de periode van 31 maart 1854 t/m zijn overlijden in 1856 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlag nummer 87. Bij de inschrijving was hij gezagvoerder van de bark : Jan van Hoorn”.064a

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dordtse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat M.J. Logger als gezagvoerder064a:

*    1854 t/m 1856        bark “Jan van Hoorn”                        boekhouder P. Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

 

Bouma025 vermeldt M.J.Logger als gezagvoerder gedurende:

*    1852 t/m 1853 van de brik “Catharina Maria”, gebouwd in 1851 te Capelle aan de IJssel, 262 ton o.m., varend voor Schloss & Henke te Rotterdam;

NRC 14 augustus 1851

Capelle a.d. IJssel, 13 augustus. Heden namiddag is alhier op de werf van W. & J. Hoogendijk & Co voor rekening der rederij onder directie der heren Schloss & Hencke te Rotterdam met het beste gevolg te water gelaten het brikschip (opm: bark) CATHARINA MARIA, hetwelk gevoerd zal worden door kapt. M.J. Logger.

*    1855 t/m 1856 van de bark “Jan van Hoorn”, gebouwd in 1841 te Dordrecht, 579 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht.

 

Overige bijzonderheden

De bark de “Jan van Hoorn” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 13 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein M.J.Logger:

10de reis          augustus 1854 naar Batavia en datum terugkomst niet vermeld

11de reis          Data niet vermeld, maar kapitein Logger overleed op deze reis en het commando werd in mei 1856 in Batavia overgenomen door stuurman H.P. de Vos

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

 

Ontleend aan van Blokland-Visser064:

Volgens monsterrol nr. 1644 dd 28 juni 1854 in het Gemeentearchief van Dordrecht is hij gezagvoerder op de bark “Jan van Hoorn” en vertrekt hij op 06 augustus 1854 met 22 man naar Batavia en Australië.

Volgens monsterrol nr. 1715 dd 16 november 1855 te Dordrecht vertrekt hij voor een tweede en ook zijn laatste reis als gezagvoerder van de “Jan van Hoorn” naar Batavia met als 1e stuurman H. de Vos uit Rotterdam.

 

 

Datum vanaf: 1854
Kapitein: Logger, Martinus Johannes
College: Tot Nut van Handel en Zeevaart, Dordrecht
Vlagnummer: 87
Overige informatie: *Bergen op Zoom, 18?? †Batavia, mei 1856

Familiegegevens en opleiding

Barend Möls werd geboren op 31 maart 1826 te Dordrecht als zoon van Hendrik Möls en Hendrika van Ameyde.

Hij trouwde op 23 april 1851 te Dordrecht met Lamberdina Elizabeth Lambinon, geboren in 1830 te Dordrecht als dochter van Lambertus Lambinon en Elisabeth van der Want. In 1860 vertrok hij met zijn gezin naar Amsterdam.

Hij overleed in 1861 te Amsterdam.064

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

Barend Möls uit Dordrecht was in de periode 02 januari 1857 t/m zijn overlijden in 1861 lid van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” met vlagnummer 87. Ten tijde van de inschrijving was hij gezagvoerder van de “Jan van Hoorn”.064a

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt B.Mölls als gezagvoerder gedurende:

*    1858 t/m 1859 van de bark “Jan van Hoorn”, gebouwd in 1841 op de werf van Cornelis Gips te Dordrecht, 579 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht.

 

Overige bijzonderheden

De bark de “Jan van Hoorn” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 13 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein B.Möls:

12de reis                        Van 1857 t/m 1857. Geen data en bestemming genoemd

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

 

Ontleend aan van Blokland-Visser064:

Volgens monsterrol nr 1418 dd 15 juni 1849 in het Gemeentearchief van Dordrecht was B.Möls, oud 23 jaar, wonend te Dordrecht, voor een maandgage van f 30,- 3e stuurman van de bark “Jan van Hoorn” onder kapitein J.Bouten, varend voor P.Blussé van Oud-Alblas te Dordrecht voor een reis naa Valparaiso

Volgens monsterrol nr. 1773 dd 18 december 1856 is hij kapitein op de bark “Jan van Hoorn” en vertrekt via Cardiff naar Hongkong.064

 

NRC 20 mei 1861114

Amsterdam, 17 mei. Volgens brief van kapt. Möls, voor wijlen kapt. Kuyper (opm: G. Kuijper Hzn), voerende het schip (opm: brik) COMPAGNIE, zou hij de 8e april van Kaap Coast Castle herwaarts vertrekken; alles wel aan boord.

