1828
Op 12 maart 1828 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de TITIA, aangevraagd door H.B. Smedes, Nieuwe Schans, en mede reder Jan Jans Zelling, voor kapt. Jan Jans Zelling.
AH 070628
Cargalijsten. Amsterdam, 6 juni. TETINA (opm: kof TITIA), kapt. J.J. Zelling; DE VROUW FIJKA, kapt. J.J. Groenewold (opm: smak VROUW SIJKA, kapt. Israel Jans Groenewold) en CATHARINA, kapt. M.M. Pot Jr., van Koningsbergen.
RC 181128
Van Brielle wordt van de 15e dezer gemeld, dat de vorige avond op de binnenvlakte van de Maas vastgeraakt is het kofschip TITIA, kapt. J.J. Zelling, komende van Arendsdahl; doch is de volgende dag vlot geworden en aldaar op de rede gekomen.
1829
RC 180429
Rotterdam, 18 april. De 16e, des morgens, zeilden ELIZABETH EN CORNELIA, kapt. J. Parlevliet en TITIA, kapt. J.J. Zelling, naar Liverpool;
RC 070529
Amsterdam, 5 mei. Het schip (opm: kof) TITIA, kapt. J.J. Zelling, van Rotterdam naar Liverpool, is bij Holyhead gestrand en verbrijzeld, doch het volk gered. (opm: zie echter RC 260529)
RC 260529
Amsterdam, 24 mei. Het schip TITIA, kapt. J.J. Zelling, van Antwerpen naar Liverpool, in de baai van Holyhead gestrand, is, volgens brief van daar van de 6e dezer, weder vlot geworden en in een haven gebracht (opm: schip blijft tot eind 1835 in de vaart !).
RC 220929
Rotterdam, 21 september. Te Antwerpen zijn gearriveerd TITIA, kapt. Zelling, STAD EN LANDE, kapt. Leeuw en MERCURIUS, kapt. Roose, van Liverpool; HOOP, kapt. De Groot, van Petersburg en NIEUW UNION, kapt. Broecke, van Londen.
RC 191229
Rotterdam, 18 december. Te Antwerpen zijn gearriveerd PEGASE, kapt. Wagenaar en BRUSSELAAR, kapt. De Vries, van Villanova; VRIENDSCHAP, kapt. Valom en TITIA, kapt. Zelling.
1830
Op 1 maart 1830 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de TITIA, aangevraagd door Liefke Hendriks Drenth, Oude Pekela, voor kapt. Jan Jans Zelling.
AH 070830
Advertentie. In lading liggende schepen te Amsterdam naar: Marseille. Het Nederlands kofschip TITIA, kapt. J.J. Zelling. Adres bij Jan Corver & Co.
1831
AH 260331
Vlie, 24 maart. Vertrokken: 21 maart. FRIESLANDS WELVAREN, kapt. F.D. van Veen, naar Liverpool; MARGARETHA HENDRIKA, kapt. S.A. van der Werf, naar Liverpool; DE TWEE VRIENDEN, kapt. G.T. Schipper, naar Hull; DE JONGE DIRK, kapt. H.E. Vos, naar Riga; DE VROUW ELIZABETH, kapt. J.H. Cappen, naar Koningsbergen; ENGELINA, kapt. E.J. Brons, naar Koningsbergen; DE JONGE YPEUS, kapt. H. de Weerd, naar Koningsbergen; DE TWEE GEBROEDERS, kapt. H.J. Zeven, naar Koningsbergen; DE JONGE RENGER, kapt. J. de J. Brouwer, naar Bergen; DE VROUW LUMMEGINA, kapt. H.J. Hubert, naar Drobach; DE VROUW MARTHA, kapt. H.H. Naatje, naar Oudsoen; DE JONGE FREERK, kapt. P.A. Visser, op avontuur; JACOBA CATHARINA, kapt. T.L. Kuiper, op avontuur; HELENA GEERTRUIDA, kapt. C. Roskamp, op avontuur; TITIA, kapt. J.J. Zelling, op avontuur;
LC 080731
Leeuwarden, 7 juli. Aangaande de cholera morbus meldt men van Koningsbergen van den 24 juni, dat aldaar en 30 mijlen in de omtrek geen spoor van dezelve of enige andere aanstekende ziekte te ontdekken was en men de volkomenste gezondheid genoot. Ook te Libau was alles wel. Te Astrakan was de cholera uitgebroken. Door een brief van kapitein J.J. Zelling, voerende het schip TITIA, van Riga naar de Zaan, in dato rede van Elseneur den 28 juni, aan de Nederlandse consul, aldaar wordt het afnemen van de cholera te Riga, bevestigd; Kapitein Zelling, den 17 juni van Riga vertrokken zijnde, rapporteert dat destijds dagelijks hoogstens 12 tot 15 mensen aan dezelve overleden; enige tijd te voren was dit getal 85 geweest, welke vermindering men toeschreef aan de behandeling van een van Petersburg gezonden geneesheer. Kapitein Zelling en zijn equipage waren tot dus verre geheel gezond geweest. Op Christiansoe, bij Bornholm, zijnde de zogenaamde Erdholmen, wordt een quarantaineplaats voor dadelijk besmette schepen gevestigd. Volgens een brief van Christiansand van den 24 juni, lagen aldaar een vijftigtal schepen onder quarantaine, aan derzelver boord was alles wel, uitgezonderd bij een, den 20 juni aangekomen; zijnde de schoener LUNA, van Gromstad, kapt. Anders Johnsen, met vlas, zeildoek, rogge, hennep enz., van Riga naar Christiana, welke kapitein en een gedeelte van zijn equipage door de cholera op de reis aangetast geweest, doch weer geheel hersteld geworden waren; hetzelve werd ten strengste bewaakt. In Engeland is de invoer van wollen lompen geheel verboden; linnen lompen moeten van een certificaat vergezeld gaan, dat dezelve behoorlijk gewassen en gereinigd zijn. Van Duinkerken meldt men van den 30 juli, dat schepen uit Holland in Frankrijk als verdacht zullen worden aangemerkt, en de naar Duinkerken bestemden naar het eiland Tatihou, bij Cherbourg, verwezen worden, om quarantaine te liggen. De gehele kust van Noord Holland wordt door daartoe aangestelde personen stipt bewaakt; de plaats, alwaar enige strandgoederen of lijken aanspoelen, mag op een daarbij bepaalde afstand niet genaderd worden.
