Inloggen
ADDER (TESTSCHIP) - ID 18226


Kroniekberichten

Datum 27 september 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant

Toelichting op de begroting van Marine voor het jaar 1872. Het werkplan voor het jaar 1872 zal, wat aanbouw betreft, bestaan in het voltooien der onderhanden zijnde monitors, het voortzetten van de bouw van het schroefstoomschip der 1ste klasse VAN GALEN, en van het gedurende dit jaar op stapel te brengen ramtorenschip ter vervanging van de schepen van het auxiliair eskader. Voor laatstgenoemde bodem is aan materialen uitgetrokken een som van NLG 750.000. Tevens bestaat het voornemen om in aanbouw te brengen een schroefstoomboot der 3de klasse van 140 paardekrachten, en daarbij de zogenaamde compositie-bouw aan te nemen.
Omtrent de stand der werkzaamheden, wat aanbouw en herstelling van schepen betreft op ’s Rijks werven en particuliere inrichtingen zij het volgende medegedeeld:
De monitor BLOEDHOND kwam voor de dienst gereed en in conservatie.
De monitor CERBERUS onderging na de buitendienststelling de voorzieningen, welke nodig waren om het gebrek te verhelpen dat zich tijdens de indienststelling geopenbaard had.
De monitors PANTER, HYENA en HAAI, de laatste in aanbouw op het etablissement te Fijenoord, liepen te water; de ADDER en WESP kwamen in aanbouw; daaraan wordt in die mate gewerkt, dat over allen tegen het einde van 1872 kan worden beschikt.
Het gepantserd riviervaartuig, mede op Fijenoord in aanbouw, is gereed. Bij een voorlopig gehouden proeftocht zijn voldoende uitkomsten verkregen, en voldeed het aan de gestelde voorwaarden.
De bouw van het ramschip GUINEA loopt ten einde; in het najaar is die bodem voor de dienst gereed.
Voorlopige maatregelen zijn genomen tot het op stapel zetten van het nieuwe ramtorenschip.
Met de firma sir William Amstrong & Co., te Newcastle upon Tyne zijn onderhandelingen geopend omtrent de levering van 2 stoomkanonneerboten, type Staunch.
In het najaar van 1872 zullen dus, wat het nieuw materieel betreft, voor de kust- en rivierverdedidiging beschikbaar zijn: 5 ramschepen, 10 monitors, 1 riviervaartuig en 2 stoomkanonneerboten.
De gedurende de vorige zomer buitengewoon in dienst gestelde schepen zijn weder in conservatie en tot indienststelling in gereedheid gebracht. Aan de stoombatterij DE RUYTER en de gepantserde batterijen JUPITER en DRAAK zullen, zodra andere werkzaamheden niet behoren vóór te gaan, die verbeteringen werden aangebracht, welke zonder veel kosten te veroorzaken doelmatig en wenselijk zijn bevonden.
De batterij NEPTUNUS, opgeheven als logementschip voor miliciens, werd buiten dienst gesteld en geconserveerd.
Aan het schroefstoomschip der 1ste klasse VAN GALEN werd met weinig kracht gewerkt. Vermoedelijk kan het in 1872 te water komen.
Te Amsterdam kwamen in herstelling de schroefstoomschepen der 2de en der 4de klasse WATERGEUS en AMSTEL. De eerstgenoemde bodem komt in het voorjaar van 1872 gereed; de AMSTEL volgde zijn bestemming naar de West-Indiën op.
Te Willemsoord ontving het schroefstoomschip der 1ste klasse METALEN KRUIS een belangrijke herstelling. Die stomer is thans voor de dienst gereed. In herstelling kwamen; het schroefstoomschip der 1ste klasse LEEUWARDEN, dat mede in zeer gunstige toestand is bevonden; het fregat met stoomvermogen ADOLF HERTOG VAN NASSAU, het transportschip met stoomvermogen JAVA en het schroefstoomschip der 4de klasse KIJKDUIN. De JAVA komt in het najaar, en de KIJKDUIN weldra gereed. Gewone herstellingen werden aangebracht aan het fregat met stoomvermogen ADMIRAAL VAN WASSENAER, de schroefstoomschepen der 2de klasse VICE-ADMIRAAL KOOPMAN en CITADEL VAN ANTWERPEN, het schroefstoomschip der 4de klasse SOESTDIJK, en het raderstoomschip de VALK; de twee eerstgenoemde bodems vertrekken naar Oost-Indië en de CITADEL VAN ANTWERPEN naar de kust van Guinea; de SOESTDIJK vertrok naar de West-Indiën, en de VALK bleef beschikbaar voor voorkomende diensten.
Te Hellevoetsluis werden de herstellingen aan het schroefstoomschip der 3de klasse CORNELIS DIRKS voortgezet, en nagenoeg beëindigd; die schoener ontving ten naastenbij een nieuwe romp. De niet onbelangrijke herstelling aan het schroefstoomschip der 4de klasse BOMMELERWAARD moeten ook dit jaar aflopen. Op herstelling wachten de schroefstoomschepen der 3de en 4de klasse SOEMBING en SCHOUWEN, terwijl de PRINSES MARIA moet worden onderzocht, en HET LOO, onlangs van de kust van Guinea teruggekeerd, voorziening vereist.
De korvet PRINS MAURITS DER NEDERLANDEN, welke, als wachtschip te Vlissingen, vervangen is door het stoom-flotille-vaartuig HECTOR, doet thans als zodanig dienst te Amsterdam, in plaats van de korvet AJAX.
Voor de dienst werden afgekeurd het stoomschroefschip der 1ste klasse ZOUTMAN en dat der 4de klasse DOMMEL, drie verdedigingsvaartuigen en twee grote kanonneerboten, benevens de tot de Indische militaire marine behorende schepen BROMO, RETEH en HAARLEMMERMEER.

Afbeelding
Datum 29 september 1871
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 28 september. Zr.Ms. monitor ADDER, in aanbouw op ’s Rijks werf te Amsterdam, is in de namiddag van de 28e dezer met goed gevolg te water gebracht.

Afbeelding
Datum 18 augustus 1875
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten gearriveerde, vertrokken schepen

Rotterdam, 17 augustus. Heden namiddag arriveerde te Hellevoetsluis Zr.Ms. monitor HEILIGERLEE, laatst komende van Rotterdam, welk vaartuig in aanvaring is geweest met Zr.Ms. ADDER, waarbij de ramsteven van laatst genoemde bodem aan de HEILGERLEE averij heeft toegebracht.

Afbeelding
Datum 20 augustus 1875
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Hellevoetsluis, 19 augustus. De monitor HEILIGERLEE is in het droge dok opgenomen tot herstelling der averij, veroorzaakt door de monitor ADDER. De ram van laatstgenoemde monitor heeft de HEILIGERLEE getroffen in de zijde, tussen de voormast en de toren, onder de pantsering, en er een zeer groot gat ingestoten. Hierbij is de deugdelijkheid der constructie van de HEILIGERLEE gebleken; het vaartuig bleef door de hermetisch gesloten dubbele bodem drijven en bereikte zonder assistentie de haven. De herstelling zal in korte tijd kunnen geschieden.

Afbeelding
Datum 13 mei 1876
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Brouwershaven, 23 mei. Een ramschip der Nederlandse Marine (opm: monitor ADDER) stoomde hedenmiddag tegen het alhier te rede ten anker liggende Nederlandse schip NOACH IV, kapt. Looien, en nam den gehele voorsteven weg. Het schip maakt nog geen water en heeft de sleepboot HELLEVOETSLUIS bij zich, zo nodig ter assistentie.
(opm: zie ook AH 130576).

AH 130576
Hellevoetsluis, 26 mei. Een commissie van deskundigen der marine is per sleepboot naar Brouwershaven vertrokken tot opname der schade toegebracht aan de NOACH IV door de monitor ADDER.

Afbeelding
Datum 27 mei 1876
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Hellevoetsluis, 26 mei. Een commissie van deskundigen van de Marine is per sleepboot naar Brouwershaven vertrokken tot opname van de schade, toegebracht aan de NOACH IV door de monitor ADDER.

Afbeelding
Datum 31 mei 1876
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Hellevoetsluis, 30 mei. Ten gevolge der aanvaring van Zr.Ms. monitor ADDER met de NOACH IV is van eerstgenoemde bodem een ijzeren plaat onder de pantsering ingestoten, waardoor een der waterdichte schotten volgelopen is (opm: bedoeld zal zijn de ruimte voor en/of achter dit schot). Het vaartuig, dat in het droge dok staat, zal alhier worden hersteld.

Afbeelding
Datum 20 juli 1876
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 19 juli. Naar aanleiding van het bericht van een strafoefening aan boord van de ADDER, te Vlissingen, wordt ons gemeld dat aan het Departement van Marine een speciaal daartoe benoemde commissie ijverig werkzaam is aan de samenstelling van een nieuw wetboek voor het krijgsvolk te water, waarin de lijfstraffen niet meer voorkomen.

Afbeelding
Datum 02 augustus 1876
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Hellevoetsluis, 1 augustus. De schade aan de NOACH IV, 23 mei ter rede van Brouwershaven door Zr.Ms. monitor ADDER toegebracht, is deze dagen door deskundigen bepaald op een som van NLG 9.000 en zal door het Rijk worden gedragen.

Afbeelding
Datum 17 augustus 1877
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Amsterdam, 16 augustus. Zr.Ms. rammonitor 2e klasse ADDER werd heden in dienst gesteld, onder bevel van de luitenant ter zee 1ste klasse P.E. Winkelman. De bemanning van 113 koppen zal hoofdzakelijk bestaan uit zee-miliciens en de oefeningstochten zullen plaats vinden in het zuider frontier.

Afbeelding
Datum 21 oktober 1877
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Hellevoetsluis, 20 oktober. De monitor KROKODIL, onder bevel van de luit. t/z. 1ste klasse E.B. Bom, is heden buiten dienst gesteld. De monitor ADDER, welke heden te Amsterdam moest worden buiten dienst gesteld, heeft in de loop dezer week herhaaldelijk, maar steeds tevergeefs getracht de reis derwaarts te ondernemen, en ligt nu in de haven, na hedennacht het anker verloren te hebben.

Afbeelding
Datum 12 mei 1878
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Amsterdam, 11 mei. Zr.Ms. rammonitor 2e klasse ADDER wordt aan ‘s Rijks werf alhier gereed gemaakt om naar Willemsoord te worden overgevoerd en later aldaar in dienst te worden gesteld voor de oefening der zeemiliciens.

Afbeelding
Datum 18 juni 1882
Krant AH - Algemeen Handelsblad

De ramschepen BUFFEL en SCHORPIOEN, die 1 juli aanstaande te Nieuwediep in dienst worden gesteld, zullen bemand worden, het eerste schip met 158 en het tweede met 136 koppen, en de rammonitors 2e klasse ADDER en HAAI, die met dezelfde datum respectievelijk te Amsterdam en te Hellevoetsluis in dienst worden gesteld, zullen een bemanning van 115 koppen hebben.
De commandant van het schroefstoomschip ARUBA, zal zijn de luitenant ter zee 1e klasse D.G.Brand.
Ten behoeve van het Loodswezen zullen de minder doelmatige schuiten vervangen worden door sterke kotters, één daarvan is hier reeds aangekomen.

