2010-08-02: |
Final Fate: 27-07-2010 vertrokken van Karachi met bestemming Massawa, Eritrea geladen met cement in zakken. 02-8-2010 in de International Recommended Transit Corridor in de Golf van Aden door piraten gekaapt. Om 04:20 uur in positie 13.02 NB. en 54.08.54 OL. gaf de Indiase kapitein door dat 3 skiffs naderden metlicht bewapende piraten. Enkele minuten later was de bemanning van 1 van die 3 boten aan boord en namhet schip over.Nadat de marine het bericht had ontvangen nam men contact op met de SUEZ, maar tevergeefs. Er werdnog wel een helikopter naartoe gestuurd, die keerde terug zonder wat te kunnen uitvoeren. Twee NAVO-oorlogsschepen, HR. MS. DE ZEVEN PROVINCIËN en U.S.S. COLE, van de NAVO eenheidtegen piraterij “Task Force onderneming Operation Oceaan SHIELD” en de RSS ENDURANCE uit Singapore van de CMF Taskforce waren binnen een afstand van 40 mijl van de SUEZ op het moment van de aanval. Ondanks onmiddellijk reageren met een helikopter die binnen 10 minuten ter plaatse arriveerde, was dezeemacht niet in staat de aanval te voorkomen. Niet, zoals de piraten die uitvoerden, om binnen 5 minuten aan boord van het schip te komen. Ondanks het aangebrachte prikkeldraad en brandslangen die klaarhingen, lukte het ze toch snel aan boord te zijn.Aan boord bevonden zich 24 opvarenden volgens de NATO, 23 volgens EU NAVFOR. Op de laatstebemanningslijst stonden 21 man, 9 Egyptenaren, 7 Pakistani, 3 Indiase en 2 uit Sri Lanka. Als manager fungeerde Red Sea Navigation Co. voor eigenaar Matso Shipping Co. Inc., beide gevestigd te Port Tawfiq in Egypte. Commercieel directeur Mohamed Abdel Meguid vertelde dat zijn bedrijf al eens een bedrag van 1,5 miljoen dollar losgeld betaalde voor een ander schip, de MANSOURAH (7707683 ex GREEN WAVE, ex SLOMANMIRA). De piraten kaapten dat schip op 3 september 2008 en na betaling van het losgeld kwam het 23 dagen later weer vrij. De eigenaar wenste dat nu niet te doen en dat de zaak nu behandeld zou worden doorhet ministerie van buitenlandse zaken te Caïro. Na overname voer de SUEZ door de Indische Oceaan richting Puntland (Puntland is één van de betwiste gebieden in Somalië. Het grenst aan Somaliland, Ethiopië, Galmudug en de rest van de jure Somalië). Het vaartuig ankerde eerst in de buurt van Bargaal omvervolgens terug te keren naar de Golf van Aden naar de kust van Puntland, dichtbij Bolimoog, tussen Alula en Habo op de zeer noordelijke tip van de Hoorn van Afrika. Daarna werd het schip weerverhaald naar de kust van de Indische Oceaan in de buurt vanDinowda Qorioweyn. De piraten ontpopten zich als harde onderhandelaars en namen enkele van de bemanningsleden mee naar een onbekende plaats omdruk uit te oefenen op de eigenaar van het schip. De gestelde eisenverschilden tussen één, vier en zes miljoen dollar, terwijl de eigenaar van het schip eerder officieel had gemeld dat geen losgeld zal worden betaald. Het leek er op dat de eigenaar van de lading had onderhandeld. Het schip en de wanhopige bemanning werden tot 12 december vast gehouden bij Ceel Danaane, Dinowda Quorioweyn op de kust van Puntland aan de Indische Oceaan. Berichten verklaarden daarop dat het vaartuig, vergezeld van een gekaapt Iranees vissersvaartuig, vertrok omdat de ontvoerders en de eigenaren het niet eens konden worden over het losgeld. Later nam de SUEZ waar bij Garacad in positie 06.53 NB. en 04.92.2 OL. waar het sinds 1 januari 2011 voor anker zou liggen. De situatie aan boord was voor vele mannen uitzichtloos, omdat noch de Egyptische regering, noch de eigenaar zich leken te bekommeren om het schip en de bemanning. Dit situatie veranderde met een nieuwe Egyptische regering die een wat meer actievere rol ging spelen. Echter, de eigenaar kon zich niet veroorloven het flinke losgeld op te brengen. Na een lange stilte probeerde ook de regering van India mee te helpen om de onmogelijke zaak af te wikkelen. Het lukte een krant per telefoon