Inloggen
WILLEM DE EERSTE - ID 13131


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1817-07-28 / 1825-04-12 | Reden uitgevlagd: Verongelukt of vermist (zie final fate)

Identification Data

Bouwjaar: 1817
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Fregat
Masten: Three masts
Material Hull: Wood
Dekken: 2
Construction Data

Scheepsbouwer: Werf 'De Schol' - (Haring Booy & Zn.), Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Date Laid Down: 1816-00-00
Launch Date: 1817-00-00
Delivery Date: 1817-00-00
Technical Data

Net Tonnage: 588.00 tons (oude meting)
Net Tonnage 2: 294.00 lasts
 
Length 1: 130.0 Feet (Amsterdam) Registered
Beam: 33.0 Feet (Amsterdam) Registered
Depth: 22.0 Feet (Amsterdam) Registered
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1817
Datum agenda: 1817-07-28
Register nr: 18170112
Scheepsnaam: WILLEM DE EERSTE
Type:
Lasten: 0
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Vereul & Zn., de Wed.
Plaats: Amsterdam
Kapitein op moment van verzoek: Duurhagen, Claas
Opmerkingen: Eerste zeebrief

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1817-07-28 WILLEM DE EERSTE
Manager: Firma Wed. Vereul & Zoon, Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Eigenaar: Firma Wed. Vereul & Zoon, Amsterdam, Noord-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Amsterdam / Netherlands

Bezitters van parten (aandelen) in het schip

eigenaren per augustus 1819: 

firma Wed. Vereul & Zoon, Amsterdam (boekhouders en 20/32e part)
T.H. Bakker, Amsterdam (4/32e part)
J.S. Hooyman & Zoon, Amsterdam (2/32e part)
Willem Jacob Both, Amsterdam (2/32e part)
Haring Booy, Amsterdam (scheepstimmerman en 2/32e part)
Hendrik Fraese Eduardz., Amsterdam (1/32e part)
H. Jonker, Amsterdam (1/32e part)

Ship Events Data

1822-11-30: Damaged
Den 30 november 1822 is het schip WILLEM DE EERSTE, J. Johannesen (opm: fregat), van Amsterdam naar Surinamen, in de haven van Dartmouth in de slijk gezakt en heeft een gedeelte van de loze kiel verloren; hetzelve moest geëxamineerd worden, voor het de reis konde vervolgen
1825-04-12: Final Fate: Burnt

Liggende ter rede van Paramaribo is de WOLLEM DE EERSTE, kapt. Jens Johannessen, in de nacht van 11 op 12 april 1825 in brand geraakt en totaal afgebrand en gezonken. Kapt. Johannessen kwam hierbij om het leven.

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

Van Sluijs013 vermeldt Klaas Duurhagen als eerste gezagvoerder van het fregat “Willem de Eerste”, op 25 mei 1816 op de werf De Schol te Amsterdam te water gelaten en metend 281 last De boekhouder was de Wed. Verheul & Zn te Amsterdam. Hij was kapitein in 1816 en 1817 en werd opgevolgd door kapitein J.Precht.

 

Bouma025 vermeldt C.Duurhagen als gezagvoerder gedurende:

*    1817 van de schbrik “Willem den Eersten”, gebouwd in 1816 te Amsterdam, 525 ton o.m., varend voor de wed. Vereul & Zn te Amsterdam. De kapitein is in 1817 overleden.

 

Overige bijzonderheden

Rotterdamsche Courant 08 juni 1815114

Amsterdam, 6 juni. Kaptein J. Halsen, …..met dezelve heeft men bericht, dat de 20 dito uit die Kolonie naar Amsterdam zouden vertrekken de schepen MARIANNE, kapt. J. Visser, en NICOLETTE JEANE, kapt. K. Duurhagen, en de 24e of 25e dito het schip de DRIE VRIENDEN, kapt. M. Charlenu; al de overige schepen zouden in het laatst van april of uiterlijk in het begin van mei volgen.

 

Rotterdamsche Courant 19 juni 1815114

Amsterdam, 18 juni. Het schip de DRIE VRIENDEN, kapt M. Charlan (vermoedelijk Charlau), in Texel binnengekomen, is de 23e april laatstleden van Suriname gezeild en breng bericht, dat het schip NICOLETTE JEANE, kapt. K. Duurhagen, bij het uitzeilen van Bramspunt, op de 21e te voren, op de Lijwal was geraakt en adsistentie bekomen had om weder in vlot water te komen. De schepen SUSANNA MARIA, kapt J. de Vries, VROUWE JEANNE, kapt. B. Calgren, VRIENDSBELEID, T.J. Vlieger en de GOEDE HOOP, J. Dogger, zouden successievelijk acht of tien dagen na kaptein Charlan vertrekken.

 

Rotterdamsche Courant 25 juli 1815114

Amsterdam, 23 juli. Volgen een brief van Suriname, van de 22e mei, was het schip NICOLETTE JEANE, kapt. G. Duurhagen, van de Lywal in vlot water gebracht, en bezig de lading weder in te nemen.

 

Rotterdamsche Courant 06 september 1817114

Overzicht van uit- en binnenzeilende schepen Texel en Vlie:

Amsterdam, 4 september. Sedert onze laatste zijn in Texel …. uitgezeild … K. Duurhagen naar Surinamen, …

 

In het Archief van de Amsterdamse Waterschout11a zijn monsterrollen op naam van Claas Dürhagen op de:

“Amsterdam”, dd 18 april 1783; 16 juli 1784

“Jonkvrouwe Clasine Alexandre Elisabeth” dd 26 augustus 1785; 19 september 1786; 12 april 1788; 31 juli 1789;

“Orion”, dd 21 mei 1802;

“Nicolette Jeanne”, 24 oktober 1814;

“Willem de Eerste”, dd 11 juli 1817

 

 

Datum vanaf: 1817
Kapitein: Duurhagen, Klaas
Overige informatie: 0

Familiegegevens en opleiding

Jan Fredrik Rudolf Precht werd geboren te Amsterdam 18 april 1773.

