1832
Op 5 maart 1832 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de VROUW HILLEGINA, aangevraagd door Fikke Berends Apvelt, Hoogezand, voor zichzelf als kapitein.
1833
RC 140233
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading, om ten spoedigste te vertrekken naar Embden, binnendoor, de Nederlandse tjalk VROUW HILLEGINA, kapt. F.B. Apvelt.
Adres bij Ch. en J.F. Cornelder Hz., cargadoors.
AH 230733
Heden 17 juli is te Ameland ontslagen, het Nederlands tjalkschip VROUW HILLEGINA, schipper F.B. Apvelt, op de 29e juni j.l. aangehouden, door ‘s rijks ambtenaren op Ameland, ter zake van uitvoer van onafgekookte beenderen, welke uitvoer is verboden; voornoemde schipper moet deszelfs lading, vroeger te Amsterdam ingenomen en reeds daarmee op de Abt naar Hull uitgeklaard, weder naar Amsterdam terug voeren.
AH 240933
Binnengekomen: Texel, 22 september. ISIS, kapt. J.J. de Vries, van Riga; VROUW HILLECHINA, kapt. F.B. Apveld, van Hull;
1834
AH 070634
Kopenhagen (Rede van), 27 mei. MARGINA, kapt. J.P. Boer, van Alkmaar. Pillau, 27 mei. EENSGEZINDHEID, kapt. Douwes, van Flekkefiorde.
Uitgezeild: Vlei, 4 juni. JONGE PIETER, kapt. G.S. Brouwer, naar Koningsbergen; JONGE GERRIT, kapt. A. Hazewinkel, JOHANNNES, kapt. J.C. Wolter en LAMBERTUS, kapt. H.C. Lindeboom, alle drie op avontuur.
Kopenhagen, 29 mei. VROUW ANNEGINA (opm: VROUW HILLEGINA), kapt. F.B. Apveld, naar Amsterdam.
Op 21 juni 1834 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de VROUW HILLEGINA, aangevraagd door Fikke Berends Apvelt, Hoogezand, voor zichzelf als kapitein.
AH 280634
Carga-lijsten Amsterdam: LAMMEGINA GEZINA, kapt. J.J. de Jonge, van Cardiff met ijzer en ijzeren platen; VROUW HILLEGINA, kapt. F.B. Apveld, van Kopenhagen met raapzaad en koehaar;
AH 310734
Terschelling, 27 juli. Binnengekomen: Gisteren nog DE JONGE MARTINUS, kapt. J.R. de Boer en DE GOUDVISCH, kapt. J.H. Scholtens, beide van Dantzig; TWEE GEBROEDERS, kapt. S.J. Jaski, van Koningsbergen; DE VROUW HILLEGINA, kapt. F.B. Apvelt, van Flekkefiorde;
AH 260934
Terschelling, 21 september. Binnengekomen: JUFFER ENGELINA, kapt. C.F. Bulthuis, van Christiaansand; HILLEGINA, kapt. W.J. Panman, van Kiel; MARIA, kapt. D.H. Duit, ZEELUST, kapt. J.F. Deddes en LISETTE, kapt. T. Helling, alle drie van Wismar; DE JONGE TJALLING, kapt. H.H. Mellema, ANNEGINA, kapt. W.W. Pattje, FENNEGINA, kapt. H.J. Puister en DE VROUW HILLEGINA, kapt. F.B. Apvelt, van Nakskov;
1836
PGC 150136
Het schip de VROUW HILLEGINA, kapt. F.B. Apvelt (opm: tjalk, kapt. Fikke Berends Apvelt), met lijnzaad van Memel naar Duinkerken, is volgens brief van Memel van de 26e december 1835 in zee in het ijs bezet geraakt en daarmede tegen het Steenrif, 1½ mijl achter de vuurtoren, gedreven, en zou met de lading geheel weg zijn. Het volk is gered. (opm: de consul te Memel [Klaipeda] retourneerde op 9 januari 1836 de zeebrief onder vermelding ‘schip verongelukt’)