Afbeelding
Datum 09 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 8 juli. De état-major aan boord van de ADDER, commandant de luitenant ter zee 1e klasse E. Simon van der Aa, bestond uit: luitenant ter zee 2e klasse M. Smits, 1e officier, luitenants ter zee 2e klasse G. Borel, G. Jonckheer, E. van Voorthuisen, officier van gezondheid 2e klasse A. Lofvers, en officier van administratie 2e klasse W.F. Klompé.
Het machinekamer-personeel bestond uit: machinist 1e klasse v.e. J.C. Baartmans, machinist 2e klasse J. Dalmeijer, id. J.P. Holst, machinistleerlingen 1e klasse H.G. Meuldijk, W.C. Harinck, P.J. Bridge en L. Overstrijd.
De bemanning, de état-major medegerekend, telde ruim 80 koppen.
Men seint ons uit Egmond: Aan het strand alhier zijn aangespoeld enige zwemgordels, waarschijnlijk afkomstig van de rammonitor ADDER.
Uit Nieuwediep wordt ons gemeld, dat de stoomboten FRANS NAEREBOUT en HERCULES ter opsporing van de monitor ADDER zijn uitgezonden.
Ook de Amsterdamsche Courant maakt melding van de ongerustheid over het lot van de monitor ADDER. Uit de omstandigheid, dat het lijk van de loods Duinker voorzien was van een zwemboei, moet men opmaken, dat het schip in nood is geweest en de opvarenden zich door zwemmen hebben pogen ter redden. De ADDER behoort, gelijk men weet, tot die vaartuigen voor binnenwateren en de kust, welke niet veel storm of zee kunnen verdragen. Het kan dus zijn, dat het schip, hoewel het woensdag niet zulk een hoge of onstuimige zee is geweest, niettemin vol is gelopen en gezonken; ook kan aan aanvaring worden gedacht, maar in ieder geval moet het gevaar zeer plotseling zijn opgekomen, daar de commandant anders de monitor wel onmiddellijk met alle kracht op het strand zou hebben gestuurd, in welk geval de opvarenden ten minste gered zouden zijn.

Afbeelding
Datum 09 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Wij ontvingen heden namiddag het treurig bericht dat de rijksmonitor ADDER, commandant Van der Aa, die laatstleden woensdag (opm: 5 juli) uit IJmuiden naar Hellevoetsluis in zee is gegaan, vermoedelijk is gezonken. Het lijk van de loods Duinker, voorzien van een zwemgordel der ADDER, is heden in zee, op de hoogte van Zandvoort gevonden. Een reddingboei der ADDER is te Nieuwediep aangebracht. Er is een stoombarkas uit Hellevoetsluis uigezonden.

Afbeelding
Datum 10 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 9 juli. Omtrent de ramp, welke vermoedelijk de monitor ADDER getroffen heeft, ontvangen wij de volgende telegrammen:
Aan het Departement van Marine, zo seint men ons uit Den Haag, zijn tot hedenmiddag 121/2 uur nog geen officiële berichten ontvangen omtrent het vermoedelijke vergaan van de monitor ADDER en zijn bemanning. Vanwege het Ministerie is last gegeven tot spoedige uitzending van boten in de Noordzee tot het opsporen van de vermiste bodem of het instellen van een onderzoek naar het al of niet verongelukken. De uitslag daarvan is tot dusverre nog onbekend.
Een tweede depêche uit Den Haag meldt ons:
Te 4 uur waren bij het Departement van Marine nog geen officiële berichten ontvangen nopens het lot van de ADDER. Woensdagmiddag moet hij op de hoogte van Scheveningen zijn gezien. Men vermoedt dat daarna wegens het onstuimige weer de terugtocht naar IJmuiden is ondernomen en uit het ontbreken van nadere berichten wordt het vermoeden afgeleid, dat het schip is vergaan.
Uit Hellevoetsluis seint men ons: De uitgezonden stoombarkas is teruggekeerd, maar heeft geen bijzonderheden meegebracht. Aan boord van het wachtschip alhier bevinden zich twee kwartiermeesters, een ziekenoppasser en zeven matrozen, behorende tot de bemanning van de ADDER, aan wie last was gegeven, zich hier aan boord te melden. Zij hebben hun betrekkingen in kennis gesteld met hun behoud. Zeker weet men dat er twee machinist-leerlingen, de schipper en de scheepskok van deze plaats aan boord waren.
Uit Katwijk eindelijk ontvangen wij het bericht: Donderdagmiddag te 2 uur is de monitor ADDER voor Katwijk in zee gezien, gaande in zuidwaartse richting.
Men schrijft ons uit Nieuwediep d.d. 8 juli:
Door schipper Knijnen, met de loodskotter No. 6, is buitengaats opgevist en op de sleepboot HERCULES overgebracht een reddingboei, waarop geschilderd Zr.Ms. monitor ADDER.
Ook is door vletterlieden enig licht wrakhout aangebracht, vermoedelijk afkomstig van een monitor.

Afbeelding
Datum 10 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Nieuwediep, 8 juli. Door schipper Krijnen met de Loodskotter No. 6 is buitengaats opgevist en op de sleepboot HERCULES overgebracht een reddingboei, waarop geschilderd Zr.Ms. monitor ADDER, nog rapporteert hij bootsklampen te hebben zien drijven. Ook is door vletterlieden enig licht wrakhout aangebracht, vermoedelijk afkomstig van een monitor.

Afbeelding
Datum 11 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 11 juli. Het vreselijk vermoeden, dat de monitor ADDER met al de opvarenden vergaan is, bevestigt zich meer en meer.
Uit Nieuwediep wordt ons heden gemeld, dat door de loodskotter No. 4 aldaar is aangebracht het lijk van de luitenant ter zee 2e klasse G. Jonckheer, een van de officieren van de état-major van genoemde bodem. Het lijk was voorzien van een zwemgordel. Het horloge, op het lijk gevonden, stond op 9 uur.
De lijken van enige andere drenkelingen van de monitor zijn reeds gisteren te Nieuwediep aangebracht, terwijl enig wrakhout te Texel is aangespoeld, vermoedelijk afkomstig van dat schip. Ook te Callantsoog is een drenkeling aangespoeld, waarschijnlijk van de ADDER afkomstig. Te Petten is een scaphander (opm: zwemgordel, een van kurk of ander licht hout gemaakt kleed, om zich daarmede boven water te houden) aangedreven.
Uit Nieuwediep werd ons nog van 9 juli gemeld: Niettegenstaande alle aangewende pogingen om Zr.Ms. rammonitor ADDER op te sporen, is men hierin niet mogen slagen. Nadat Zr.Ms. ramschip SCHORPIOEN hedenmiddag was vertrokken, kwamen de stoomboten HERCULES en FRANS NAEREBOUT, welke de Noordzee in verschillende richtingen hadden doorkruist, alhier terug met berichten, dat zij niets anders hadden ontmoet als enig wrakhout, afkomstig van de zonder twijfel gezonken monitor. Ook de sleepboot STAD AMSTERDAM, die nagenoeg de gehele dag met een marinesloep op sleeptouw langs de kust kruiste, kwam met enig licht wrakhout terug. Door schuiten en vletten zijn acht lijken aangebracht, die met de stroom de zeegaten kwamen indrijven.
Uit IJmuiden wordt heden gemeld, dat de sleepboot SIMSON gisteravond daar aankwam met drie lijken, van de ADDER afkomstig, een matroos en twee mariniers.
In ons tweede blad van zondag is reeds vermeld, welke officieren deel uitmaakten van de état-major en uit welke schepelingen het personeel van de machinekamer was samengesteld. De verdere bemanning aan boord van de ADDER bestond uit de volgende personen:
M. van der Werf, schipper; J.H.F. van Balkum, bootsmansmaat; F.G. Schultze, 2e stuurman; H. Scholtz, konstabel v.k.; G.H. Hirs, 2e timmerman; D.van Brederode, botteliersmaat; J.C. Lintvelt, 2e schrijver; C.R. Seeger, hofmeester; L. van Rijswijk, scheepskok; J.F.A. van der Hust, koksmaat; J.C.E. Meijer, schoenmaker; H.D. Jansen, matroos 1e klas; J.D. Davids, idem 2e klas; L. Kremer, idem 2e klas; J. de Maat, matroos 3e klas; J. Reiziger, idem; H. Roelker, idem; J. Jutte, id.; C.L. Theeuwis idem; P.J.J.L. Ce Ruijter, idem; K. Patijn, id.; A.W.A. van Driel, idem; P. van de Velde, lichtmatroos; H. Modderman, idem; C. Buijssen idem; J. van Rijsbergen, milicien-vuurstoker; F. Ham, idem; K.F. Bouquet, idem; G. Wagenaar, idem; J. Ridmeester, idem; C.L. Beversluis, idem; J. van den Berg, idem; J. Th. van der Sprong, idem; J.J. Christianie, vuurstoker 1e klas; J. Hanenberg, idem 2e klas; J.G.J. van den Berg, korporaal der mariniers; H.D. van der Pluijm, tamboer 3e klas; L. Jacobs, marinier 1e klas; W. Akkerman, idem; J. Smeding, idem 2e klas; H. van Bronswijk, idem; H. Riemers, idem; J.B. Berk, idem; J. Lennings, idem 3e klas; F.J. Michels, idem; J.W. Caspers, idem; J. Schieveen, idem; P. Jager, idem; G.A. van Oerlee, idem.
Uit IJmuiden worden nog de volgende bijzonderheden gemeld omtrent het vinden van de zeeloods Duinker: De voor dit gat kruisende kotter van het loodswezen bevond zich eergisteren ochtend zeer vroeg op zes Engelse mijlen of circa 1,5 geografische mijl uit de kust tussen hier en Zandvoort, toen men daar aan boord iets zag drijven, dat bij nader onderzoek bleek te zijn een op een zwemgordel drijvend lijk en wel dat van hun kameraad Duinker; op die afstand uit de kust had het lijk evengoed voorbij kunnen drijven, en slechts een gelukkig toeval bracht het in handen van zijn oude kameraden. Duinker was bij het vertrek van de WILLEM BARENTS, in mei laatstleden reeds bijna een prooi van de golven geworden; hij viel toen bij het aan boord gaan van het poolschip in de schutkolk en werd door een matroos van de BARENDS gered. Duinker was een goed oud man, die weldra zijn pensioen zou hebben verkregen; volgens lopende geruchten is vrijdag ook een andere zwemgordel hier aangespoeld en zou een visser op de hoogte van Scheveningen de ADDER hebben gezien, kampende tegen hoge zee. Dat het oorlogschip een moeilijke reis zou hebben tegen de harde westenwind was van meest alle bevoegden hier de opinie, en het mag bevreemdend worden genoemd, dat met monitors, die toch, hoe sterk ook gebouwd, onzeewaardige schepen zijn, voortdurend kustreizen worden gedaan.
Bij vertrek van het schip van IJmuiden werd telegrafisch bericht gezonden aan het Departement van Marine, eveneens moest volgens de voorschriften de aankomst te Hellevoetsluis worden gemeld. Deze aankomst kon verwacht worden woensdagavond uiterlijk 6 of 7 uur. Toen dat bericht niet die dag, ook niet donderdag, zelfs niet des vrijdags en eindelijk ook des zaterdags niet bij het Departement van Marine was aangekomen, werd van daar op laatstgenoemde dag naar Nieuwediep geseind een oorlogschip ter opsporing uit te zenden. Er was echter te Nieuwediep geen enkel schip van de Marine voor die tocht beschikbaar. De beide ramschepen voor de haven liggende, die hiervoor anders in aanmerking hadden kunnen komen, bezaten geen kompassen. Deze waren ter verificatie naar Leiden opgezonden, en op die grond werd de FRANS NAEREBOUT van het loodswezen, een stoomvaartuig, bekend als weinig zeewaardig, eindelijk uitgezonden. Deze kalme berusting van het Departement van Marine gedurende verscheidene dagen vereist zeker opheldering.
Te meer is dit het geval, wijl de onzeewaardigheid van de rammonitors 2e klasse bekend en vooral die van de ADDER meermalen is gerapporteerd. Een ongeluk kon dus niet geheel onverwachts komen. Toen een tweetal jaren geleden de MATADOR, een schip van gelijke bouw als de ADDER, hier moest binnenkomen en enige uren langer uitbleef dan verwacht was, maakte men zich dan ook zeer ongerust en werd onverwijld een stoomschip ter opsporing uitgezonden. Toch schijnt men bij het Departement van Marine nog geen aanleiding gevonden te hebben het voorbeeld van andere landen te volgen, waar deze schepen bij een zeetocht steeds worden begeleid.
De zeemilitie aan boord van de ADDER waren in het begin van deze maand van het opleidingschip EVERTSEN alhier naar Amsterdam vertrokken.
Op de EVERTSEN regende het dezer dagen dan ook telegrammen van beangstigde bloedverwanten, die niet wisten of hun betrekkingen tot de bemanning van de ADDER hadden behoord.
Aan het Departement van Marine is heden bericht ontvangen dat aan de Noord-Hollandse kust en nabij Kijkduin zijn aangespoeld de lijken van een van de zeeofficieren en van 7 minderen, allen behorende tot de opvarenden aan boord van de ADDER.
Tot heden zijn de lijken aangebracht van de luitenant Jonckheer, de machinist Dalmeyer, de konstabel Schutz, de matrozen Kremer, Reiziger, Buysen en Theeuwis en van de militairen Wagenaar en Caspers.
De monitor ADDER vertrok woensdagochtend van IJmuiden, terwijl de barometer alle kentekenen droeg door zijn lage stand, dat er onstuimig weer te verwachten was. Het Engelse stoomjacht CANDACE, hetwelk woensdag tegen de avond naar zee vertrok met bestemming naar Engeland, is de volgende dag weer uit zee teruggekeerd, vermoedelijk door slecht weer en onstuimige zee daartoe genoodzaakt.
Het vinden van de lijken van de ADDER benoorden IJmuiden doet vermoeden, dat de monitor terug heeft willen keren, doch de haven van IJmuiden door een of andere onbekende oorzaak niet heeft kunnen binnenkomen. Immers het schip werd woensdagavond op de hoogte van Scheveningen gezien; had daar het ongeval plaats gevonden, dan zouden vloedstroom en windrichting de lijken en wrakstukken wel na verloop van tijd noordwaarts gedreven hebben, doch niet zo spoedig als thans zouden de lijken ten noorden van IJmuiden zijn gevonden.