Hij huwde met Barbara Antoinetta Richemont, geboren te Amsterdam 28 september 1783.003

Effectief lid J.F.R.Precht, vlagnummer 5, overleed in 1829.084.

 

Jan Fredrik Rudolf Precht uit Amsterdam werd als leerling "ingenomen" aan de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam op 26 mei 1789004(529/278). Volgens doopcedulle 260 werd hij gedoopt op 18 april 1773. Zijn ouders waren Johannes Fred. Precht uit Amsterdam, van beroep schoolmeester, en Maria Anna Cicilia (sic) Pröst van Rotterdam, beiden luthers. Het gezin woonde op het Hoedjespad buiten de Weesperpoort te Amsterdam.

Het register van vorderingen bevat o.a. de volgende opmerkingen:

      " Onbehoorlijk gedrag in de kerk  Rapp. 23 Nov.  Een kapje gekregen

      Stout op school  5 april 1790

      Naar de Nes van 15 tot 16 Junij

      d.1 Sept met een Prijs begiftigd

      gedeserteerd d 19 april 1791  den 5 May weder aangenomen

      geplaatst op het schip de Vrouw Maria Geertruida  Capt.Michiel Lare na de West, onder directie de Heeren Monnier &Denis te Middelburg  Na d.West 7 juni 1791 ... teruggekomen 8 Sber 1792

      Als Jong matroos op 't schip de Petronella Cornelia Capt.P.Wiebes de Jong (volgens monsterrol in Archief van de Waterschout-GAA is de vóórnaam Pieter) na St.Eustatius onder dir. de Heer Paulus Charle    12 Novb 1792 naar boord

      1793 20 Nov verzoekt in huys te blijven &  ontslag met attestatie 23 Nbr 1793".

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.Precht werd met vlagnummer 5 effectief lid van Zeemanshoop. Verdere gegevens ontbreken. Toegevoegd is "overleden"002.

Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 02 november 1825. "Is naar Batavia vertrokken & kan zijne contributie niet betalen & dus is zijn recht vervallen.  is in Ao 1828 overleden"003.

 

J.F.R.Precht was oprichter en in 1822 secretaris van het College Zeemanshoop019. Hij wordt als lid genoemd in de eerste algemene ledenvergadering van het College op 24 mei 1822023.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de Bestuursvergadering van "Zeemanshoop" op 17 augustus 1825 wordt een brief behandeld van kapitein J.Precht die het Bestuur verzoekt een commissie te benoemen "om zijn gehouden gedrag als bevelvoerder van de Paket van Amsterdam te onderzoeken & de geschillen tusschen hem en de rederes van dien bodem ontstaan te beoordeelen". Het Bestuur acht een dergelijke taak niet te behoren tot haar werkzaamheden en wijst het verzoek af. In de notulen dd 08 september 1825 herhaald kapitein Precht zijn verzoek om een “verklaring van zijn goed gedrag met betrekking tot zijne laatste reis.”. Ook nu verklaart het Bestuur in deze geen taak te hebben, maar suggereert dat er wellicht leden zijn die op persoonlijke titel na onderzoek bereid zijn een verklaring te geven.042.

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 april 1827 staat het bericht van kapitein J.F.Precht die meedeelt te bedanken voor het voortdurend recht.042

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 24 april 1828 staat “dat de zaak van kapitein J.F.R.Precht in hande worde gesteld van Heeren Penningmeesteren om te dienen van gevoelen & bericht.”. In de notulen van 29 mei 1828 wordt ingebracht een rapport over kapitein Precht “dat dewijl kapitein Precht geenzints aan zijne verplichting hem volgens de wet opgelegd heeft voldaan ook niet meer als Lid kan beschouwd worden.” Daaraan toegevoegd een mening van kapitein Precht dat hij “in het gevoelen verkeerde dat zijne betrekking tot het Kollegie ophield na hetgeen ten zijner aanzien had plaatsgehad. …”042 (wat deze zaak nu precies heeft ingehouden wordt niet expliciet vermeld in de notulen.)

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 27 augustus 1829 staat een verzoek om onderstand van de weduwe J.F.R.Precht geb. Barbera Antoinetta Richemont. Dit verzoek werd afgewezen in de notulen van 24 september 1829.042.

 

De schepen van de kapitein

lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001

vlagnummer               jaren                type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

          5                         1825                geen vermelding van schip en boekhouder

 

Van Sluijs013 vermeldt J.Precht als gezagvoerder van het fregat “Willem de Eerste”, op 25 mei 1816 op de werf De Schol te Amsterdam te water gelaten en metend 281 last. De boekhouder was de Wed. Verheul & Zn te Amsterdam. Van Sluijs vermeldt een bericht uit de Amsterdamsche Courant van 27 maart 1818, waarin melding wordt gemaakt dat hij op 02 februari 1818 in Suriname lag.  Ook is er een melding uit 1823. Het schip zou in 1825 zijn gesloopt. Het schip wordt niet vermeld in Bouma025.

 

J.R.Precht was in 1819 gezagvoerder van de "Willem de Eerste" voor een reis naar Suriname. Op 31 augustus 1819 werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart in Amsterdam de jongmatroos Arnoldus Lubertus Koolhaas op dit schip geplaatst004.

In 1824 was J.Precht gezagvoerder van het Amsterdamse fregat "Paket van Amsterdam" (160 lasten, gebouwd in N.Amerika). De boekhouders waren J.Haakman, Assenberg & J.Theunissen012.

 

Bouma025 vermeldt J.Precht als gezagvoerder gedurende:

*    1818 t/m 1824 van de schoenerbrik “Willem den Eersten”, gebouwd in 1816 te Amsterdam, 525 ton o.m., varend voor de wed. Vereul & Zn te Amsterdam;

*    1824 van het 3/mschip “Paket van Amsterdam”, bouwjaar niet vermeld, gebouwd in Amerika, 300 ton o.m., varend voor Haakman, Assenberg & Co te Amsterdam. Hetschip werd in 1824 geveild in Amsterdam.

