1870-01-22: |
JB 140270
Batavia, 14 februari. In de Makassaarse bladen van de tweede helft van januari, heden ontvangen, komen nadere bijzonderheden voor omtrent het oponthoud, hetwelk de stoomboot BATAVIA van de Nederlandsch-Indische Stoomvaart-Maatschappij op haar jongste reis naar Makassar geleden heeft. Van meer of erger dan oponthoud toch behoeft, door een gunstige samenloop van omstandigheden, geen sprake te zijn, aangezien het zich bevestigt dat de BATAVIA, na zich acht dagen te hebben laten wachten, de 7e februari te Soerabaja aangekomen is. Volgens berichten in het Makassaarsch Handelsblad en de Celebes-Courant is in de namiddag van 24 januari te Makassar tijding ontvangen, dat twee dagen te voren, in de namiddag van de 22e, de BATAVIA, die de 20e Soerabaja verlaten had, gestrand was op het rif De Bril. Aanstonds stelde men zich het ergste voor en vreesde men, door de ondervinding geleerd - wijl in de laatste vijfentwintig jaren slechts één schip het voorrecht heeft gehad, van dat rif af te komen - dat de BATAVIA als verloren moest beschouwd worden. In die mening werd men versterkt, doordat het gerucht meldde dat twee passagiers, de echtgenote van de kapitein, een stuurman en zes matrozen het stoomschip verlaten hadden en door het Nederlandse schip SCHEVENINGEN, dat koers naar China zette, te Bonthaim aangebracht waren. De kapitein, zei men, was met de overige equipage aan boord van de BATAVIA gebleven, die reeds een wrak was. Onder de indruk van deze berichten vertrokken het oorlogsschip AART VAN NES en het gouvernements stoomschip JAVA ijlings naar de plaats van het onheil, ten einde hulp te verlenen, een doel hetwelk aanvankelijk in zover gemist werd, dat de AART VAN NES al spoedig bleek een groot lek in haar stoomketels en daardoor schier een el water in haar ruim te hebben. In haar plaats ontving toen de RETEH bevel het nodige in gereedheid te brengen en mede te werken om, zo mogelijk, de lading van de BATAVIA te helpen redden. De 29e had men te Makassar nog geen nadere tijding ontvangen, noch van de BATAVIA, noch van de tot haar hulp afgezonden oorlogsbodems. De 31e evenwel verspreidde zich eensklaps het gerucht, dat een stoomboot in het gezicht was en kwam weldra de BATAVIA zelf bij het havenhoofd het anker laten vallen. Het over boord werpen van een veertig ton steenkolen en het lossen van de lading in de JAVA en RETEH, vernam men toen, hadden op het onverwachts en niet dan na grote inspanning, het schip dat op de westzijde van De Bril stevig vastzat, doch gelukkig nog zonder lek was, doen loskomen. Dat de BATAVIA, wier vertrek naar Soerabaja op 2 februari nog onbepaald heette, omdat zij vooraf een keuring ondergaan moest, de 7e aldaar op de rede gekomen is, bewijst dat zij een groot gevaar op de gelukkigste wijze is ontsnapt en geen onherstelbare schade geleden heeft.
|