Afbeelding
Datum 11 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten gearriveerde, vertrokken schepen

IJmuiden, 10 juli. De sleepboot SIMSON, arriveerde gisteravond met 3 lijken aan boord ex. ADDER, een matroos en 2 mariniers.

Afbeelding
Datum 11 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant

Zijpe, 9 juli. Te Callantsoog en te Helder zijn drenkelingen aangespoeld., beiden vermoedelijk afkomstig van de monitor ADDER. Te Petten is een reddingboot aangedreven.

Afbeelding
Datum 11 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Nieuwediep, 9 juli. De stoomboten HERCULES, FRANS NAERABOUT en STAD AMSTERDAM, gisteren uitgezonden ter opsporing van de rammonitor ADDER, zijn heden teruggekeerd zonder iets te hebben bespeurd. Door sleepboten, schuiten en vletten, is alhier aangebracht enig wrakhout, hetwelk door de zeegaten naar binnen komt drijven, afkomstig van rammonitor ADDER. Ook zijn alhier 9 lijken behorende tot de bemanning van genoemd vaartuig, aangebracht.

Afbeelding
Datum 11 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Binnenlandse berichten, diverse

Rotterdam, 10 juli. De hedenavond verschenen Staats Courant meldt:
Blijkens bij het Departement van Marine ontvangen telegrammen is Zr.Ms. monitor ADDER dinsdag de 4e dezer des avonds van Amsterdam en de volgende morgen woensdag, te half tien uur, langs IJmuiden naar zee vertrokken.
Op die en de volgende dag is het vaartuig volgens onderscheidene berichten op verschillende plaatsen aan de kust in de Noordzee gezien; het laatst des donderdags namiddags te 4 uur op de hoogte van Scheveningen, koersende om de noord.
Het vinden van het lijk van de loods, op de ADDER geplaatst, deed een ramp vermoeden; onmiddellijk daarna werden twee stoomvaartuigen van het Loodswezen en twee particuliere stoomschepen ter opsporing uitgezonden.
Intussen zijn enige lijken van de equipage van de ADDER tussen IJmuiden en het Nieuwediep en enige stukken hout van het bovendek van het schip en het naambord op verschillende plaatsen opgevist, zodat het te vrezen is dat de monitor ADDER met man en muis is vergaan.
De onderzoekingen worden met de beide stoomvaartuigen van het Loodswezen voortgezet.
Op dit bericht in de Staats Courant volgt de lijst van de gezamenlijke opvarenden, wier namen reeds door ons zijn vermeld. In deze lijst is aangetekend dat de lijken zijn gevonden van: Luit. ter zee 2e kl. G. Jonckheer; konstabel H. Scholtsz; matrozen 2e kl. L. Kremer en J. Reisiger; lichtmatroos C. Buyser; machinist 2e kl. J. Dalmeijer; milicien-vuurstoker G. Wagenaar; zeeloods Duinker. Hierbij meldt het blad nog: Deze werden, nadat de identiteit is geconstateerd, op een passende wijze in de gemeente waar zij zijn aangebracht, ter aarde besteld.
Zoals wij gemeld hebben, moest de vaste bemanning van de ADDER, met inbegrip van de état-major, bestaan uit ruim 80 koppen. Dit getal kon echter door gebrek aan volk niet geheel worden aangevuld, zodat daarop slechts geplaatst waren 73. Hiervan waren echter 10 met verlof, die te Hellevoetsluis aan boord zouden komen, zodat er zich aan boord 63 bevonden. Men zegt dat zich daarenboven aan boord bevond een particulier, genaamd Captain, dienstdoende als hofmeester van de commandant, die bij aankomst te Hellevoetsluis als zodanig zou worden geëngageerd.
De sleepboten HERCULES en SIMSON hebben het onderzoek gestaakt, hetwelk thans door de transportschoeners FRANS NAEREBOUT en SCHELDE, zomede door de ramschepen BUFFEL en SCHORPIOEN wordt voortgezet.
Uit IJmuiden meldt men ons nog, dat de namen van de schepelingen, wier lijken zijn aangedreven, zijn: H. Riemers, machinist; T.G. Michels, idem; G.A. van Oerle, idem; H. Modderman, matroos.
Uit Nieuwediep meldt men ons nog, dat ook gevonden zijn de lijken van de botteliersmaat D. van Brederode, de matrozen 3e kl. A.W.A. van Driel en J. Jutte en de marinier 3e kl. J. Schieveen.
Volgens bericht uit Oude Schild zou achter Den Hoorn aangespoeld zijn het lijk van de commandant luit. ter zee 1e klasse E. Simon van der As. Volgens onze correspondent te Texel was dit echter een vals gerucht. Bij onderzoek bleek, dat het aldaar aangespoelde lijk in korporaals-uniform was gekleed.
De Italiaanse bark NUOVO PROVIDENTIA passeerde woensdag de monitor ADDER (die des morgens IJmuiden had verlaten) ten ongeveer 11/2 uur n.m. op 3 Engelse mijlen, onder een frisse koelte uit het ZW zonder hoge zee.
Enige personen te Noordwijk aan Zee herinneren zich woensdagmiddag te 12 uur een monitor dicht langs de wal stomende gezien te hebben, terwijl een ingezetene aldaar woensdagavond omstreeks half tien uur een stakelvuur gezien heeft in noordelijke richting. De mogelijkheid bestaat dat dit van de ADDER was, terug stomende naar IJmuiden. Het Dagblad meldt, dat schipper Abraham Westerduin, van de reder D. Verbaan te Scheveningen, woensdagavond in de Noordzee tussen Scheveningen en Katwijk bij slecht weer omstreeks 61/2 uur de ADDER heeft ontmoet, gaande in de richting van de Maas; dat hij zo nabij de monitor is gekomen dat hij bijna was overzeild geworden, indien het oorlogsschip een halve streek van koers ware veranderd. Daar de ADDER veel water overkreeg, is schipper W. bij de monitor gebleven tot half 10 uur, met het doel om zo nodig hulp te verlenen; even na half 10 heeft hij een verschrikkelijke rookmassa gezien en onderstelt dat de vuren toen uitgingen. Schipper W. is met de waterschout van Scheveningen en een matroos bij de Minister van Marine ontboden.
Uit Nieuwediep wordt ons nog gemeld, dat op het lijk van de luit. ter zee Jonckheer, een briefje is gevonden, ongeveer van de volgende inhoud: De koersen die van IJmuiden genomen waren (slecht leesbaar). De toren en sloepen werden gesjord en te 6 uur werd getracht naar IJmuiden terug te keren, doch het schip weigerde te wenden; daarna werd zuidelijk gestuurd.
Uit Vlissingen wordt ons gemeld: Het stoomschip de SCHELDE van het Loodswezen alhier, dat zaterdag bij telegram van het Ministerie van Marine last ontvangen had, zich naar zee te begeven en naar de monitor ADDER te gaan zoeken, is heden alhier teruggekeerd, zonder iets op zee te hebben ontdekt. Alleen werd het lijk van een marinier, door een loodsvaartuig gevist, overgenomen en te IJmuiden aan wal gebracht.
Heden is de SCHELDE opnieuw uitgestoomd ter opsporing van de ADDER. Uit IJmuiden ontving het Handelsblad heden nog het volgende schrijven van gisteravond laat: Er is geen twijfel meer, of de ADDER is met man en muis vergaan. Met betraande ogen en bloedend hart waren wij zoeven getuige van het binnenkomen van de SIMSON, die te 10 uur 's avonds van zijn kruistocht binnenkwam, met de lijken van drie jonge mannen, twee mariniers en een matroos, met tekenen van doodstrijd op het nog frisse gelaat. Welk een doodstrijd de ongelukkigen hadden geleden, bleek uit de houding van de handen, die krampachtig zich van de hun lichaam omknellende kurkgordel schenen te willen ontdoen om een einde aan hun martelend lijden te maken; want God weet hoe lang de ongelukkigen hebben gedreven voor de dood een einde aan alles maakte. De lijken werden terstond gekist en hier tijdelijk geborgen.
De SIMSON is de ganse dag ter opsporing uit geweest, heeft de lijken gevonden ten noorden van IJmuiden, naar ik meen op de hoogte van Kamperduin en stoomde heden namiddag voorbij, seinende lijken te hebben gevonden. Hij zette ten zuiden de opsporing toen voort, doch zonder resultaat.
Wat de ADDER betreft, het schip stoomde woensdag laatstleden bij zuidelijke wind en flauwe koelte en motregen naar zee. Te ongeveer 12 des middags schoot de wind plotseling naar het WZW, met hevige kracht, zodat de regenwolken als weggevaagd werden en een heldere zonneschijn alles verlichtte. Iedereen die het poolschip VARNA met de Dickson-reizigers vergezeld heeft, weet hoe hard het te 3 uur woei, toen die boot in zee stoomde. Toen was echter aan de semafoor van de ADDER niets meer te zien. Te 1 uur namiddag werd het schip gezien door kapt. F. Brouwer van de sleepboot KINDERDIJK (hier heden binnen) ter hoogte van Scheveningen.
Algemeen gelooft men, dat de ADDER woensdagavond reeds bleef; het horloge in de zak van de loods Duinker gevonden, stond stil op 9.10; ook vermoedt men dit aan de toestand van de lijken; dit zal ook door schouwing van deskundigen zijn uit te maken.