AH 120731
Vlie, 9 juli. Binnengekomen: ACTIF, kapt. Hedman, van Riga; TITIA, kapt. Zelling, van Riga; DE MORGENSTER, kapt. Meijer, van Riga, liggen quarantaine; Na posttijd 6 of 7 schepen de namen onbekend.
AH 270831
Vlie, 24 augustus. Van de quarantaine zijn ontslagen: ALETTA, kapt. F.B. Nepperus, van Riga; DE VREDE, kapt. R.W. Vos, van Riga; TITIA, kapt. J.J. Zelling, van Riga; GUTE HOFFNUNG, kapt. J.H. Brons, van Riga; COLUMBUS, kapt. N. Madsen, van Memel; JETSKA HILLEGINA, kapt. G.E. Broekema, van Koningsbergen; De MORGENSTER, kapt. K.H. Meijer, zeilt naar Wieringen.
AH 081231
Texel, 6 december. Binnengekomen: TITIA, kapt. J.J. Zelling, van Riga. Ligt in quarantaine.
1832
AH 140332
Vlie, 10 maart. Vertrokken: JACOBA CATHARINA, kapt. D.L. Kuiper, naar Liverpool; JONGE FREERK, kapt. P.A. Visser, naar Hull; TITIA, kapt. J.J. Zelling, op avontuur.
AH 190932
Advertentie. Schepen in lading te Amsterdam: Naar Marseille. Het Nederlandse kofschip TITIA, kapt. J.J. Zelling. Adres bij Jan Corver en Co, vertrekt vóór of op 30 september.
Op 22 september 1832 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de TITIA, aangevraagd door Liefke Hendriks Drenth, Oude Pekela, voor kapt. Jan Jans Zelling.
AH 221032
Texel, 19 oktober. Vertrokken: ABEL TASMAN, kapt. H.H. Zylstra, naar Batavia; MARIA, kapt. F. v.d. Berg, van Rotterdam naar Batavia; JONGE EVERT, kapt. J.J. Kiers, naar Suriname; OSCAR, kapt. W. Flegg, naar Genua; TITIA, kapt. J.J. Zelling, naar Marseille;
1833
AH 210733
Scheepstijdingen. Te Alicante lag op de 8e juli zeilvaardig het Nederlandse schip TITIA, kapt. Jan G. Zelling, naar Amsterdam.
AH 310833
Carga-lijsten Amsterdam: FORTUNA, kapt. J.H. de Boer, van Petersburg met hennep, zeildoek, koper en andere stukgoederen; TITIA, kapt. S.J. Zelling, van Alicante met zoethout, wijn en andere stukgoederen;
1834
AH 050234
Advertentie. Schepen in lading naar: Petersburg. Het Nederlands kofschip TITIA, kapt. Jan Jans Zelling. Adres bij de Wed. Jan Salm en Meijer en H.A. Hespe.
Op 5 april 1834 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de TITIA, aangevraagd door Liefke Hendriks Drenth, Oude Pekela, voor kapt. Jan Jans Zelling.
AH 220534
Uitgezeild: Vlie, 19 mei. ELISABETH, kapt. H.H. Pott en TITIA, kapt. J.J. Zelling, beide naar Petersburg;
GRC 071034
Elseneur, 30 september. Lijst der Nederlandse schepen welke de Sond gepasseerd zijn.
30 sept. LIBRA, G.R. Engelsman (Veendam), van Koningsbergen naar Amsterdam.
Idem JONGE JUFVROUW SARA, J.H. de Weerd (Harlingen), van Riga naar Amsterdam.