 

Het Archief van de Amsterdamse Waterschout11a bevat monsterrollen op naam van kapitein Jan Precht op de:

“Willem den Eersten”, dd 07 september 1818; 30 augustus 1819; 02 februari 1821;

“Paket van Amsterdam”, dd 20 september 1822.

 

Overige bijzonderheden

Rotterdamsche Courant 16 mei 1818114

Amsterdam, 14 mei. Met kaptein G. Kaleshoek, den 26 maart van Surinamen vertrokken en den 10 mei in Texel binnengekomen, heeft men berigt, dat de schepen de SURINAAMSCHE VRIENDEN, kaptein Cornelis Kraay, en MARTHA EN ELISABETH, kaptein Klaas Scholl, het eerste circa drie weken en het laatste zeven dagen voor hem gezeild zijn; alsmede dat veertien dagen na hem zouden volgen de schepen de VROUWE JEANNE, kaptein Barend Calgren, en HOOP EN LIEFDE, kaptein T. Macheelsen (opm: Tede Machielsen), en den 4 april het schip WILLEM DEN EERSTEN, kaptein J. Precht, alle naar Amsterdam.

Te Surinamen is gearriveerd A. Roos van Amsterdam, laatst van Havre; dezelve zou omstreeks den 20 april met een lading koffij en katoen de terugreis aannemen, en J. Nobel van hier, laatst uit Engeland.

 

Rotterdamsche Courant 04 juni 1818114

Amsterdam, 2 juni. Het nieuwe fregat WILLEM DEN EERSTEN, kaptein J. Sprecht (opm: Precht), met een lading koffij en katoen den 9 april van Surinamen naar Amsterdam vertrokken, is den 22 mei, uit hoofde van aanhoudende tegenwinden, te Portsmouth binnengelopen; alles was in de beste staat, en de kaptein dagt met de eerste gunstige gelegenheid de reis te vervolgen.

 

Rotterdamsche Courant 03 april 1821114

Rotterdam, 2 april. Uittreksel uit de Lloyd’s List van den 30 maart 1821:

Den 28 dezer (opm: maart) is te Cowes binnengelopen het schip (opm: bark) WILLEM DE EERSTE, J. Precht, van Amsterdam naar Surinamen (opm: zie RC 100421 en 290621).

Het schip VOLHARDING, Bakker, van Rotterdam naar Newry, is den 26 dezer te Plymouth binnengelopen.

Op de rivier (opm: Theems) is gearriveerd Frost; te Leith Watson en Hosie; te New Caste Wood en Scott; te Hull Cruddis en Pincher van Rotterdam en TWEE GEBROEDERS van Amsterdam: te Harwich Wilson; St. Ubes (opm: Setubal) Mickle van Antwerpen, Arnett en Kock van Rotterdam, Schilperoord, Storm en van Noordt van Vlaardingen; te Barcelona Spilliard van Antwerpen, laatst van Alicanten.

 

Rotterdamsche Courant 10 april 1821114

Rotterdam, 9 april. Uittreksel van de Lloyd’s List van den 6 april 1821:

Het schip de HOPE, Barfield, van Harlingen naar Londen, is den 2 dezer bij Leigh omgeslagen en gezonken. (opm: Engelse schoener die geregeld met boter van Harlingen naar Londen voer; zie ook RC 170421)

Het te Cowes binnengelopen schip WILLEM DE EERSTE, J. Precht, van Amsterdam naar Surinamen, heeft den 5 dezer de reis voortgezet)…..

 

Rotterdamsche Courant 19 juni 1821114

Amsterdam, 17 juni. Voor Braamspunt (opm: monding van de Commewijne, 5º57’ N.B. 55º9’ W.L.), bij Surinamen, is gearriveerd J. Precht (opm: bark WILLEM DE EERSTE), van Amsterdam, laatst van Cowes, in 29 dagen;

 

 

Datum vanaf: 1818
Kapitein: Precht, Jan Fredrik Rudolf

Familiegegevens

Jens Johannessen werd geboren ca. augustus 1768.

J.J.Johannessen was getrouwd met Maria van Leeuwen, geboren 30 april 1770 en oveleden in oktober 1839

Jens is overleden in 1825 bij een brand op de Surinamerivier.084.

 

Amsterdamsche Courant  09 juni 1825114

Advertentie. Diep met mijne kinderen ter neder geslagen, door het ontvangen bericht, wegens het deerniswaardig einde van mijn hartelijk beminde echtgenoot, Jens Johannesen, in de ouderdom van 56 jaren en 8 maanden, kapitein op het koopvaardij-fregat-schip WILLEM DEN EERSTEN, bij gelegenheid van de ramp, welke tussen den 11 en 12 april j.l. deze bodem, voor de stad Paramaribo, colonie Suriname, trof; geve ik hiervan kennis aan vrienden en bekenden, mij van hunne deelneming overtuigd houdende.

Bijaldien enige troost te midden onzer droefheid ingang bij ons konde vinden, zoude het voorzeker zijn de waarde, welke de reders van zijnen bodem steeds aan zijne hoedanigheden hebben gehecht, en de vererende nagedachtenis, welke zij de dierbare afgestorvene nog blijven toewijden.

Amsterdam, den 6 juni 1825                       Maria van Leeuwen, wed. Jens Johannesen

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.Johannessen wordt onder vlagnummer 71 vermeld in het Inschrijfregister van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop". Toegevoegd is de mededeling "overleden"002.

In de Algemene Ledenvergadering van het college op 01 september 1824 werd Jens Johannesen, oud 55 jaar, wonende op de Gelderse Kade tussen de Storm- en Waterpoort, aangenomen als effectief lid op voordracht van R.Maalsteed. Zijn vlagnummer werd 71023.