Afbeelding
Datum 11 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Ingezonden stukken.
Vermoedelijk ongeluk van de monitor ADDER.
In uw geacht blad van heden las ik dat de monitor ADDER zoek was in de Noordzee en vermoedelijk vergaan is. Een dergelijk ongeval komt niet vreemd voor.
In 1873 maakte ik met de monitor TIJGER een reisje van Hellevoetsluis naar Nieuwediep, ten einde tegenwoordig te zijn bij de oefening met torpedo's bij het eiland Texel.
Aan de commanderende officier werd een order verstrekt van het Departement van Marine om zich met die monitor derwaarts te begeven "bij gunstig weer".
Op de bepaalde dag verlieten wij de haven van Hellevoetsluis. Het weer was gunstig en de zeeoppervlakte als het ware een spiegel. Dit belette evenwel niet dat de monitor zijn kop geregeld onder water stak en zelfs zover dat het voorgedeelte niet te benaderen was. Maar wat mij nog het meest verwonderde, was dat een monitor die zulk een breedte heeft bij de minste deining zulke schommelingen maakt. Bak- en stuurboord helden zover over dat het bovendek (niet het urcane dek) in het water kwam, zodat men verplicht was, wilde men het achterschip bereiken, zich vast te houden aan de stang, die bevestigd is in de midscheeps tegen de dekkingen.
Diezelfde dag konden wij evenwel Nieuwediep niet bereiken en moesten 's nachts op zee blijven, totdat wij de volgende morgen onze reis voortzetten, wat met goed gevolg geschiedde. Doordien ik meerdere reizen met stoomschepen gemaakt had, op de oceaan, de Chinese en Indische Zee, maakte ik toen een vergelijking en achtte ik het gevaar op zulk een vaartuig niet zo groot als wel een klein reisje over de Noordzee met een monitor.
Aangezien de order luidde "bij gunstig weer", kwam bij mij het vermoeden op, dat een monitor wel geen al te beste zeebouwer zijn moest, wat bij mij dan ook na dit reisje bewaarheid werd.
Zoals ik zeg, gingen wij bij gunstig weer de haven van Hellevoetsluis uit, maar wat zou het gevolg geweest zijn als des nachts eens een sterke wind was opgekomen? Ik spreek nog niet eens van een storm. De TIJGER had dan waarschijnlijk hetzelfde lot getroffen dat nu vermoedelijk de ADDER overkomen is. De monitors zijn vaartuigen die bij de minste deining zeer traag rijzen en de logge vaartuigen laten zich dikwijls lastig besturen, zodat het mij niet onmogelijk voorkomt dat de ADDER dwarszee 's gekomen is en het ongeluk aan omslaan te wijten is. Aan boord van de monitors bevinden zich reddingboeien en reddinggordels; deze laatste echter worden verstrekt voor ieder in het bijzonder en zijn geborgen of opgehangen in het torenruim of volkslogies, maar bij mij staat vast dat wanneer een ongeluk mocht voorkomen dit zo spoedig in zijn werk gaat, dat er geen tijd overblijft om zich door middel van een gordel te redden. Niet ondoelmatig zou het zijn, bedoelde reddingmiddelen op het dek te hebben, of bij zodanig reisje de manschappen daar mee te voorzien.
Hoogst raadzaam geloof ik is het, een monitor niet dan in dringende gevallen aan de open zee bloot te stellen, daar het gevaar mijns inziens groot is.
Mocht mijn vermoeden M. de R., wat de ADDER betreft, blijken ongegrond te zijn dan, zal ik mij hoogst gelukkig gevoelen.
Achtend, Ued. dw. dienaar, N.L.V., Rotterdam, 10 juli 1882.

Afbeelding
Datum 12 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant

Schipper Haasnoot te Katwijk, van de rederij Meerburg, heeft woensdag tegen middernacht de ADDER voor Scheveningen ontmoet met seinlichten op.
Te Willemsoord zijn nog enige lijken van schepelingen van de ADDER aangebracht; zij zijn herkend als de lijken van de hofmeester Seeger, de bootsmansmaat Van Balkum, de marinier Smeding, de milicien-stoker Ham, de koksmaat Van der Hust en de marinier Merk.
Schipper Westerduin van Scheveningen vertrekt heden, op telegrafisch verzoek van de Minister van Marine, met een rijks-oorlogschip naar de plaats, waar volgens hem de ADDER zou gebleven zijn.

Afbeelding
Datum 12 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 11 juli. Het verongelukken van de ADDER.
Volgens het Vaderland was noch aan het Departement van Marine, noch te Hellevoetsluis bericht van het vertrek van de ADDER van IJmuiden ontvangen. Er is wel van Amsterdam naar Hellevoetsluis geseind, dat de ADDER van Amsterdam was vertrokken, maar men dacht te Hellevoetsluis zowel als aan het Departement, dat de ADDER te IJmuiden was blijven wachten. Geregeld toch worden alle vertrekkende schepen van IJmuiden door de seinpost van daar aan het Departement geseind; dit volgt dan de bewegingen van de schepen. Doch de man, die dat altijd doet, heeft op jl. woensdagochtend op onverantwoordelijke wijze verzuimd het vertrek van de ADDER te seinen, en aldaar dat men onkundig was gebleven van het vertrek. In het niet ontvangen van een bericht kan men niets vreemds zien, omdat het dikwijls gebeurd is, vooral bij de rammonitors, dat de commandant enige dagen wacht op wind en weer om uit te gaan. Zo is eens een vroegere commandant van dezelfde ADDER acht dagen te IJmuiden blijven liggen. Van het Departement van Marine worden dan geen telegrammen gezonden om te vragen waarom een commandant niet vertrokken is, of wanneer hij vertrekken zal, omdat allicht zulk een vraag als een wenk zou worden opgevat of als een teken van ongeduld. Juist om volstrekt geen pressie uit te oefenen, worden de commandanten volkomen vrij gelaten om te vertrekken; het volgen van het plan van vertrek op het door hen bepaalde uur is voor hun verantwoordelijkheid. Zo nu is het gebeurd, dat men aan het Departement van Marine en te Hellevoetsluis niet bekend was met het vertrek van de ADDER, maar dit schip nog te IJmuiden waande. Van de zeetijdingen in de dagbladen schijnt men dus geen kennis te nemen.
Een van onze correspondenten schrijft ons:
Verleden jaar is Zr.Ms. monitor de HAAI maar net de dans ontsprongen. Ook buiten om stomende met enigszins onstuimig weer, nam het schip, niettegenstaande het geheel geschalmd was, zoveel water over (daar de zee de schalm-luiken los sloeg) dat met de gewone lenspompen niet voldoende verlichting kon worden gegeven, maar de machine-lenspompen moesten worden aangezet; het schip kwam gelukkig nog behouden binnen. Dit alles is aan het Departement van Marine gerapporteerd; en wat gebeurt nu? De monitor de ADDER, bekend als een vaartuig dat niet sturen kan, dat in 1875 op de rede van Dordt de monitor HEILIGERLEE daardoor ramde, dat in het daarop volgend jaar ook daardoor aanzienlijke schade toebracht aan de NOACH, in één woord een schip bekend als geheel onzeewaardig, wordt met een commandant en een état-major die nooit op een monitor gediend hebben, zonder enige voorbereidende oefening, zee ingestuurd.
Wie zijn in deze de verantwoordelijke personen?
Opnieuw wordt ons van betrouwbare zijde verzekerd, dat niet alleen het Departement van Marine, maar ook de directie van de Marine te Hellevoetsluis van het vertrek van de ADDER uit IJmuiden langs telegrafische weg heeft kennis gekregen. Ook door de genoemde directie hadden dus reeds vroeger maatregelen kunnen genomen zijn om zich omtrent de reden van het lang uitblijven van genoemde bodem te vergewissen.
De ADDER was een ijzeren rammonitor 2e klasse en moest dienen tot verdediging van onze kusten, zeegaten enz. Zij was te Amsterdam op stapel gezet in 1870 en te water gelaten in 1871. Haar diepgang bedroeg 27 dm., zij voerde 2 getrokken kanonnen van 23 cm., had een stoomvermogen van 140 paardenkracht, en haar bemanning was oorspronkelijk vastgesteld op 113 koppen.
De ADDER heeft ongeveer één miljoen gulden gekost. Doch dat materieel verlies is niets bij het verlies aan mensenlevens, aan levens van mannen in de bloei van hun jaren, waardoor tal van families in de diepste rouw zijn gedompeld.

