|
Raad voor de Scheepvaart. De Raad voor de Scheepvaart stelde gistermiddag een onderzoek in betreffende het stranden en vergaan van de schoener GEZIENA op de Engelse kust nabij Sunderland, op 6 december jl. (Schipper J.P. Klugkist, eigenaar J.F. van Dijk, beiden te Groningen). De schipper verklaart ter zitting, dat hij in het bezit is van het dienstdiploma voor de grote zeilvaart. De GEZIENA werd in 1892 in Winschoten gebouwd. De schipper heeft twee jaar als stuurman gevaren, voordat hij als schipper ging varen. De bemanning bestond uit vier koppen. De 25e november vertrok men uit Frederikstad met mijnstutten aan boord met bestemming naar West-Hartlepool. Men had een goede reis tot bij de Engelse kust en daar men het mijnenveld ontweek, heeft men geen last gehad van de mijnen. In de avond van 5 december werden lichten waargenomen, nadat men ‘s nachts was bijgedraaid en was blijven liggen. De 6e ging men onder zeil; het was toen nog duistere nacht, maar men wachtte niet tot het lichter werd, omdat men zodra mogelijk wenste te landen. Men ging dus onder zeil en zag toen een zoeklicht. Twee keer probeerde men over stag te gaan, hetgeen telkens mislukte. Daarop stootte het achterschip. Men had tevoren hoegenaamd niets van de branding gemerkt. Aanstonds werd nu geflambouwd. De stuurman kon niets meer redden, daar plotseling de storm was opgestoken. In deze zaak werden, behalve de schipper, nog twee getuigen gehoord, namelijk de stuurman en een matroos. De inspecteur van de Scheepvaart acht het van groot belang of de Raad bij zijn uitspraak tot de conclusie zal komen of deze ramp is te wijten al dan niet aan de oorlogstoestand. Want, indien bewezen is, dat de ramp daaraan wel is te wijten, dan zal de Regering aan de opvarenden een uitkering moeten doen. In deze zaak zal de Raad later uitspraak doen.
|