 

 

Datum vanaf: 1857
Kapitein: Mölls/Möls, Barend
College: Tot Nut van Handel en Zeevaart, Dordrecht
Vlagnummer: 87
Overige informatie: *Dordrecht, 31 maart 1826, †Amsterdam, 1861

Familiegegevens en opleiding

In de collectie krantenknipsels van het Centraal voor Genealogie te Den Haag bevinden zich overlijdensadvertenties van drie zusters van Cornelis Marius, met in alle drie gevallen zijn ondertekening.

Voorts melden overlijdensakten en gegevens uit de Bevolkingsregisters uit Amsterdam melden het volgende

  • Agatha Cornelia Borghorst, geboren te Amsterdam op 19 augustus 1797, overleden te Amsterdam op 12 november 1872 ’s middags zes uur op de Heerengracht 428 te Amsterdam, geen beroep, 75 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
  • Maria Catharina Borghorst, geboren te Amsterdam op 13 mei 1802, overleden te Amsterdam op 16 december 1863 ’s middags één uur op de Heerengracht 429 te Amsterdam, geen beroep, 62 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdens aangifte werd gedaan door twee aansprekers.
  • Sara Maria, geboren te Amsterdam op 06 juni 1804, overleden te Amsterdam op 12 februari1 1876 op de Heerengracht 445, geen beroep, Nederlands Hervormd, 71 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdens aangifte werd gedaan door twee aansprekers. Volgens het Bevolkingsregister vestigde zij zich te Amsterdam op 23 oktober 1866, komende van Kapelle.
  • Dionisia Judina Margaretha Borghorst, geboren te Amsterdam op 06 maart 1806, overleden te Amsterdam op 15 oktober 1885 ’s middags half één op de Heerengracht 445 te Amsterdam, 79 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.
  • Johanna, geboren 25 januari 1810 te Amsterdam en overleden te Amsterdam op de Heerengracht 445 op 07 augustus 1895, 85 jaar, ongehuwde dochter van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.

De drie dagblad-aankondigingen werden gedaan door C.M.Borghorst, de broer van de overledene

Tevens is er een advertentie met :

“Heden overleed de Heer Cornelis Marius Borghorst in den ouderdom van 78 jaren, geliefde Broeder van Ja. Borghorst.

Amsterdam 18 Oct. 1889.”

De ondertekenaar was kennelijk zuster Johanna. De overlijdensakte en het Bervolkingsregister uit 1864 melden:

Cornelis Marius Borghorst, geboren te Tiel op 20 augustus 1811, overleden op 18 oktober 1889 ’s middags drie uur op de Heerengracht 445 te Amsterdam, geen beroep, 78 jaar, ongehuwde zoon van Jan Borghorst en Dionisia Judina Margaretha van Altena. De overlijdensaangifte werd gedaan door twee aansprekers.

Het Bevolkingsregister 1864 meldt tevens dat hij zich te Amsterdam vestigde op 24 februari 1863 komend uit Dordrecht. Hij vertrok op 26 oktober 1863 naar Harderwijk en kwam terug in Amsterdam op 04 januari 1869. Daarna bleef hij te Amsterdam

De tienjarentafel van overlijden 1883-1892 te Amsterdam vermeldt een aantal personen met de achternaam Borghorst, zoals een Elisabeth Johanna Jacoba, Harmanus, Johannes maar uit de akten blijkt geen verwantschap met Cornelis Marius.

DE GENERALE CONCLUSIE IS DAT JAN BORGHORST EN DIONISIA JUDINA MARGARETHA VAN ALTENA VIER DOCHTERS EN DE ZOON/KOOPVAARDIJKAPITEIN CORNELIS MARIUS HEBBEN GEKREGEN, DIE ALLE VIJF ONGEHUWD ZIJN GEBLEVEN EN OP LATERE LEEFTIJD SAMENWOONDEN OP DE HEERENGRACHT TE AMSTERDAM

ER ZIJN DUS IN DE HUIDIGE TIJD (2008) GEEN (WETTELIJKE) NAKOMELINGEN

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

C.M.Borghorst was met vlagnummer R22 in de periode 1841 t/m 1862 effectief lid resp. vlaggelid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

Cornelis Marius Borghorst wonend te Dordrecht was met vlagnummer 49 lid van het Dortse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” in de periode 06 augustus 1844 t/m zijn bedanken in 1863.111 en 064

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1862 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1862 bedankte als lid voor de vlag.