Afbeelding
Datum 13 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Men schrijft ons uit Amsterdam:
Abraham den Dulk, stuurman en Cornelis Dijkhuizen, visser, beiden te Scheveningen, zijn voor de Minister van Marine verschenen en hebben verklaard dat zij op woensdag 12 juli, 's avonds te 71/4 uur, tussen Katwijk en Scheveningen, vissende op 9 vadem water, op een afstand van 1/4 Eng. mijl zuidwaarts hebben gezien, zo ze menen, een monitor stomende WZW, hun te 8 uur passerende. Te 81/2 uur zagen zij van dit vaartuig rode, witte en groene vuurpijlen met blikvuren. Dit duurde tot 91/2 uur, terwijl ze toen een groot vuur zagen, daarmee bedoelende een groot licht, slechts voor een ogenblik. Daarna verdween het vaartuig uit hun gezicht, zodat zij het er voor houden dat het aldaar gezonken is.
Dat punt zou zijn tussen Ter Heide en de baken duinen op 7 - 10 vadem water.
Naar aanleiding van bovengenoemde verklaring is op last van de Minister van Marine onmiddellijk de transportschoener FRANS NAEREBOUT naar bedoelde plaats (zijnde een geografische mijl west van Scheveningen of wel een 1/2 geografische mijl uit de wal in 7 à 10 vadem) gezonden, ten einde aldaar een onderzoek in te stellen, waarbij één van de bovengenoemde getuigen zal tegenwoordig zijn. Voor het geval dat het wrak mocht worden gevonden, zal er onmiddellijk een boei op worden geplaatst.
Uit Nieuwediep worden aan het Handelsblad o.a. de volgende bijzonderheden geschreven:
Donderdag moet door de schout-bij-nacht te Hellevoetsluis aan het Departement van Marine zijn geseind: ADDER nog niet aangekomen.
Door de commandant van de ADDER moet woensdag vóór zijn vertrek uit IJmuiden aan zijn echtgenoot te 's-Gravenhage zijn getelegrafeerd: "Ik vertrek heden, het is goed weer".

Afbeelding
Datum 13 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Ingezonden stukken.
Geachte hoofdredacteur! Verzoek voor onderstaande regels een plaatsje in UEds. veel gelezen blad.
Landgenoten !
Smartelijk voorzeker treft ons allen de treurige tijding van het vergaan van Zr.Ms. rammonitor ADDER in de Noordzee in het gezicht van de vaderlandse kust.
Met diepe weemoed worden wij allen vervuld, als wij denken aan het groot getal offers, dat de zee weer heeft gevraagd. Tal van officieren, onderofficieren en mindere schepelingen vonden op noodlottige wijze hun dood in de golven.
De vreselijke toestand te beschrijven, waarin de ongelukkigen in hun doodstrijd hebben verkeerd, welke pen vermag dat ? Toch kunnen wij ons enigszins voorstellen, hoe zij allen bezield door wanhoop die laatste ogenblikken doorleefden, of misschien na een "eeuwig vaarwel" aan het dierbare vaderland kalm in hun lot hebben berust.
Een ramp, zo groot, is bijna zonder voorbeeld in de geschiedenis van onze Nederlandse Marine; het is een nationale ramp.
Zwaar vooral treft die de weduwen en wezen van de omgekomen onderofficieren en mindere schepelingen; de meesten blijven in de beklagenswaardigste toestand achter. Van hun verzorgers beroofd, zullen weldra allen aan velerlei ellende ten prooi worden. Maar neen! de offervaardigheid van de Nederlandse natie zal dit niet toelaten.
Het land waar aanhoudend zovele offers op het altaar van de liefde worden geplengd, zal ook ditmaal aan de roepstem van de weduwen en wezen gehoor verlenen. Verschillende autoriteiten hebben daarvan reeds de hoopvolste blijken gegeven.
De directeur en commandant van de marine alhier, de commandant en officieren van Zr.Ms. opleidingsschip ADMIRAAL VAN WASSENAER hebben hun volle sympathie gehecht aan het plan van een van de onderofficieren, om ten behoeve de nagelaten betrekkingen van onderofficieren en minderen een liefdadigheidsvoorstelling te geven; de directie van het Paleis voor Volksvlijt stelt daarvoor het paleis kosteloos beschikbaar en het is met grond te verwachten, dat nog velen zich zullen beijveren om van hun belangstelling in de rampen die de zeeman opnieuw troffen te doen blijken. Met vertrouwen doen de onderofficieren van de Nederlandse zeemacht een beroep op uw liefdadigheidszin; een beroep dat stellig niet tevergeefs zal zijn. Er zal zich alhier een commissie uit de onderofficieren vormen welke uw bijdragen zal ontvangen, de ingekomen liefdegaven aan de nagelaten betrekkingen uitkeren en in de dagbladen daarvan verantwoording geven.
Landgenoten, geeft dan met milde hand en zendt uw gaven aan het comité dat zich nog nader zal bekend maken.
Mijnheer de redacteur, ook namens mijn kameraden dank ik u voor de afgestane ruimte in uw blad en heb de eer hoogachtend te zijn, uw dienaar,
M.J.E. Kriens, konstabel-majoor van de Marine, aan boord Zr.Ms. opleidingsschip ADMIRAAL VAN WASSENAER, Amsterdam, 11 juli 1882.

Afbeelding
Datum 15 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Ingezonden stukken. Het vergaan van de ADDER.
Een vreselijk ongeluk, waardoor talrijke families plotseling in diepe rouw gedompeld zijn, viel op onze kust voor.
Niet om een blaam te werpen op onze marine, veel min om de erkende kunde van onze marineofficieren te betwijfelen schrijf ik deze regels, en toch, ze moeten mij van het hart, want werkelijk, sommige dingen moesten anders behandeld worden.
Ik zal niet uitweiden over gissingen omtrent de wijze waarop de ADDER is vergaan. Genoeg, het gevaarte is met man en muis gebleven, en een rouwkreet weergalmt door ons land nu zovelen van onze beste zonen omkwamen.
In de eerste plaats dan de zeewaardigheid van de monitors. Deskundigen, waaronder er zijn die zelf zulk een oorlogsgevaarte onder hun bevel gehad hebben, verklaren pertinent, dat de dingen totaal onzeewaardig zijn; d.w.z. dat ze ongeschikt en gevaarlijk zijn, niet alleen om hun vreselijk slingeren en water overnemen, maar ook omdat bij enig defect aan de machinerie, bij gedwongen stoppen, het gevaarte totaal onhandelbaar en dus zo goed als zeker reddeloos verloren is. Die opinie wordt gedeeld door alle kundige zeeofficieren, niet het minst door hen die de monitors in de behandeling hebben leren kennen.Waarom dan ook de bemanning aan dat gevaar blootgesteld ?
Over het verlies aan enige tonnen gouds, de prijs van de monitor, wil ik niet eens spreken; dat is te herstellen; maar kostbare mensenlevens? Levens van onze flinke Hollandse jongens, levens van kundige officieren, levens van jongelieden die pas de eerste stappen op hun maritieme loopbaan hebben gezet?
Men verkeert in duisternis omtrent de oorzaak van het vergaan en die oorzaak zal wel onopgehelderd blijven, want de doden zwijgen. Maar zeker is het dat er lang gedraald is eer op recherche is uitgezonden en dit is punt 2 ter overweging. Woensdag vertrok de ADDER van IJmuiden. De reis naar Hellevoetsluis duurt hoogstens 10 uren. Zaterdag namiddag komt het bericht: De loods is als lijk met een zwemgordel aan, aangespoeld. En ja, nu wordt men aan het Departement van Marine gewaar dat de ADDER zoek is! Nadat drie dagen sedert het vertrek verlopen zijn, gaat men op recherche uit.
En nu een andere vraag.
Waarom de monitors niet geëscorteerd door een of twee zeewaardige schepen om ingeval van nood hulp te kunnen bieden? Vooral met de ADDER, algemeen bekend als de onhandelbaarste, had dit moeten geschieden.
Er zal een commissie van onderzoek benoemd worden uit burgers en marineofficieren op non activiteit. Zeer goed; men voege er echter een paar oud-marineofficieren aan toe, liefs dezulken die de monitors bij ondervinding in de behandeling kennen.
Als de omstandigheden niet buitengewoon gunstig zijn, is het eenvoudig een waagstuk met een monitor een traject over zee te maken; dat blijkt uit de rapporten sedert verscheidene jaren aan het Departement van Marine ingekomen. Eenmaal vorderde een traject als dit in kwestie vierentwintig uren. Een andermaal werden de hachelijkste ogenblikken op zulk een bodem doorleefd; men stond reeds met de zwemgordels gereed denkende het niet langer te zullen volhouden. Ook van dit feit is aan het Departement gerapporteerd.
Waarom moet steeds de administratieve sleur gevolgd worden om monitors van het noorder- naar het zuiderfrontier te zenden? Zijn er te Hellevoetsluis niet genoeg voor de oefeningen van de zee miliciens? En wanneer het dan al in buitengewone gevallen geschieden moet, waarom dan de monitors niet begeleid? Immers juist nu waren twee ramschepen in dienst gesteld ter oefening van officieren en miliciens. Wat ware nu rationeler en eenvoudiger geweest dan de monitor daarmee te begeleiden? De directeur en de commandant van de werf te Amsterdam, zegt men, had het vertrek van de ADDER uit zijn directie officieel meegedeeld. Zoals ik uit gesprekken vernomen heb, zijn sommige personen geneigd aan tekortkoming van de commandant van de monitor te denken en te veronderstellen dat hij zijn vertrek te IJmuiden had behoren te melden. Wat is echter natuurlijker, dan dat hij gebouwd heeft op de officiële mededelingen van de seinpost, die van alle in- en uitgaande schepen kennis geeft?
Alle bevelhebbers van schepen zullen dit met mij eens zijn en in dergelijke omstandigheden eveneens handelen als de commandant.
In sommige bladen las men dat de ramschepen niet naar zee konden, doordien de kompassen nog niet aan boord waren. Doch de FRANS NAEREBOUT, die nu uitstekende diensten bewezen heeft, kon toch direct de monitor vergezeld hebben en was ook dit onmogelijk, waarom dan niet een loodskotter meegezonden die zeker de arme drenkelingen had kunnen redden?
En nu nog een vooral niet te vergeten kwestie.
Onze vertegenwoordiging houde er het oog op! De openbare liefdadigheid sprak reeds. Men sta niet achter. Met nadruk wijzen we op de morele verplichting van het gouvernement om te zorgen voor de nagelaten betrekkingen van de omgekomenen. Komt het er op enige tonnen gouds niet aan wanneer men een vernielingstuig vervaardigen wil, dan zou karigheid in zoveel mogelijk materiële vergoeding aan de betrekkingen van de slachtoffers, waarvan velen zich steun en kostwinning zo plotseling en vreselijk zagen ontrukken, een schande zijn. Met dit kort en ernstig woord kunnen we op dit punt volstaan.
A.R.