Idem TITIA, J.J. Zelling (Nieuweschans), van Petersburg naar Amsterdam
AH 031134
Binnengekomen: Texel, 30 oktober. JONGE FREDERIK, kapt. H.E.W. Boswyk, van Sunderland; TITIA, kapt. J.J. Zelling, van Petersburg; ST. ANTHONIUS, kapt. A.H. Klein, van Drimmen.
1835
AH 020435
Advertentie. Schepen in lading naar Riga. Het Nederlands kofschip TITIA, kapt. J.J. Zelling. Adres bij de Wed. Jan Salm en Meyer en H.A. Hespe.
AH 090435
Uitgezeild: Vlie, 5 april. CORNELIA, kapt. R.H. Oortjes, naar Noorwegen; BEURS VAN AMSTERDAM, kapt. J.H. Savert, naar Hamburg; VRIENDSCHAP, kapt. K.H. Bakker, op avontuur. 6 april. TITIA, kapt. J.J. Zelling, naar Riga;
AH 120635
Binnengekomen: Vlie, 9 juni. TITIA. Kapt. J.J. Zelling en MARIA ENGELINA, kapt. H.J. Lange, van Riga.
AH 150635
Carga-lijsten Amsterdam: TITIA, kapt. J.J. Zelling, van Riga met lijnzaad
AH 030735
Vlie, 30 juni. Uitgezeild HARMANNA, kapt. R.W. Lukens, naar Memel; KLASINA MARGARETHA, kapt. J.J. Schippers en TWEE GEBROEDERS, kapt. B.H. v. de Werf, naar Oosterisoer; VROUW ANTJE, kapt. D.K. de Groot, naar Oudsoen; ANNEGINA, kapt. P.R. Huisman, naar Holmstrand; TITIA, kapt. J.J. Zelling en CASTOR EN POLLUX, kapt. H.H. Horn, op avontuur.
AH 020935
Binnengekomen: Texel, 31 augustus. EENDRAGT, kapt. A.K. Mulder, van Petersburg, CONCORDIA, kapt. H.W. Laarman, van Riga; TITIA, kapt. J.J. Zelling en ANNA CATHARINA, kapt. A. Rozema, van Dantzig;
LC 080935
Harlingen. Binnengekomen: Den 2 september, het kofschip TITIA, kapt. J.J. Zelling, van Dantzig.
LC 220935
Harlingen. Uitgezeild: Den 20 september het kofschip TITIA, kapt. J.J. Zelling, naar de Oostzee.
AH 240935
Vlie, 20 september. Uitgezeild ANNA CATARINA, kapt. A. Rozema en ALBERDINA, kapt. G. Veneman, naar Memel; ANNETTA, kapt. O.T. Maas, naar Rostock; AMASIS, kapt. K.A. Stek en GEERTRUIDA, kapt. A.A. Hansen, naar Drammen; EENDRAGT, kapt. J.H. Hutt en DRIE GEBROEDERS, kapt. T.J. Kramer, naar Noorwegen, TITIA, kapt. J.J. Zelling, op avontuur.
AH 141135
Volgens bericht van Ramsgate d.d. 8 november is de TITIA, kapt. J.J. Zelling (opm: kof, bouwjaar 1828, kapt. Jan Jans Zelling, zie ook AH 040136), van Dantzig naar Guernsey, de vorige nacht op de Goodwind Sands geraakt en weder afgekomen, doch gezonken. De equipage is gered.
1836
AH 040136
Amsterdam, 3 januari. Men verneemt, dat het Z.M. behaagd heeft aan de Franse visser G. Rousselot, die zich, benevens vijftien onderhebbende manschappen, bij de redding van het scheepsvolk van het in november j.l. nabij Ramsgate gezonken Nederlands koopvaardijschip TITIA, kapt. J.J. Zelling (opm: zie AH 141135), bijzonder loffelijk heeft gedragen, een schadevergoeding van ƒ 300,- wegens bij die gelegenheid geleden verliezen, te verlenen; terwijl daarenboven aan ieder der manschappen, tot beloning van hun menslievend gedrag, een geldelijke beloning van NLG 10,00 benevens een vererend getuigschrift ; aan gemelde visser G. Rousselot is nog bovendien een zilveren gedenkpenning toegewezen, welke van ’s Konings beeltenis is voorzien en een toepasselijk opschrift voert.
RC 190536
’s Gravenhage, 17 mei. De 5e dezer heeft de Maire van Boulogne, in zijn hoedanigheid van consul der Nederlanden, namens Z.M. onze koning, aan de schipper Rousselot een grote zilveren medaille en aan ieder zijner bootsgezellen een tienguldenstuk met een schriftelijk getuigenis ter hand gesteld, wegens de redding der equipage van het Nederlandse schip TITIA, kapt. J.J. Zelling, met graan beladen, welk vaartuig de 8e november laatstleden twee mijlen van Ramsgate schipbreuk heeft geleden (opm: zie AH 141135). Aan bovengemelde scheepsgezellen gezamenlijk was reeds 300 franken verstrekt, wegens het verlies van kabels, dat zij geleden hadden.