In een kasboek van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” dd augustus 1844  staat geboekt een entreebedrag van f 15,- door kapitein C.M.Borghorst van de bark “Timor”.064b

De schepen van de kapitein

In Ledenlijsten de Dortse zeemansalmanak (Stadsarchief Dordrecht, inv. 93, nrs 16-33) staat C.M.Borghorst als gezagvoerder 64a:

  • 1845, 1846 bark “Timor”            boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
  • 1850, 1852 t/m 1859 fregat “Orion”          boekhouder Blussé van Oud Alblas te Dordrecht
  • 1861 bark “Jan van Hoorn”    boekhouder P. Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

 

In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein C.M.Borghorst in de ledenlijsten als gezagvoerder in058:

  • 1849, 1851, 1855, 1858 en 1859 op het fregat “Orion”   483 last  varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht

 

De bark “Timor” van de rederij Blussé van Oud Alblas te Dordrecht heeft 14 reizen gemaakt waarvan de volgende onder kapitein C.M.Borghorst:

  • 4de Augustus 1844 naar Batavia en terug in juli 1845.
  • 5de September 1845 naar Batavia en terug in september 1846.
  • 6de Februari 1847 en terug juli 1847 (bestemming niet opgegeven)

Het fregat de “Orion” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 11 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein C.M.Borghorst:

  • 7de April 1848 naar Batavia en terug januari 1849
  • 8ste Mei 1850 naar Batavia en terug in maart 1851
  • 9de Mei 1852 naar Batavia en terug maart 1853
  • 10de Mei 1853 naar Batavia en terug in december 1853
  • 11de Augustus 1855 naar Batavia en terug in mei 1856

De bark de “Jan van Hoorn” van de Dordtse rederij Blussé van Oud Alblas maakte in totaal 13 reizen waarvan de volgende onder gezag van kapitein C.M.Borghorst:

  • 13de In de periode 1860-1861. Data en bestemming niet genoemd. Verkoop in 1862

Gegevens van P. Blussé te Vught die ze ontleende aan het Blusséarchief in het Stadsarchief van Dordrecht.

Bouma025 vermeldt kapitein C.M.Borghorst als gezagvoerder gedurende:

  • 1842 t/m 1843 op de bark “Jacobus”, gebouwd in 1828 als 3 mast schip, 235 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam;
  • 1845 t/m 1846 van de bark “Timor”, gebouwd in 1840 te Dordrecht, 450 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;
  • 1848 t/m 1852 op het 3-mast schip “Orion”, gebouwd in 1838 te Dordrecht, 914 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht;
  • 1853 t/m 1859 op hetzelfde schip maar nu varend voor Mr.P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. Het schip werd in 1858 getuigd als bark en in 1859 gesloopt.
  • 1860 op de bark “Jan van Hoorn”, gebouwd in 1841 te Dordrecht, 579 ton o.m., varend voor A.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht. Het schip werd in 1862 verkocht naar Pruisen en herdoopt in “Merces” (volgens van Sluijs013 voor f800,--).

 

Overige bijzonderheden

C.M.Borghorst verzorgde per 20 augustus 1841 vanuit Hellevoetsluis met de “Jacobus” een troepentransport van 4 officieren en 20 manschappen. In St.Georg d’Elmina werden 70 Afrikaanse recruten aan boord genomen, waarvan er onderweg één overleed. Hij arriveerde te Batavia op 27 januari 1842 na 160 dagen. Onderweg was 1 manschap overleden065.

Op 06 april 1848 vertrok hij met de “Orion” vanuit Hellevoetsluis met 2 officieren en 150 manschappen en arriveerde te Batavia op 12 augustus 1848 na 128 dagen, waarbij onderweg 1 militair was overleden en 1 militair was gedeserteerd.

Onleend aan. van Blokland-Visser064:

Op 31 augustus 1844 vertrekt C.M.Borghorst als kapitein op de bark “Timor” naar Batavia.

Hij vertrekt op 6 mei 1848 als kapitein van het fregat “Orion” vanuit Hellevoetsluis  naar Batavia en keert terug op 26 januari 1849. Hij is op dit schip gezagvoerder t/m 1859

Het verslag van een reis in 1854/55 is te lezen in het logboek nr 32 (Stadsarchief van Dordrecht onder nr. 124 i.c. rederij Blusse v Oud Alblas) en werd geschreven door 1e stuurman Johannes Andreas Butner uit Dordrecht. Het schip zeilt uit op 1 augustus 1855, op het 100e etmaal op 16 november 1855 komt men aan in Straat Sunda en op 16 mei 1856 is men weer terug in de Kalkhaven te Dordrecht.

In 1860 is hij kapitein op de bark “Jan van Hoorn” De 2e reis met dit schip vertrekt in juni 1861 en is terug in Holland in juni 1862 Het verslag van deze reis is te lezen in het logboek nrs 59/60 archief 124 rederij Blusse v Oud Alblas te Dordrecht Stadsarchief Dordrecht.