Afbeelding
Datum 16 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Men schrijft ons: Iedereen, die enigszins op de hoogte is van het materieel van onze Marine, weet, dat de rammonitors, waartoe de ADDER behoorde, volkomen ongeschikt zijn om over zee te gaan, nog daargelaten of zij bruikbaar zijn op de zeegaten, stromen en rivieren. Sedert dit type bij de Marine is ingevoerd, is er bijna geen jaar voorbij gegaan, waarbij een van deze monitors niet met het grootste gevaar te kampen heeft gehad bij het maken van dezelfde reis, als waarbij nu de ADDER verongelukt is. Desniettegenstaande werd elk jaar door de minister de order tot deze tocht herhaald. De rapporten van de commandanten van de vaartuigen zouden omtrent de gevaren, waaraan voortdurend de bemanningen werden blootgesteld, bijzonderheden aan het licht kunnen brengen, welke de haren te berge zouden doen rijzen. Het is wel opmerkelijk, dat in de "jaarboeken van de Koninklijke Nederlandsche Zeemacht, uitgegeven door de zorg van het Departement van Marine", nooit een rapport omtrent een van de monitors voorkomt. Wellicht spruit dit hieruit voort, dat de openbaarmaking minder aangenaam zou zijn voor de autoriteiten aan het Departement van Marine. Daarentegen vindt men er wel veel rapporten in omtrent de opleidingsschepen en de reizen van de oefeningsdivisiën, met de verslagen omtrent diners en partijen enz. Voorwaar wel een contrast!

Afbeelding
Datum 23 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Nieuwediep, 21 juli. Heden is alhier aangebracht een op zee opgevist vat olie gemerkt A.D., vermoedelijk afkomstig van de verongelukte Nederlandse rammonitor ADDER.

Afbeelding
Datum 23 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

De Staatscourant schrijft: Bijkens een bij het Departement van Marine ontvangen bericht is het wrak van Zr.Ms. monitor ADDER in de nacht van 21 op 22 dezer gevonden. Het wrak is liggende in 10 vadem diepte noordwest miswijzend van Scheveningen, nagenoeg één geografische mijl uit de wal.

Afbeelding
Datum 23 juli 1882
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Rotterdam, 22 juli. Men seinde ons uit Maassluis te 1 uur:
Heden is de ADDER, het onderst boven liggende, gevonden noordwestelijk van Scheveningen, op tien vadem diepte, door de duikers B. Weltevreden van hier en Niemann van Ouddorp.
Uit Den Haag wordt ons gemeld:
Nader verneemt men dat het wrak is ontdekt door een particuliere schokker van de maatschappij Berging, directeur de heer Weltevreden te Maassluis.
De FRANS NAEREBOUT, die nu ligt tegenover de vuurtoren van Scheveningen, gaf het sein dat de ADDER was gevonden.
Uit Den Haag werd ons te 4 uur geseind: Omtrent het vinden zijn de navolgende bijzonderheden bekend. De duiker aan boord van het loodsvaartuig FRANS NAEREBOUT, met de SCHELDE onder bevel van de luitenant ter zee H. Nijgh, begon hedenochtend tussen 8 en 9 uur zijn onderzoekingen in zee. Even over 10 uur bracht hij de zo vurig verbeide tijding dat hij het wrak van de ADDER ontdekt had. Het lag dwars, de kop van het vaartuig naar het zuiden. Daaruit volgt dat de monitor niet de terugreis naar IJmuiden had aangenomen. Het schip is als de ADDER herkend op een diepte van 9 à 10 vadem noordwest bezuiden de vuurtoren te Scheveningen.
Onmiddellijk na de ontdekking werd op de plek een boei geplaatst. De NAEREBOUT hees twee Nederlandse vlaggen, welke voor de wacht op de vuurtoren het sein waren van de herkenning. Onmiddellijk werd bericht gezonden aan de Minister van Marine, wiens adjudant kort daarop te Scheveningen verscheen. Inmiddels lagen de beide marine-stoomschepen, die de vondst gedaan hadden, dicht voor Scheveningen en was de commandant aan wal gestapt. Zij zouden heden naar IJmuiden terug keren. Bij de onderzoekingen in zee waren zogenaamde desertie-vaartuigen behulpzaam.

Afbeelding
Datum 30 november 1882
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Het verslag aan de koning van het onderzoek naar de vermoedelijke oorzaken waaraan de zeeramp van deze rammonitor moet worden toegeschreven, is verschenen.
Het bevat vier delen:
1e beschrijving van de rammonitor ADDER,
2e het verhaal van de laatste reis van dat vaartuig, voor zoverre de commissie door getuigenissen van ooggetuigen daartoe in staat gesteld werd;
3e vermoedelijke oorzaken van de ramp,
4e de leemten, welke een ingesteld onderzoek heeft doen kennen.
Naar het eenparig gevoelen van deskundigen is de waarschijnlijkheid dat de lichting van het schip zou kunnen geschieden gering. Niemand was in staat de oorzaak van de ramp aan te geven. Verschillende oorzaken moeten daartoe hebben samengewerkt. De commissie heeft de overtuiging, dat er te ongeveer 9 uur iets aan boord van de monitor moet zijn gebeurd, dat haar onbekend is gebleven, omdat er wel getuigen zijn, die de ondergang hebben waargenomen, maar geen hunner de reden daarvan verklaard.
De omstandigheden waren ongunstig en geen der opvarenden was vertrouwd met het schip; de bemanning was niet compleet; de loods kende de vaarwaters niet; de reis is niet opgevat met al de ernst waarop zij aanspraak mocht maken, waarmede de commissie geen blaam wil werpen op de commandant. Zij gelooft niet dat de vuren zijn geblust; waarschijnlijk is de ADDER gekanteld en gezonken. Zij betreurt dat degenen die de ramp waarnamen, niet om hulp hebben getelegrafeerd. De eb verhinderde vermoedelijk de bemanning zich met zwemmen te redden. Eindelijk heeft de commissie aan, welke leemten het onderzoek aan de dag heeft gebracht.

Afbeelding
Datum 23 maart 1883
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Verslagen van rederijen etc..

