|
Over het Atjeh-contract bevat de Straits Times van dezer dagen de volgende bijzonderheden: De stomers DEVONHURST, KONGSEE, MAHA VAJIRUNHIS en M. MEANATCHY behoorden tot de Atjeh Steamship Co. Ltd., waarin verscheidene deelgenoten in het lopende Atjeh-contract aandeelhouders waren. Deze stomers zijn verkocht en worden overgedaan aan de Nederlandsch-Indische Stoomvaart Maatschappij, niet omdat, zoals beweerd is, de Nederlands-Indische regering bijzondere verplichtende voorwaarden ten opzichte van verscheping in de toekomstige contracten wenste te zien opgenomen, want het werd vrijgelaten in te schrijven onder Nederlandse dan wel vreemde vlag, maar ten gevolge van het verbreken van de vennootschap, die het lopende contract uitvoert, zullende, naar men ons bericht, de heren Katz Brothers van Penang en Singapore, en de heren P. Landberg & Zoon, John Pryce & Co. en J.F. van Leeuwen & Co, van Batavia, daaruit treden met 31 december a.s. De deelgenoten in het nieuwe contract, dezer dagen door de Nederlands-Indische regering gegund voor de jaren 1884, 1885 en 1886, zijn, naar men ons meldt, de heren De Lange & Co., de factory der Nederlandsch-Indische Handelmaatschappij, en de heer G.P. Tolson, welke laatste als agent en gemachtigde te Atjeh zal optreden.
|