contact te krijgen met het schip: kapitein Wasi Hassan “We are not in agood condition at all. They (the pirates) just beat us up.” De verbinding verbrak tijdens onderhandelingen van Wasi Hassan met de piraten om hem met rust te laten. De deadline om het losgeld te betalen stond op 9 mei, doch die verstreek zonder dat er veel gebeurde. De Suez voer op maandag 23 mei 2011 weg van de kust naar een afgesproken punt en keerde terug naar de kust bij Ceel Dhanaane. De Pakistaanse media verwezen naar Ansar Burney, die verklaarde dat het losgeld op 2 juni betaald zou worden en de bemanning op 8 juni vrij zou komen. Kashan, de broer van bemanningslid Muzamil, vertelde een persbureau dat ze zeer bezorgd waren dat vertraging bij de uitbetaling van het geld zou kunnen leiden tot ernstige gevolgen. "Nu dat het geld is verzameld, waarom zijn er dan zoveel belemmeringen? Het wachten is ondraaglijk. Mijn broer en de anderen aan boord van het schip zijn gemarteld door de piraten."De Pakistaanse tussenpersoon geprobeerde om zijn handen in onschuld te wassen door elke verantwoordelijkheid af te wijzen en te verklaren dat 2.1 miljoen dollar was gestort op de bankrekening van de scheepvaartmaatschappij. Nadat de betaling op 21 mei 2011 op dek van het schip landde, verwachtte meerdere bronnen dat het schip en de bemanning spoedig vrij zouden komen. MP K.D. Singh uit India verklaarde “Hoewel de vertragingstactiek mij dwong vijfhonderd duizend dollar meer te verzamelen, wat we succesvol deden met de vriendelijke medewerking van gouverneur Dr. Ishrat-ul-Ebad Khan van Pakistan, is dit door het humanitaire Fonds overgemaakt op de bankrekening van de scheepvaartmaatschappij te Egypte. De bal ligt nu bij de scheepvaartmaatschappij die daarop de onschuldige 22 levens uit de klauwen van piraten moet redden” voegde hij aan zijn persverklaring toe. Echter, hij voelde zich een paar dagen verplicht te verklaren dat alles op zijn plaats was gekomen en dat zijn eerder gedane belofte dat de zeelui op 8 juni vrij zouden zijn niet gehaald kon worden en is verschoven naar 20 juni. Blijkbaar betaalde de maatschappij het losgeld op 10 juni 2011 en een dag later (11 Juni 2011) lieten de piraten het schip gaan. Vanaf twee dagen na de vrijlating begeleidde een Indiaas oorlogsschip de SUEZ naar de haven van Salalahte Oman met een ETA van 17 juni 2011. Of het cement nat werd is niet duidelijk geworden. Nadat de piraten de SUEZ lieten gaan lieten de piraten het schip gaan op 11 juni 2011,kreeg het 2 dagen laten escorte van het Pakistaanse oorlogsschip PNS BABAR. Ondanksdie escorte probeerden 4 bewapende piraten in een skiff op 15 juni 2011 het schip te overmeesteren. De marine schoot te hulp maar het lukte de bemanning om de aanval af teslaan waarbij 1 piraat gewond raakte.De ETA te Salalah, Oman veranderde naar 18-6-2011 met nog maar weinig brandstof in de bunkers en in slecht weer. Daardoor kon op zee ook niet worden gebunkerd. De eigenaar besloot een sleepboot uitOman te bestellen om eventueel het laatste stuk (circa 50 mijl) te laten slepen. De HASIK (9178977,Salalah Port Services, Oman, bouwjaar 1999, 304 BRT) voer de SUEZ tegemoet maar kreeg zelftechnische problemen en kon niet vastmaken toen de SEUZ de snelheid zag teruglopen van 15 naar 8knopen. Aan boord bevond zich nog 8 ton dieselolie, een ketel die uitviel en de hoofdmotor die er meestopte. Op zondag 19-6-2011 begon het schip water te maken in het slechte weer en begon te zinken. De 22 bemanningsleden zijn gered door het Pakistaanse fregat PNS BABUR en daarna over gezet op de Pakistaanse F-22P class frigate PNS ZULFIQUAR. De bemanning bestond uit 11 Egyptenaren, 6 Indiase, 4 Pakistani en 1 man uit Sri Lanka. Op 22 juni 2011 maakte men te Muscat, Oman officieel bekend dat de SUEZ zonk op 20 juni 2011 in 4.900 meter diep water. De bemanning arriveerde op 23-6-2011 te Karachi om vandaar verder naar het land van herkomst te reizen |