Zeeramp van de rammonitor ADDER. Verslag over het onderzoek aangaande de ramp.
De plaatsing van commandant en officieren aan boord van een monitor, die nog nimmer op een dergelijk vaartuig hebben gediend.
Tot goed verstand der zaak zij medegedeeld, dat de bevelhebber van een oorlogsvaartuig, op voordracht van de Minister door de Koning wordt benoemd en de Minister daarna de officieren, machinisten, machinist-leerlingen en onderofficieren tot het vaste korps behorende, aan boord van die bodem plaatst.
De ondergetekende moet beginnen met ten enenmale te verwerpen de verantwoordelijkheid door sommigen, in dit opzicht, gelegd op personen, die onder zijn bevelen aan het Departement van Marine werkzaam zijn. De Minister en niemand anders is verantwoordelijk voor hetgeen van zijn Departement uitgaat, hij moet en hij kan dat zijn.
In hoeverre is het nu te verantwoorden dat een commandant en officieren aan boord van Zr.Ms. rammonitor ADDER werden geplaatst, die nog nimmer aan boord van een monitor hadden gediend?
Toen de voordracht voor een bevelhebber van Zr.Ms. rammonitor ADDER moest worden ingezonden en de plaatsing van officieren aan boord van die bodem moest geschieden, waren er feitelijk geen commandant en geen officieren van de vereiste rang en de nodige anciënniteit beschikbaar, die vroeger op monitors hadden gediend. Het was dus niet mogelijk anderen aan te wijzen dan die nog niet op monitors hadden gevaren, maar al had de gelegenheid bestaan, dan zou de Minister toch daarvan geen gebruik gemaakt hebben. Wat toch is het geval?
Zowel met het oog op de beperkte financiële krachten van het land, als op de geringe getalsterkte van het personeel (vooral officieren en onderofficieren) is het sedert verscheidene jaren, de andere eisen van de zeedienst in aanmerking genomen, niet mogelijk geweest meer dan twee monitors, gedurende enkele maanden van het jaar in dienst te stellen. Jaarlijks werden dus slechts twee commandanten, twee eerste officieren en zes luitenants-ter-zee of adelborsten op monitors geoefend. Behoeft het nu wel betoog dat, indien steeds dezelfde officieren daarvoor werden aangewezen (hetgeen trouwens in verband met de bevordering en de diensten buitengaats niet mogelijk zou zijn), de dertien monitors, die in oorlogstijd bemand moeten worden, slechts zeer weinig officieren zouden tellen, die reeds op genoemde vaartuigen hadden gediend?
’s Lands belang vordert dus niet dat bij indienststelling van monitors commandanten en officieren daarop worden geplaatst, die nog niet op monitors hebben gevaren. Uit bijlage C dezer Memorie kan blijken, dat sedert 1875 steeds in die geest is gehandeld.
Tegen dit betoog zou kunnen worden aangevoerd, dat met de aanwezige middelen meer monitors zouden kunnen worden in dienst gesteld, indien slechts de opleidingen en de oefeningsdivisie werden ingetrokken, doch de ondergetekende is steeds van mening geweest, dat beide deze diensten in de eerste plaats nodig zijn: de opleidingen omdat zij het enige middel zijn tot aankweking van personeel, de oefeningsdivisie, omdat alleen op actieve zeeschepen het personeel wordt gevormd en die zeemanschap en zeemansdeugden aangeleerd worden, welke ten gevolge hebben dat de bevelhebbers, officieren en minderen zich al zeer spoedig op een vaartuig voor binnenlandse verdediging bestemd, te huis voelen. Stelde men de opleidingsschepen en de oefeningsdivisie buiten dienst, men zou tijdelijk meer monitors voor oefening kunnen bemannen, doch het zou niet lang duren of de toestand van het personeel zou weder teruggebracht zijn tot die van vóór 1874.
Een ander bezwaar, dat tegen de aanwijzing van de commandant van de ADDER is aangevoerd, luidt: dat die officier, door zijn 5-jarige dienstverrichting als officier-instructeur aan het koninklijk instituut voor de marine te Willemsoord, minder geschikt was geworden om dat bevel te aanvaarden. Het zou inderdaad treurig met het korps zeeofficieren gesteld zijn, indien dit kon gelden; gelukkig dat er voorbeelden te over zijn om het tegendeel aan te tonen. De ondergetekende behoeft daartoe slechts te wijzen op drie hoofdofficieren, die onder zijn bestuur en onder dat van de minister jhr. Wichers geroepen werden om het bevel over de oefeningsdivisie op zich te nemen. Een daarvan was gedurende de laatste 14 jaren aan ’s Konings huis geattacheerd geweest, de tweede gedurende 5 jaren commandant van het koninklijk instituut voor de marine, de derde gedurende 14 jaar (met interruptie van een jaar, toen hij een ramschip binnengaats commandeerde), aan het Departement van Marine werkzaam, en alle drie hebben zij hun bevel, van het ogenblik af, dat zij de voet weder aan boord zetten, op uitstekende wijze gevoerd.
Bijvoegde staat van dienst van de luitenant ter zee Simon van der Aa, bijlage D dezer Memorie, kan getuigen dat genoemde officiers veel diensten buitengaats heeft verricht; zowel op grond hiervan als van de conduite-rapporten heeft de ondergetekende dan ook met vol vertrouwen het commandement van de ADDER aan die officier gegeven. Buitendien heeft de heer Simon van der Aa alle tijd gehad om zich voor die taak voor te bereiden, aangezien hem 3 maanden van te voren is medegedeeld, dat het commandement van de ADDER voor hem was weggelegd. Voorts was hij gedurende zijn vijftigjarig verblijf te Willemsoord meer dan menig ander zeeofficier in staat om op de hoogte te blijven, van zijn vak, speciaal was betreffen de rammonitors, aangezien hij zich daar in het centrum bevond der maritieme beweging en telken jare rammonitors van reizen buitenom kon zien binnenkomen of zich voor dergelijke reizen kon zien gereedmaken, met de commandanten dier vaartuigen kon aboucheren enz., gelegenheden die hij zeker niet voorbij heeft laten gaan.
Wat betreft de door het Departement van Marine aangewezen machinisten en onderofficieren zij hier aangetekend: dat de 1ste machinist niet alleen op de monitor KROKODIL en de rammonitors PANTER en HAAI had gediend, maar gedurende de zomeroefeningen van 1881 zelfs als chef van de machinekamer op laatstgenoemde rammonitor, welk feit door de ADDER-commissie niet is gereleveerd. Deze persoon kon dus ten volle vertrouwd worden geacht met alles wat machines, pompen, sluizen, deuren en ventilatie op een rammonitor betreft; dat een der machinisten 2de klasse vroeger als machinist had dienst gedaan op de rammonitor HAAI en op het ramschip STIER en de andere eveneens op de rammonitorschepen SCHORPIOEN en STIER. Eerstgenoemde was dus ook ten volle bekend met de werktuigen van een rammonitor, laatstgenoemde had gevaren op schepen met gelijksoortige machines; dat de schipper, chef d’equipage, in dezelfde kwaliteit had gediend op de rammonitor HYENA, en gedurende de zomeroefeningen van 1881 eveneens in dezelfde kwaliteit op Zr. Ms. rammonitor ADDER, hetgeen aan de aandacht der ADDER-commissie schijnt te zijn ontgaan. Deze was derhalve volkomen vertrouwd met alles wat grondtakel, schalminrichting, waterkering enz. van de ADDER betreft.
Voor zover dit personeel aangaat, kan derhalve van ongeoefendheid geen sprake zijn, en een ieder die maar enigszins met de dienst aan boord van een schip bekend is, zal beseffen welke waarde aan het feit moet worden toegekend, dat 1ste machinist en schipper volkomen op de ADDER te huis waren.
Paragraaf 3. De onvoltalligheid en onervarenheid van de verdere bemanning van Zr. Ms. rammonitor ADDER.
Nadat de in paragraaf 2 genoemde personen door de Koning zijn aangewezen, zorgt de directeur en commandant der marine van de directie waar het schip wordt in dienst gesteld voor de verdere bemanning van het vaartuig. Is dit bestemd om naar zee te vertrekken, dan handelt de directeur en commandant overeenkomstig de inhoud van art. 7 zijner instructie (IIIde hoofdstuk, IIde deel der Verordeningen), welk artikel aldus luidt:
“Hij (directeur en commandant) inspecteert bovendien alle bodems, die niet tot een afzonderlijk eskader behoren, vóór hun vertrek naar zee en bij binnenkomst van een buitenlandse reis. Bij naar zee vertrekkende schepen let hij vooral op alles wat de zeewaardigheid van de bodem betreft.
Van deze inspecties rapporteert hij dadelijk na afloop aan de Minster van Marine. Bij vertrekkende schepen legt hij tevens een beredeneerd geheim rapport, betreffende de handelingen van de commandant, en diens ijver bij de gereedmaking en het verblijf van het schip in de directie aan de dag gelegd.
Wanneer het hier bedoelde rapport van dien aard is, dat de tijdige wetenschap daarvan voor de Minister wenselijk is, zorgt de directeur en commandant dat het vóór het vertrek van de bodem tijdig wordt ontvangen.”
Dit voorschrift is in 1875 alsnog aangevuld als volgt:
“Het bij dit artikel bepaalde zal van toepassing zijn op het gepantserd materieel, zodra de in dienst gestelde schepen voor de dienst gereed zijn.” (Aanvullingsblad no. 1 van genoemde instructie.)
Het bevel tot indienststelling, samenstelling en vertrek naar zee gegeven hebbende, blijft de Minister derhalve buiten bemoeiing met de uitvoering van dat bevel, tenzij de directeur en commandant bedenking heeft tegen het vertrek naar zee, in welk geval hij heeft te zorgen dat de Minister tijdig daarvan kennis draagt.
Het door de Minister gegeven schriftelijk bevel betreffende de samenstelling van de bemanning van Zr.Ms. rammonitor ADDER, d.d. 9 juni 1882, luidde aldus: “Omtrent de verdere samenstelling der bemanning (1) overeenkomstig de lijst voor het charter dier schepen, vastgesteld in hoofdstuk XVII, 1ste deel der verordeningen, gelieve u des vereist in onderling overleg op te treden (2), teneinde die zoveel mogelijk voltallig te maken.”
Zr.Ms. rammonitor ADDER is daarna op 1 juli in dienst gesteld met een bemanning, sterk 73 koppen, verdeeld als volgt: 1 luitenant ter zee der 1ste klasse, 4 luitenants ter zee der 2de klasse, 1 officier van gezondheid 2de klasse, 1 officier van administratie 2de klasse, 1 schipper, 1 bootmansmaat, 2 kwartiermeesters, 1 tweede stuurman, 1 konstabel, 1 tweede timmerman, 1 botteliersmaat, 1 tweede ziekenoppasser, 1 tweede schrijver, 1 hofmeester, 1 scheepskok, 1 koksmaat, 1 schoenmaker, 3 matrozen 1ste klasse, 4 matrozen 2de klasse, 11 matrozen 3de klasse, 3 lichtmatrozen, 1 machinist 1ste klasse, 2 machinisten 2de klasse, 4 machinist-leerlingen, 1 vuurstoker 1ste klasse, 1 vuurstoker 2de klasse, 8 milicien-vuurstokers, 1 korporaal der mariniers, 1 tamboer, 12 mariniers. Totaal 73 koppen.
Van de voorgeschreven bemanning van 85 koppen ontbraken dus: 1 konstabelsmaat, 1 hofmeester, 1 scheerder, 1 matroos 1ste klasse, 2 matrozen 2de klasse, 4 matrozen 3de klasse of lichtmatrozen, 4 lichtmatrozen of jongens, 4 vuurstokers 1ste klasse, 4 vuurstokers 2de klasse, totaal 22 koppen, terwijl bij gebrek aan een officierskok een scheepskok, en in stede van een derde stuurman, een tweede stuurman was geplaatst.
Daarentegen waren overcompleet: 2 machinist-leerlingen, 8 milicien-vuurstokers. Totaal 10 koppen.
Op 22 juni had de ondergetekende een telegram ontvangen van de directeur en commandant der marine te Amsterdam, luidende; “Bemanning en ARUBA (3) nodig voor gepantserd materieel; is verlof van 14 dagen voor die mensen overeen te brengen met de plannen van Uwe Excellentie, anders moeten zij reeds primo juli overal aan boord zijn, verzoeke draadantwoord;” waarop diezelfde dag door ondergetekende per draad is geantwoord “tegen het verlenen van veertien dagen verlof geen bedenking.” Dientengevolge waren bij de indienststelling van de ADDER met verlof 2 kwartiermeesters, 1 tweede ziekenoppasser, 2 matrozen 1ste klasse, 2 dito 2de klasse en 3 dito 3de klasse, totaal 10 koppen, die zich de 6de juli aan boord moesten melden.
Al deze bijzonderheden omtrent de samenstelling der bemanning, uitgenomen het feit dat mogelijk enkele manschappen (hoeveel was niet bekend) eerst enige dagen na de indienststelling aan boord zouden komen, zijn de Minister eerst bekend geworden nadat de ADDER reeds was vergaan. De directeur en commandant, die het niet nodig heeft geoordeeld de ondergetekende daarvan kennis te geven, vóór het vertrek van de ADDER naar zee, was dus blijkbaar van oordeel, dat het schip op deze wijze bemand, de reis zonder bezwaar kon aanvaarden.
In hoeverre heeft bedoelde vlagofficier echter voldaan aan het hem gegeven bevel?
