Rotterdam, 9 oktober. Het schip (opm: kof) ANNA, G.S. Vegter, van Newport naar Amsterdam, te Falmouth binnen, heeft den 1 dezer de reis voortgezet.

Rotterdam, 15 november. Volgens brief van kapt. G.S. Vegter (opm: Geert Simons Vegter), gevoerd hebbende het kofschip ANNA (opm: in juni 1837 in de vaart gekomen), met stukgoederen van Amsterdam naar Koningsbergen (opm: Kaliningrad), in dato Stromstad (opm: Strömstad, 58º56’ N.B. 11º10’ O.L. [Zweedse Oost-kust]) den 4 dezer, was het die ochtend op een blinde klip, vijf mijlen ten zuiden van daar, gestrand, doch al de aan boord zijnde personen met grote moeite door de boot gered, en men hoopte ook bij bedaard weder een gedeelte der lading, tuigagie en inventaris te zullen bergen; het schip was echter geheel weg. (opm: zie PGC 081237 en RC 231137)

Rotterdam, 22 november. Aangaande het schip ANNA, kapt. G.S. Vegter, van Amsterdam naar Koningsbergen (opm: Kaliningrad), bij Strömstad gestrand (opm: zie RC 161137), wordt van daar van den 11 dezer gemeld, dat het grootste gedeelte der lading beschadigd geborgen en het wrak openlijk voor 66 daalders 32 schellingen verkocht geworden was.

Van Christiania (opm: Oslo) wordt wordt op 21 november gemeld, dat een aldaar aangekomen Zweedse kapitein rapporteert in de Scheren van Uddevalla te hebben gezien, dat een Hollandse kof, beladen met metselstenen en ijzer, hebbende buiten de equipage ook de kapiteinsvrouw en kinderen aan boord, door de stroom naar de kust gedreven en vervolgens door een golf opgeheven en tussen twee klippen opgehangen werd, zodat men sedert, bij bedaard weder, met boten onder dezelve doorvaarde (vermoedelijk het schip ANNA, kapt. G.S. Vegter, van Amsterdam naar Koningsbergen [opm: Kaliningrad]).
(opm: zie RC 161137 en 231137)