 

De wed. J.Johannessen geboren Maria van Leeuwen, geboren 30 april 1770, woonplaats Amsterdam krijgt bij besluit van 21 juli 1825 een uitkering ingaande 01 augustus 1825. Maria oveleed in oktober 1839.118

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In de notulen van de Bestuursvergadering van het college op 20 juli 1825 wordt melding gemaakt van een verzoek van Maria van Leeuwen, weduwe van Jens Johannesen (één s), om een uitkering daar haar man "bij een noodlottige brand van het schip Willem de Eerste te Suriname was omgekomen". “De stukken in orde bevondennzijnde, heeft het Bestuur, overwegende dat Kaptn Jens Johannesen aan het Fonds behoorlijk heeft gestort, besloten dat zijne Weduwe allesinds gerechtend is tot hare gedane aanvrage, en mitsdien als vallende in de Eerste Klasse zal genieten Twee en dertig Guldens in de maand echter met korting van twee maanden gedurende 5 Jaren aangezien Kapitein Jens Johannesen, slechts in het Eerste Jaar van zijn lidmaatschap was en dat deze trekking zal ingaan met 1e Aug. aanstaande” 042.

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 20 juli 1825 staat de vraag “of ook niet de Wede van Kapit Jens Johannesen van de overgezonden gelden uit Suriname zou moeten genieten. Waartegen sommige leden inbragten, dat het geld alleen was overgezonden voor de Scheepelingen welke bij het verbrande der Scheepen de Willem de Eerste & de Bethsij geleden hadden, doch dat de Wede van Jens Johannessen hiertoe niet behoorden, …” ( er is kennelijk geld ingezameld voor de bemanningen van de verbrande schepen “Willem den Eersten” en “Betsy” in Suriname). Er wordt middels een kleine commissie nader onderzoek gedaan met o.a. inzage in de monsterrol van Willem de Eerste.

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 28 juli 1825 wordt gemeld dat deze monsterrol is ontvangen Tevens wordt het besluit omtrent de bestemming van de gelden uit Suriname weer uitgesteld maar wel dat “gebleken was dat de Wede van Kapit. Jens Johannessen niet kan gerekend worden onder de zoodanigen ter wier behoeve die gelden waren overgezonden ..    “ 

In de notulen van de Bestuursvergadering van 17 augustus 1825 staat dat een commissie de uitbetaling aan schepelingen van de “Willem de Eerste” en de “Betsy” af zal handelen.042

In de Bestuursvergadering dd 28 november 1839 staat een verzoek door Jens Johannesen om de ondersteuning, die zijn moeder kreeg tot het eind van de maand te mogen ontvangen om daarmee haar begrafenis te betalen.042

In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 28 oktober 1847 staat de mededeling dat een gratificatie van f 10,- uit de bussen is toegekend aan de weduwe Johanneesen. 042.

 

In de Algemene Ledenvergadering van het college op 14 december 1824 werd een "missive" gemeld van "Jens Johannessen van deszelfs schip genaamd Willem den Eersten in het Nieuwediep den 24ste November 1824 ...". De notulen van 07 juni 1825 bevat de vermelding van het voorstel van de heer Kooy om een condeleancebezoek te brengen aan "de weduwe van kapitein Jens Johannesen, welke haren gezegde man bij het verbranden van deszelfs schip genaamd Willem den Eersten, het droevig lotgeval heeft ondergaan te Suriname op ene smertelijke wijze het leven te verliezen". De notulen van 12 juli 1825 vermelden het verbranden op de rede van Paramaribo op 12 april 1825 van zowel de "Willem de Eerste" als de "Betsy"023 (De kapitein van de “Betsy” is volgens van Sluijs013 kapitein N.MacDougal uit Rotterdam - zie aldaar).

In de notulen dd. 14 april 1840 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop staat de mededeling van “wed. B.Johannesen” dat zij is hertrouwd en een uitkering vraagt voor haar zoon.023 (vanwege B. Johannesen is het de vraag of het om dezelfde kapitein gaat).

In de notulen van de Algemene Vergaderingen van Zeemanshoop dd 01 oktober 1850 en 08 juli 1851 staan de mededelingen dat aan de Weduwe J.Johannessen een gratificatie van f 10,- is toegekend. Wederom f 10,- in de vergadering van 11 november 1851. In de vergadering van 16 maart 1852 is weer sprake van een aanvrage, maar deze is van de hand gewezen “als te spoedig terugkomende”. In de notulen van 06 juli 1852 weer een gratificatie van f 10,- Ook in latere notulen is sprake van een gratificatie, maar die heb ik niet meer genoteerd. 023.

In de voorgaande meldingen uit de Bestuurs- en Algemene Vergaderingen staan tegenstrijdige opmerkingen, waaruit is te concluderen dat het om verschillende personen met de naam JOHANNESEN gaat.Zo is sprake van overlijden van de weduwe in 1839 en uitkeringen nà die datum. Nadere genealogisch onderzoek moet hierover klaarheid verschaffen.

 

De schepen van de kapitein

Vermelding in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001:

vlagnummer               jaren               type                  scheepsnaam                                        naam reder/boekhouder

         71                        1825                in de lijsten van de AAKZ is achter dit nummer geen naam, etc ingevuld.

 

Bouma025 vermeldt J.Johannesen als gezagvoerder gedurende:

*       1825 van de schoenerbrik “Willem den Eersten”, gebouwd in 1816 te Amsterdam, 525 ton o.m., varend voor de wed. Vereul & Zn te Amsterdam. Het schip is in Suriname uitgebrand waarbij de kapitein is omgekomen.