 

Krantenadvertentie uit 1846 in de collectie knipsels van het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag

“Te Dordrecht ligt in lading. Naar New York, het Nederlandscche Barkschip TIMOR, kapitein C.M.Borghorst, om tegen half November eerstkomende te vertrekken. Adres van Goederen en Passagiers bij de Cargadoors Visser en van der Sande te Dordrecht of bij de Kapitein aan boord.”

 

NRC 16 augustus 1848

“Rotterdam, 15 augustus. Volgens een ontvangen brief van kapt. C.M. Borghorst, voerende het fregatschip ORION, van Amsterdam met 150 man troepen naar Batavia bestemd, d.d. 6 juni was hij door de lange reis bevreesd voor gebrek aan levensmiddelen genoodzaakt te Rio de Janeiro binnen te lopen.”

 

NRC 25 augustus 1848

“Rotterdam, 24 augustus. Volgens bericht van Rio de Janeiro, dato 18 juni, heeft het fregatschip ORION, kapt. C.M. Borghorst, van Amsterdam met 150 man troepen naar Java bestemd, de 11e dier maand de reis voortgezet na zich van levensmiddelen te hebben voorzien.”

 

NRC 19 maart 1851

“Brouwershaven, 16 maart. Het fregatschip ORION, kapt. Borghorst, van Java hier binnengekomen, heeft bij het ten anker komen zijn beide kettingen gebroken, zodat de kapitein genoodzaakt was het schip bij het Dijkwater in zachte slijk te zetten, alwaar het zonder gevaar zit en aldaar zal lossen.”

 

NRC 18 april 1852

Rotterdam, 20 april. Door de Nederlandsche Handel-Maatschappij zijn heden bevracht de volgende … schepen:

ORION, kapt. C.M. Borghorst en JACOB CATS, kapt. J. Koning; de beide laatsten van Dordrecht.

NRC 29 juni 1854

Batavia, 26 april. Omtrent scheepsvrachten valt het volgende te vermelden:

“… Thans zijn nog disponibel: de VIER GEBROEDERS, ZES GEZUSTERS, MARIA EN ELIZE, JEANNETTE CORNELIA, JAN SCHOUTEN, KOOPHANDEL, ORION, THETIS, SPHYNX, JAVA, CASTOR, ANJER en STAD SCHIEDAM. Vele dezer schepen moeten naar de kust verzeilen ter lossing der aangebrachte lading, of zijn om andere redenen niet dadelijk disponibel, terwijl juist de beschikbare schepen voor de weinige ladingen, die zich nog voordoen, minder passend zijn.”

 

Datum vanaf: 1861
Kapitein: Borghorst, Cornelis Marius
College: Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam
Vlagnummer: 22
Overige informatie: *Tiel, 20 augustus 1811, †Amsterdam, 18 oktober 1889

Afbeeldingen


Omschrijving: De JAN VAN HOORN
Collectie: Klootwijk, Jan
Vervaardiger: Unknown

Omschrijving: JAN VAN HOORN, het schip rechts op de voorgrond. Kapitein Jacob Bouten (vlagnummer 18)
Collectie: Gemeentelijk Prentverzameling, Dordrecht
Vervaardiger: Carlebur, François
Onderwerp: Zeeopname
Algemene informatie

Behalve door Adolphus Blussé van Oud Alblas werd de directie over de rederij van het schip in 1841 mede gevoerd door de heren Herman van der Sande Hzn, F. van Wageningen en Mr. P. Blussé. Wellicht waren deze heren ook parten-eigenaren.

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

ARCHIEF NA Den Haag 3.03.54 - 160 archiefnummer Dordt 110.
__________________________________________________

BIJLBRIEF / ACTE AAN- en VERKOOP
Naam schip: JAN VAN HOORN

Plaats en datum: bijlbrief, Dordrecht 26 juni 1841

Soort schip bark

Te voeren door kapt.

Bouwwerf / verkoper scheepsbouwers C. Gips & Zooen, Dordrecht

Eigenaar / aankoper Adolph Blussé van Oud Alblas, c.s., Dordrecht

Groot volgens meetbrief 292 lasten

Tuigage en aantal dekken

Afmetingen

Kiellegging

Tewaterlating

Plaats en nummer van registratie

Datum van registratie

Notaris

Prijs (bij aan-/verkoop vermeld)

Bijzonderheden






Researcher/datum research ML/291105

Naam JAN VAN HOORN
Archiefinstelling Nationaal Archief Den Haag
Jaar 1841
Toegang 3.03.54
Inventaris 160

Bronnen

Jaar: 1841
Bron: NA-Den Haag
Omschrijving: 3.03.54-160
archiefnummer Dordt 110
Documentatie Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarders (SKHV), w.o. collectie Hoedemaker/Smit/Suyk