|
De 27e februari liep de vissersboot N. DAME DE LOURDES, van Gravelines, de haven van Duinkerken binnen met vijf man aan boord, deel makende van de bemanning van een Nederlandse driemaster, die in zee vergaan was. Deze driemaster is de JANTJE, van de haven van Delfzijl, 400 ton metende, kapt. Boompaal. Dat schip was op reis naar Cardiff met een lading hout. De bemanning bestond uit 11 koppen. Om 5 uur ’s morgens bevond zich de JANTJE op enige mijlen ten noordwesten van Duinkerken. Als een speelbal der woedende golven werd het schip heen en weer geslingerd, toen opeens een monsterachtige golf de brug wegsloeg, en de stukken op de bakboordzijde geslingerd, deden het schip geheel op zijde hellen. Geen kans ziende het schip weer recht te brengen, gaf de kapitein bevel de boten in zee te laten. Dat ging niet zonder de grootste moeite en verscheidene matrozen werden door de golven in zee geslagen en verdwenen. De kapitein, die op de plaats stond, waar vroeger de brug was, werd door een golf in zee geslagen, welke tevens het schip geheel deed kantelen. Slechts 5 mannen hadden in de boten kunnen plaats nemen; de overigen, de kapitein, de eerste en tweede stuurman, de kok, de zoon van de kapitein en de zoon van een zeeman waren verdwenen. Meer dan eens meenden de schipbreukelingen op hunne beurt door de zee te zullen verzwolgen worden. Eindelijk, om 8 uur 's morgens bemerkten zij een zeil. Zij deden noodsignalen en weldra kwam de N. DAME DE LOURDES hun ter hulp. Met veel moeite konden zij de van koude verstijfde schipbreukelingen opnemen en zij waren gered.
|