 

Het Archief van de Amsterdamse Waterschout 11a vermeldt monsterrollen op naam van kapitein jwns Johanissen op de:

“Louisa Henrietta”, dd 15 november 1802;

“Christiaan de Zevende”, dd 17 oktober 1806 (Deense vlag) en 14 mei 1807 (D);

“Gerarda Jacoba Louisa”, dd 14 november 1814;

“Jonge Piter Jacob”, dd 14 november 1815; 05 november 1816 en 17 november 1817;

“Pouwlina”, dd 25 oktober 1819; 01 september 1820 en 03 september 1821;

“Willem den Eersten”, dd 02 november 1821; 27 september 1822; 29 september 1823 en 22 oktober 1824.

Op 29 juli 1822 had het fregat “Willem den Eersten “ als bestemming Suriname met boekhouder Verheul & Zn te Amsterdam

 

Amsterdamsche Courant 07 juni 1825. Apart artikel onder de rubriek WEST-INDIE:

“PARAMARIBO, den 12den April.  Eenige minuten na middernacht tusschen den 11den en 12den dezer maand werd aan boord van het Nederlandsch koopvaardijschip Willem den Eersten, Kapt. Jens Johannissen, ontdekt dat er brand onder in dien bodem was; er werd om hulp van boord der naast omliggende schepen geroepen; de Kapt. J.Hulsen zond dadelijk manschappen, en bij de opening der luiken, sloeg de vlam uit; de rook was zoo zwaar dat men, in den buitendien donkeren nacht, niets verrigten kon; bespeurende dat de felle brand niet meer te blusschen was, riep Kapt. Jens Johannissen zijne schepelingen toe, van zichzelve en hetgeen zij nog mogten uithalen te redden; en ging toen ook zelf nog eens in de kajuit, waarschijnlijk om zijne papieren an andere stukken van aangelegenheid te trachten met zich te nemen; hij werd gevolgd van een der schepelingen, die echter door den opstijgende damp genoodzaakt was dadelijk te rug te keeren, terwijl kapt., alhoewel dringend te rug geroepen, nog eenige korte oogenblikken langer beneden blijvende, zulks het droevig gevolg had, dat de brand een aan boord zich bevonden hebbend vaatje buskruid genakende de losbarsting hiervan het schip in lichte laaije vlam zette, en tevens het leven van den kapt. moet hebben verkort, vermits sedert dat oogenblik hij niet weder tevoorschijn is gekomen. Deze brand was zoo fel dat de naast aan in de laag liggende schepen, wilden zij behouden blijven, geen tijd hadden om de ankers te ligten, maar genoodzaakt waren de touwen achter en voor te kappen.

Dit had dan ook een gunstig gevolg voor de schepen, de Zorgvuldigheid, Kapt. J.Hulsen; de Henriette, Kapt. J.E.Schneebeeke en de Henriette, Kapt. J.C. Willemse, wiens boegspriet en kluiverpen reeds aan het branden was, andere schepen zoo als de Maria, Kapt. E.D.Dekker; de Jonge Willem, kapt.G.van Meedevoort ; de vier Gezusters, Kapt. Jan van Dijl vlooden van het gevaar door uit de laag en op stroom te verhalen; het schip Maria Agnita, Kapt. P.Rijnbende in de binnen laag liggende en zich los gemaakt hebbende, geraakte, door het laatste van den vloed, vast op den wal, het schip Betsy, Kapt.M.Mac Dougal van Rotterdam in de laag voor de Willem den Eersten, voor twee kettingen achter en voor vastliggende, liet de achter ketting slippen, maar voor hij zulks met de voor ketting konde doen, had de brand van de Willem den Eersten, (wiens achter touw afgebrand zijnde en deze bodem dus met het laatste van den vloed op deszelfs voor touw rondzwaaijende, met de achter steven naar den wal, tegen de Betsij langszij aankomende,) ook dezen aangetats en overmeesterd, zoodanig dat de afbranding van dezen bodem niet kon gestuit worden. De Willem den Eersten brandde af en zonk, de eb zette zich nu ten half drie ure in.

Om voor te komen dat de brand van de Betsij tot de huize overvloog, en dat, wanneer deszelfs braspil verbrand en dus de bodem zelf van de voorketting los rakende met de eb naar de beneden in de laag liggende schepen zoude afdrijven, ook aan dezen geen letsel toebragt, werden twee trossen om het roer en aan de wal vastgemaakt tevens gaten in het schip geboord, de midden en bezaan masten gekapt en om ver gehaald, en de brandspuit in een groote pont ingescheept daarop spelende gehouden, tot vijf ure des morgens, toen een zware regenbui een einde maakte aan den rampvollen brand en eene minder slegte uitkomst gaf, dan men bedugt was.

De ijver door den Oversten P.Muller en de andere Heeren Officieren van ’s Rijks Brik van oorlog Merkuur betoond, heeft grootelijks bijgedragen tot de spoedige stuiting van dezen dreigenden brand; - waarbij tegenwoordig zijn geweest Zijne Exellentie de Generaal Majoor en Gouverneur, de leden der regering enmeer andere Burgerlijke en Militaire autoriteiten.

De toestand de ekwipage der beide afgebrande schepen is deerniswaardig, hebbende dezelve alles verloren.

Na de vermelding dezer bedroevende gebeurtenis, mogen wij niet nalaten de verdiende hulde aan de nagedachtenis van den ongelukkigen Kapitein Jens Johannissen, die slechts alleen daarvan het slagtoffer is geworden, toe te wijden. - Zijne bestendige zorg voor zijnen kostbaren bodem; de eerste na zoo vele jaren stilstands in onze Nationale scheepsbouw, alhier, in den jare 1816 gerimmerd (getimmerd?) en ten regten daarvan de sieraad. - Zijn gestadig verblijf aan boord - De goede orde en discipline welke daar steeds heerschte - Dit alles heeft het onheil niet mogen voorkomen. Maar nimmer zal voorzeker het geheugen van zoo vele goede hoedanigheden worden uitgewischt bij de Reeders van zijnen bodem, bij welke zij hem ten regten geacht hadden gemaakt, - bij de Planters, welke denzelven mede hadden leren waarderen, - bij zijne equipagie, welke hem vereerde en beminde. Terwijl eindelijk eene gade en kinderen, in hem den besten verzorger hebben te betreuren.”

