|
Advertentie. Weldadige landgenoten! Velen uwer herinneren zich voorzeker de 26e december 1866, de dag waarop het de Gebroeders Kasteleijn en C. van den Klooster, varensgezellen te Ouddorp, onder hogere bijstand mocht gelukken, om met eigen levensgevaar en meer dan gewone moed en beleid 26 manschappen van de equipage van het op de Ooster gestrande stoomschip CORNELIA, kapt. Hendriks, van een gewisse dood te redden en behouden aan wal te brengen. Die daad, zo edel en schoon, werd door de Hoge Regering en de Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen, gevestigd te Rotterdam, waardig geacht om met zilveren medailles en getuigschriften te worden bekroond, terwijl ook de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij de redders ieder een zilver geschenk met toepasselijk opschrift vereerde. Tengevolge van uitgestane vermoeienissen en gevatte koude mocht Pieter Kasteleijn, schipper en bestuurder van DE ONDERNEMING VAN OUDDORP, het vaartuig, waarmede de redding is volbracht, na het volvoeren van zijn menslievende daad, zich niet meer in een goede gezondheid verheugen; deze was voor altijd geknakt. Op zondag de 17e dezer werd hij na een kortstondige ziekte, in de jeugdige leeftijd van 28 jaren, tot een beter leven opgeroepen, nalatende een weduwe met vijf kinderen, waarvan het oudste de ouderdom van nog geen zes jaren heeft bereikt. Niet alleen verliest dat gezin een liefhebbend echtgenoot en zorgend vader, maar ook alle inkomsten nam hij mede in het zo vroegtijdig voor hem ontsloten graf. Met bange zorg ziet zijn treurende weduwe, van alle middelen tot onderhoud van haar kinderen verstoken, de toekomst tegemoet. Haar de liefhebbende echtgenoot terug te geven, ligt niet in onze hand, maar de toekomst minder drukkend voor haar te maken, door de wezen van een man te helpen ondersteunen, die zijn leven voor zijn medemensen opofferde, dat kunnen wij doen en daartoe zij wij zedelijk verplicht. Daarom, landgenoten! schroomt de ondergetekende niet, om een beroep op uw zo menigmaal betoonde mensenliefde te doen. Helpt hem in zijn pogingen tot daarstelling van een fonds, waarmede dat ongelukkige gezin kan worden ondersteund en de treurende moeder in staat worden gesteld, om haar kinderen een opvoeding te verschaffen, die hoop geeft, dat zij eenmaal, tot rijpere leeftijd gekomen, in hun eigen onderhoud kunnen voorzien en de voetstappen van hun zo vroeg ontslapen vader zullen drukken. Gaarne is de ondergetekende, evenals de heer H. Nijgh, te Rotterdam, bereid tot ontvangst van uwe liefdegaven, zullende daaraan doormiddel van deze courant openbaarheid worden gegeven. V. Kerkwijk, burgemeester van Ouddorp.
|