 

Overige bijzonderheden

Op 23 oktober 1824 werd Michael de Winter vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam als ligtmatroos geplaatst op het schip “Willem de Eerste” onder kapitein J.Johanssen (sic) voor een reis naar Suriname. Hij keerde terug met de “Anna en Maria”onder kapitein Rinkes “zijnde het schip Willem de Eerste te Suriname verbrand” 004-532/1454.

 

In de “Biografie van Cornelis Abrahamsz Jr” staat een beschrijving van de brand op de Surinamerivier109:

Half april 1825. Beschrijving van een brand op de Surinamerivier van de “Willem den Eersten” onder kapitein Jens Johannissen:

      Abrahamsz dacht eerst dat kapitein Dekker “… zijne grootte bezorgdheid betuigde over het schip Zorgvuldigheid, (onder kapitein J.Hulsen) het welk noch niet buiten gevaar was, men was daar evenwel hard aan ’t werk en kort daarna zagen wij ook dit schip en noch vele andren op stroom halen, en toen was zijn Ed. ook gerust, eerst had ik gemeend dat zijne ongerustheid over hetzelve daarin zijn oorzaak had, dat dit schip voor de zelfde Rederij voer, en dus zuivere belangstelling in ’t lot van zijn Reeders, maar later zeide hij mij dat hij juist een dag te vooren eene grootte partij balen koffij in hetzelve geladen had en dat deze noch niet verzekerd waren.

      Vervolg gaat over de brand op de “Willem den Eersten” onder kapitein J.Johannissen.

      Toen wij nu gezien hadden dat de meeste schepen in veiligheid waren, konden wij niet anders doen dan de brand in ogenschouw nemen  het was een ontzettend gezicht, zoo’n schip in volle tuig te zien branden en van tijd tot tijd stukken van brandende raa’s en stengen van boven neer zien vallen, het grootste gedeelte van het scheepsvolk was reeds aan de wal, alleen de kapitein en de timmerman bevonden zich noch aan boord om te zien, noch iets uit de kajuit te redden, tot dat de laatste de kapitijn gewaarschuwd hebbende om mede het schip te verlaten, op het dek kwamen geen vaartuigen meer op zij ziende, over boord sprongen naar de wal zwom, Toen de manschappen en in eene barkas van de Marine gelukt was, het achtertouw dat in de poorten van de constabels kamer liep, en dus binnenboord niet te bereiken was af te kappen, dreef het schip met de vloed vooruit tegen een ander schip aan, dat niet uit de weg gehaald was en misschien niet gedacht had, daar gevaar te lopen en deelden zijn vuur aan deze de Betzij genaamd (kapitein N.MacDougal uit Rotterdam) mede waardoor beide schepen tot op het water afbrandde en de rompen vervolgens zonken, en drie brandende masten van de Willem de Eersten bleven boven water uitsteken, welke toen door ons volk afgekapt werden. Deze wrakken hebben noch vele jaren daarna voor de schepen in de weg gelegen vooral de Willem de eerste, die met steenen kalk en cement beladen was. De Kapitein van dit schip was de eenige, die waarschijnlijk bij die brand omgekomen is, men heeft den volgende dag een gedeelte van zijn ligchaam zonder hoofd of benen in de rivier drijvende gevonden. Het volk van deze schepen werd op de overige schepen verdeeld en zoo kregen wij er ook eene van de Betzij aan boord om mede naar huis te varen, voorts werd er eene inzameling van geld voor hun gedaan om in het verlies aan klederen dat zij geleden hadden te voorzien. … “.

 

Rotterdamsche Courant 22 februari 1817114

Amsterdam, 20 februari. Den 5 februari is op de hoogte van Plymouth in goede staat gepraaid het schip de JONGE PIETER JACOB, kapt. Jens Johannesen, van Amsterdam naar Berbice (opm: rivier in Guyana, Zuid-Amerika).

 

Rotterdamsche Courant 19 februari 1818114

Amsterdam, 17 februari. Den 4 februari is van Portsmouth vertrokken het schip de JONGE PIETER JACOB, kaptein J. Johannesen, van Amsterdam naar de Berbice; die zelfde dag van Cowes het schip SANDRINA CORNELIA, kaptein B.J. Booysen, van Rotterdam naar Surinamen.

 

Rotterdamsche Courant 01 februari 1821114

Amsterdam, 30 januari. Te Surinamen zijn gearriveerd J. Johannesen, M. Meijer en P.C. Staghouwer van Amsterdam, de laatste in 31 dagen; te Berbice S. Kraaij van Amsterdam; te Smirna (opm: Izmir) J.H. Backer van Amsterdam, laatst van Genua en Livorno; te Marseille J. Paulsen, te Kadix (opm: Cadiz) J.C. Jansen, en te Lissabon W. Leeuwrik van Amsterdam; dezelve meldt in dato 6 januari dat hij op zijne reis met vele en zware stormen heeft moeten worstelen; doch was het schip en zo dacht hij ook de lading in goede staat; op de rivier van Nantes A.R. de Groot van Rotterdam.

 

Rotterdamsche Courant 16 juni 1821114

Amsterdam, 14 juni. Kapt. A. Hansen, voerende het schip AMICITIA, den 12 juni in Texel binnen van Surinamen, is den 12 april van daar vertrokken; dezelve berigt, dat voor hem gezeild is het schip (opm: pink) SIMONETTA MARIA, kapt. G.H. Ahlers; dat het fregat PAULINA, kapt. J. Johannessen, den 15 dito zou vertrekken, en gevolg worden door de schepen CONCORDIA, kapt. W. Groen, en MARIA, kapt. E.D. Dekker, allen naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 21 maart 1822114

Amsterdam, 19 maart. Het schip de SNELHEID, kapt. J.H. Poolman, zou in het begin van maart van Surinamen naar Amsterdam vertrekken, zo als denkelijk medio april ook de schepen WILLEM DEN EERSTEN, kapt. J. Johannesen, met suiker, en NICOLETTE JEANNE, kapt. M. Koos, met koffij, beiden mede naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 02 mei 1822114

Amsterdam, 30 april. Van Surinamen zouden vertrekken de volgende schepen, als den 15 maart de VEREENIGING, kapt. W. de Boer; in het laatst dier maand de AMSTEL, kapt. M. Charlau; den 31 dito de VRIENDSCHAP, J. Visser, en den 21 april WILLEM DEN EERSTEN (opm: fregat WILLEM DE EERSTE), kapt. J. Johannesen, alle vier naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 03 december 1822114

Rotterdam, 2 december. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijst van den 29 november:

….Te Dartmouth is den 25 binnengelopen het schip WILLEM DE EERSTE, Johannesen (opm: fregat, kapt. Jens Johannesen; zie ook RC 101222), van Amsterdam naar Surinamen.

 

Rotterdamsche Courant 10 december 1822114

Rotterdam, 9 december. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijsten van den 3 en 6 december:….

….Den 30 november is het schip WILLEM DE EERSTE, Johannesen (opm: fregat, kapt. J. Johannessen), van Amsterdam naar Surinamen, in de haven van Dartmouth in de slijk gezakt en heeft een gedeelte van de loze kiel verloren; hetzelve moest geëxamineerd worden, voor het de reis konde vervolgen …..

 

 

Datum vanaf: 1821
Kapitein: Johannes(S)En/Johannissen, Jens

Monsterrollen

Opgemaakt Amsterdam
Datum: 1817-07-11
Scheepsnaam voorvoegsel:
Scheepsnaam: WILLEM DE EERSTE
Schipper: Deurhaagen, Claas
Scheepstype: fregat
Grootte:

Bekijk alle monsterrollen Bekijk alle monsterrollen
Afbeeldingen


Omschrijving: Een fraaie tekening in Oost-Indische inkt van de WILLEM DE EERSTE, mogelijk gemaakt door P. Schuyt, bouwmeester op de Marinewerf te Amsterdam. Afbeelding overgenomen uit het boek Nederlandse Zeilschepen, geschreven door E.W. Petrejus, uitgave 1974.
Collectie: Onbekend
Vervaardiger: Onbekend
Onderwerp: Zeeopname
Algemene informatie

NSC 080625
Haarlem, 6 juni. Men meldt het navolgende van Paramaribo van den 12 april:
In de afgelopen nacht, even na 12 ure, heeft men brand ontdekt op het koopvaardijschip (opm: fregat) WILLEM DE EERSTE, kapitein Jens Johannessen, tot blussing waarvan dadelijk van de nabij gelegen schepen manschappen werden gezonden. Bij de opening van de luiken ontwaarde men echter, dat de vlam reeds zo zeer was toegenomen, dat men de hoop, om denzelven meester te worden, moest laten varen, zodat de kapitein zijn schepelingen toeriep, dat zij van hun eigendom zouden redden, hetgeen zij meester konden worden. Hij zelf begaf zich nog naar de kajuit, denkelijk om enige papieren van aangelegenheid te bergen, en werd door een van de schepelingen gevolgd, welke evenwel al spoedig door de verstikkende rook genoodzaakt was terug te keren. De kapitein is dit geluk niet te beurt gevallen, daar het vuur weinige ogenblikken daarna tot een vaatje buskruid oversloeg, welks losbarsting het schip geheel en al in vlam zette, en waarschijnlijk de onmiddellijke oorzaak was van de dood van de bevelhebber.
De naast in de laag liggende schepen kapten dadelijk voor en achter hun touwen, om het dreigend gevaar te ontwijken, met een gunstig gevolg voor de kapiteins J. Hulsen (de ZORGVULDIGHEID), J.E. Schneebeeke (de HENRIETTE) en J.C. Willemse (de HENRIETTE), van welke laatste boegspriet en kluiverpen reeds vlam hadden gevat. Anderen, als de kapiteins E.D. Dekker (de MARIA), G. van Meedevoort (de JONGE WILLEM) en J. van Dijk (de VIER GEZUSTERS) ontweken het gevaar, door op stroom te verhalen. Het schip MARIA AGNITA, kapitein P. Rijnbende, geraakte vast tegen de wal. Het schip BETSY, kapitein M. MacDougal (opm: buitenlander), van Rotterdam, hetwelk voor twee kettingen, voor de WILLEM DE EERSTE, in de laag lag, liet de achterketting slippen, doch kreeg, alvorens het de voorketting kon losmaken, het brandend schip, waarvan het achtertouw was afgebroken, en hetwelk voor het voortouw tegen de vloed opzwaaide, op zijde, met dat ongelukkig gevolg, dat ook dat schip vuur vatte en afbrandde. Gelukkig heeft men echter met twee trossen om het roer van dit schip te slaan, en dezelve aan den wal te bevestigen, belet, dat hetzelve, losrakende en met de eb naar beneden drijvende, verdere onheil onder de in de laag liggende schepen kon stichten.
De WILLEM DE EERSTE was voor half drie reeds afgebrand en gezonken en aan de brand van de BETSY werd, des ochtends omtrent vijf ure, door een plasregen een einde gemaakt.
De ijver van de officieren en manschappen van Zr.Ms. brik MERKUUR, heeft veel bijgedragen tot het stuiten van dit onheil, hetwelk in den beginne de treurigste gevolgen voorspelde. De equipages van de beide verbrande bodems, hebben alles verloren. (opm: zie ook AC 090625, ZZC 140625, LC 190825, RC 300825 en BC 021125

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

ARCHIEF Gemeente-Archief Amsterdam archiefnummer Ams.5181-7153-1817-68
DVD 6 – VII – 209, 210
__________________________________________________
Bijlbrief
Naam schip: WILLEM DE EERSTE

Plaats en datum acte bijlbrief, Amsterdam, 9 juli 1817

Soort schip fregat

Bouwwerf / verkoper Haring Booy, scheepsbouwer te Amsterdam in de Vierwindenstraat op het Realeneiland, werf De Schol

Gevoerd door kapt. Claes Duurhagen

Eigenaar / aankoper firma Wed. Vereul & Zoon, kooplieden te Amsterdam

Te voeren door kapt.

Groot volgens meetbrief

Tuigage en aantal dekken twee dekken

Afmetingen lang 130 voet, wijd 33 voet, hol in het ruim15½ voet, tussendek hoog 6½ voet

Kiellegging 1816

Tewaterlating 1817

Plaats en datum van registratie Amsterdam, 17 juli 1817

Nummer van registratie deel 1, folio 198, verso, vak 9.

Notaris geen

Prijs (bij aan-/verkoop vermeld)

Bijzonderheden: bij tekenen derzer bijlbrief op 9 juli 1817 lag de WILLEM DE EERSTE gereed op stroom voor Amsterdam
Bijgevoegd eigendomsverklaring in dato Amsterdam, 22 augustus 1817, waarbij de firma Wed. Vereul & Zoon verklaar enig eigenaar van het schip te zijn.





Researcher/datum research ML/090907

Naam WILLEM DE EERSTE
Archiefinstelling Stadsarchief Amsterdam
Jaar 1817
Toegang 5181
Inventaris 7153
Klik hier om de originele akte te bekijken

ARCHIEF Gemeente-Archief Amsterdam archiefnummer Ams.5181-7155-1818-100
DVD 6 – IX– 266,267
__________________________________________________
Eigendomsbewijs
Naam schip: WILLEM DE EERSTE

Plaats en datum acte rederij-ceduul, Amsterdam, 7 augustus 1818

Soort schip niet vermeld

Eigenaren van 5/8e part: firma Wed. Vereul & Zoon

Gevoerd door kapt. Jan Recht (of Precht)

Eigenaar / aankoper

Te voeren door kapt.

Groot volgens meetbrief

Tuigage en aantal dekken

Afmetingen

Kiellegging

Tewaterlating

Plaats en datum van registratie Amsterdam, 8 augustus 1818

Nummer van registratie deel 9, folio 195, recto, vak 6.

Notaris geen

Prijs (bij aan-/verkoop vermeld)

Bijzonderheden: bijgevoegd aantekening, luidende: “100. De bewijzen van eigendom van WILLEM DEN EERSTEN te vinden onder de documenten 1817 no. 68 ter verkrijging van zeebrieven.”(opm. nu weer WILLEM DEN EERSTEN)




Researcher/datum research ML/160907

Naam WILLEM DE EERSTE
Archiefinstelling Stadsarchief Amsterdam
Jaar 1818
Toegang 5181
Inventaris 7155
Klik hier om de originele akte te bekijken

Stadsarchief Amsterdam Archiefnummer AMS 5074.1413.1819.92

foto 084, 085
CEDULE

Naam schip WILLEM DE EERSTE

plaats en datum acte eigendomsbewijs, Amsterdam, … september 1819

type schip fregat

bouwwerf/verkoper Haring Booy, scheepstimmerman te Amsterdam

gevoerd door kapt.

eigenaar/koper zie bijlage

te voeren door kapt. Jan Precht

grootte in tonnen 294 lasten of 588 zeetonnen

tuigage / aantal dekken drie masten, twee dekken

afmetingen

kiellegging

tewaterlating gebouwd te Amsterdam door Haring Booy

plaats / datum registratie Amsterdam, 6 september 1819

nummer registratie deel 13, folio 44, verso, vak 7

notaris Regtbank van Eerste Aanleg, Amsterdam

prijs

Bijzonderheden: getoond wordt de bijlbrief
De datum van de acte is NIET de datum van de transactie. De juiste datum vindt men in Amsterdam AB 1819-1838. De cedule is in de kantlijn genummerd 15865

ML: eerste zeebrief 28 juli 1817



researcher/datum research: ML / 140214





Bijlage bij cedule 92 van … september 1819, fregat WILLEM DE EERSTE ________________________________________________

eigenaren per augustus 1819:

firma Wed. Vereul & Zoon, Amsterdam (boekhouders en 20/32e part)
T.H. Bakker, Amsterdam (4/32e part)
J.S. Hooyman & Zoon, Amsterdam (2/32e part)
Willem Jacob Both, Amsterdam (2/32e part)
Haring Booy, Amsterdam (scheepstimmerman en 2/32e part)
Hendrik Fraese Eduardz., Amsterdam (1/32e part)
H. Jonker, Amsterdam (1/32e part)

ML / 140214

Naam WILLEM DE EERSTE
Archiefinstelling Stadsarchief Amsterdam
Jaar 1819
Toegang 5074
Inventaris 1413
Klik hier om de originele akte te bekijken

ARCHIEF Gemeente Amsterdam
archiefnummer 5074/1419-1819-92

BIJLBRIEF schip WILLEM DE EERSTE

plaats en datum acte Amsterdam, 9 juli1817

soort schip fregat

gevoerd door kapt.

Bouwwerf/verkoper Haring Booy, scheepstimmerman, scheepstimmerwerf De Schol, Realeneiland, Amsterdam

eigenaar/aankoper gebouwd voor rekening Wed. Vereul & Zoon

te voeren door kapt.

groot volgens meetbrief in tonnen

tuigage en aantal dekken

afmetingen

kiellegging

tewaterlating

plaats en nummer van registratie Amsterdam, deel 13, folio 47 verso, vak 1

datum van registratie 7 september 1819

notaris

prijs (bij aan-/verkoop)

bijzonderheden








researcher/datum research ML-271005

Naam WILLEM DE EERSTE
Archiefinstelling Stadsarchief Amsterdam
Jaar 1819
Toegang 5074
Inventaris 1419
Klik hier om de originele akte te bekijken