Hierboven is reeds gezegd, dat de Minister bevolen had de bemanning “zoveel mogelijk voltallig te maken”. Dit is niet geschied. Het voltallig maken van het personeel in de kwaliteiten van konstabelsmaat, hofmeester, scheerder en matrozen 3e klasse, lichtmatrozen of jongens was niet mogelijk, omdat de stof daartoe ontbrak. Daarentegen is het de ondergetekende gebleken, dat de matrozen 1e en 2e klasse en de vuurstokers 1e en 2e klasse wel voltallig hadden kunnen zijn. Omtrent de matrozen 1e en 2e klasse meldt de directeur en commandant in zijn aan de Minister gericht inspectierapport (4) over de ADDER: “Ik zou in staat geweest zijn het volle aantal matrozen 1e en 2e klasse op de ADDER te plaatsen, maar wetende dat elders voor het gepantserd materieel gebrek aan die kwaliteit bestond, meende ik in ’t belang van de dienst te handelen door hier niet stipt aan de bemanningslijst vast te houden.”
De Minster moet tot zijn leedwezen verklaren dat hier niet met voldoende overleg gehandeld is. Genoemde directeur en commandant wist, dat de ADDER het eerst van alle in dienst te stellen gepantserde schepen een tocht buitengaats zou moeten maken, dat dit schip dus in de eerste plaats behoefte had aan voltallige bemanning, dat een deel van het personeel in de eerste dagen niet aan boord zou zijn, en hij had het in zijn hand om, uit personeel in zijn eigen directie, aan ’s Ministers lastgeving te voldoen om de bemanning zo voltallig mogelijk te maken, voor zoverre betreft de matrozen 1e en 2e klasse.
Omtrent het vuurstokerspersoneel komt in genoemd rapport de zinsnede voor: “Behalve 8 vuurstokers, die volgens order van Uwe Excellentie door miliciens waren vervangen, ontbraken 1 konstabelsmaat” enz.
De ondergetekende, die zich niet bewust was een dergelijk bevel te hebben gegeven, heeft genoemde directeur en commandant verzocht hem nummer en datum der resolutie mede te delen, waarin de order zou zijn verstrekt om 8 vuurstokers door miliciens te doen vervangen. Daarop is het navolgende antwoord ontvangen:
“Het woord vervangen, door mij gebruikt in het rapport d.d. 5 juli j.l., no. 1147, komt niet voor in enige ministeriële resolutie, uitgevaardigd met betrekking tot het indienststellen en tot het bijeenbrengen der bemanningen voor het gepantserd materieel. Het woord is taalkundig waarschijnlijk niet juist, in zoverre het meer aangeeft een verwisseling van het reeds bestaande, en de acht vuurstokers waren van de beginne af niet in de rol geplaatst, evenals dit niet geschied was in de jaren 1880 en 1881.
In 1880 werd de bepaling dat al dadelijk 8 miliciens als vuurstokers geplaatst moesten worden zo opgevat, dat de vaste rol (10) behouden bleef. Van Zr. Ms. wachtschip en Zr. Ms. schroefstoomschip MARNIX werd van elk één vuurstoker overgeplaatst. Aan boord van het laatste schip bleven toen volgens het wekelijks rapport over 15 vuurstokers; aan boord van het wachtschip 4 vuurstokers voor buitenlandse dienst en 23 vuurstokers voor binnenlandse dienst.
Evenals in 1880 werden in 1881 weder op de ADDER geplaatst 2 gewone vuurstokers en 8 miliciens. Volgens het wekelijks rapport van het wachtschip bleven daar toen over 23 vuurstokers der 1e, 2e en 3e klasse, benevens 25 vuurstokers voor binnenlandse dienst.
In 1882 werd op dezelfde wijze gehandeld.”
De Minister moet tot zijn leedwezen verklaren dat ook deze verantwoording van de directeur en commandant te Amsterdam hem niet heeft voldaan.
In het jaar 1879 is door de Minister van Marine jhr. Wichers voor het eerst bij de indienststelling van het gepantserde materieel de order gegeven:
“Reeds dadelijk zullen op de STIER alsook op de GUINEA ieder 16 en op de monitors ieder 8 zeemiliciens als vuurstokers moeten overgaan,” In 1880 luidde het daarop betrekking hebbende bevel, door de Minister uitgevaardigd: “In navolging van vroeger zullen reeds dadelijk op de STIER alsook op de GUINEA ieder 16 en op de monitors ieder 8 zeemiliciens als vuurstokers moeten overgaan.” In 1881 en 1882 werd naar de aanschrijving van 1880 verwezen.
De directeuren en commandanten te Willemsoord en Hellevoetsluis en ook de ambtsvoorganger van de tegenwoordige directeur en commandant der marine te Amsterdam in 1879, hebben het bevel steeds opgevat zoals het bedoeld was, namelijk dat de milicien-vuurstokers, die niet in de rol werd opgenomen, maar slechts als gedetacheerd in rol werden gevoerd, boven het getal der vaste bemanning aan boord moeten worden geplaatst. Ook bij de bemanningslijst voor monitors, vastgesteld in het XVIIde hoofdstuk, 1ste deel der Verordeningen, zijn wel bepalingen te vinden omtrent vervanging van gewone zeemiliciens door matrozen of omgekeerd, maar niet van milicien-vuurstokers door gewone vuurstokers of omgekeerd. De directeur en commandant te Hellevoetsluis heeft dan ook, zoals uit de wekelijkse rapporten van die tijd blijken kan, zowel in het jaar 1880 als in 1881, het voorgeschreven aantal vuurstokers onmiddellijk na aankomst van de ADDER te Hellevoetsluis aangevuld.
Had dit misverstand omtrent het door de Minister gegeven de ondergetekende niet vroeger bekend kunnen zijn?
Op die vraag kan niet anders geantwoord worden dan: het had de Minister bekend kunnen zijn, dat de ADDER in 1880 en 1881 slechts met twee vuurstokers in dienst was gesteld, terwijl er meerdere vuurstokers op het wachtschip en de MARNIX voorhanden waren, want de wekelijkse rapporten worden aan het Departement toegezonden. Aangezien de rol echter telkenmale, bij aankomst te Hellevoetsluis, onmiddellijk werd aangevuld, en het aanwijzen der bemanningen van oorlogsvaartuigen, ingevolge de gegeven voorschriften, geheel behoort tot de bevoegdheid van de directeuren en commandanten, is het licht te verklaren, dat ’s Ministers aandacht niet op deze zaak gevestigd is. Uit de inspectierapporten van 1880 en 1881 bleek het misverstand niet, want in dat van 1880 werd met geen woord over de vuurstokers gesproken en in dat van 1881 werden de 8 ontbrekende vuurstokers begrepen onder het getal manschappen, waarvan de directeur en commandant zegt, dat hij er tot zijn leedwezen niet in geslaagd is, ook niet door de medewerking in te roepen van de directeuren en commandanten der Marine te Willemsoord en Hellevoetsluis, om het ontbrekende aan te vullen, zodat de Minister, dit lezende, niet anders dacht, dan dat het onmogelijk was geweest meer vuurstokers in de rol van de ADDER te plaatsen.
De bemanning van de ADDER is dus niet samengesteld zoals de Minister het gewenst en bevolen had. Moest nu dit verzuim onvermijdelijk leiden tot het ongeluk dat aan de ADDER is overkomen?
De Minster antwoordt op die vraag neen; even goed als de ADDER in 1880 en 1881, met gelijk onvoltallig of nog onvoltalliger bemanning Hellevoetsluis zonder bezwaar heeft bereikt, even goed was zulks in 1882 mogelijk.
Men ziet toch niet over het hoofd, dat de bemanning van een oorlogsschip is samengesteld met het oog op de bezetting van alle posten in de batterij, bij de pompen en spuiten, als scherp- en kardoesmannen, in een woord voor tijd van gevecht, doch dat een deel daarvan, hoogstens de helft, voldoende moet zijn om het schip over zee te brengen, te meer wanneer het een reisje van enkele uren betreft. Noch commandant, noch 1e machinist - laatstgenoemde zoals reeds gezegd is, ten volle vertrouwd met de eisten van het stoken van de ketels van een rammonitor - hebben dan ook het minste bezwaar gemaakt om met het hun verstrekte personeel de reis te aanvaarden.
Is echter de onvoltalligheid en onervarenheid der vuurstokers feitelijk een der oorzaken geweest van de ramp?
Op die vraag is geen positief antwoord te geven, doch het blijkt uit de verklaringen van getuigen voor de ADDER-commissie afgelegd, dat de ADDER tot het laatste toe stomende is geweest. De onderstelling is niet zeer gewaagd, dat dit stomen in de laatste uren, in verband met de toestand der zee (waardoor de schroeven waarschijnlijk telkens uit het water lichtten en de werktuigen elk ogenblik wild doorsloegen) met niet meer dan 80 à 90 slagen der machine heeft kunnen plaats vinden. Neemt men daarbij in aanmerking de tegenstroom die de ADDER ondervond en de verklaring van vorige commandanten, dat het schip bij woelige zee lastig te sturen was, zodat de machines telkens tegen elkander te werk moesten worden gesteld, dan verklaart dit alles geheel dat de monitor op het laatste deel van zijn reis weinig of geen voortgang maakte en valt uit dat feit volstrekt niet af te leiden, dat de monitor geen stoom kon houden.
Hetgeen de ADDER-commissie op blz. 20 van haar rapport zegt, nl. dat de ketels van een monitor eigenaardige bezwaren opleveren bij het stoken, kan de Minister niet toegeven. De stookplaats op die schepen is ruim, de vuren liggen alle op bekwame hoogte, de lage vorm der ketels en de daaruit voortvloeiende plaatsen der vlampijpen achter de vuren, heeft op het stoken weinig of geen invloed. Het enige bezwaar dat die lage vorm oplevert is dat de ketels soms last geven van opkoken, ingeval het aantal slagen der werktuigen boven 120 wordt opgevoerd, hetgeen op deze reis van de ADDER zeker niet geschied is. Om de maximum stoomspanning bij volle kracht stomen te kunnen behouden, zijn gunstige omstandigheden nodig, doch bij welke ketels en werktuigen is zulks niet het geval? In geen der eindrapporten over de ADDER uitgebracht, worden over moeilijk stoomhouden geklaagd, en alle commandanten getuigen dat de ADDER gemakkelijk 100 à 110 slagen der machine kon volhouden.
De milicien-vuurstokers die aan boord geplaatst waren, kunnen ook niet allen als zo gans onervaren worden beschouwd. Vijf hunner ware praktisch gevormde stokers, die, hoewel nog jong, toch reeds enige tijd bij het vak waren en die, in de tijd op particuliere schepen doorgebracht, wellicht tamelijk veel ondervinding van stoken hadden opgedaan. Van deze vijf hadden er vier op zeeschepen gevaren. De drie overblijvenden waren wel geen werkelijke stokers en nimmer aan boord geweest, doch allen hadden min of meer in machines gewerkt en daarmede omgegaan, zodat het oliën en andere werkzaamheden in de machines aan hen kom worden toevertrouwd. Bij volle ruimen, zoals op de ADDER het geval was, vallen de kolen uit de schuiven voor de vuren op de vuurplaat, zodat er geen stokers voor het verwerken der kolen benodigd zijn. De ADDER had dus minstens zes bruikbare vuurstokers voor de vuren.
Het schip was voorzien van South-Yorkshire-kolen, juist uit Engeland ontvangen, een kolensoort die wel mindere warmte geeft en meer roet vormt dan Cardiff-kolen, doch die bij belemmerde luchtaanvoer, zoals op een geschalmde monitor het geval kan zijn, gemakkelijker brandt dan laatstgenoemde soort, terwijl toch daarbij vlampijpen vegen in de eerste wachten stomens niet nodig is.
Ten slotte zij het dan Minister vergund hierbij aan te tekenen, dat de uitdrukking van de commandant Van der Aa, dat hij haast maakte “om van Amsterdam weg te komen, dewijl hij vreesde, indien hij zijn bemanning liet passagieren, hij wel eens gebrek aan volk kon hebben en daardoor verhinderd weg te komen”, hem tot geen andere conclusie kan doen komen, dan dat de commandant dus meende op dat ogenblik volk genoeg te hebben voor de reis.
Paragraaf 4. Bijzonderheden omtrent de indienststelling van de ADDER.
Ten einde zich te overtuigen, dat bij de indienststelling en gereedmaking van Zr. Ms. rammonitor ADDER geen afkeurenswaardige overijling heeft plaats gehad, zijn door de Minister berichten ingewonnen bij de onderdirecteur der marine te Amsterdam en bij de commandant van Zr. Ms. wachtschip aldaar. Deze berichten, waarvan de inhoud hoogst belangrijk is, worden als bijlagen E en F bij deze Memorie gevoegd. Daaruit blijkt, dat vóór het vertrek van de ADDER uit Amsterdam zelfs tijd te over was, terwijl tevens licht verspreid wordt over de gemoedstoestand, waarin de luitenant ter zee Simon van der Aa zijn commandement en zijn reis aanvaardde.
(1) In hetzelfde schrijven waren opgegeven de commandant, officieren, machinisten, machinist-leerlingen en onderofficieren voor de ADDER bestemd.
(2) De missive was gericht aan de drie directeuren en commandanten te Willemsoord, Amsterdam en Hellevoetsluis, aangezien de drie directiën bij de indienststelling van gepantserd materieel betrokken waren.
(3) Enige dagen te voren uit West-Indië binnengevallen.
(4) Dit rapport, gedateerd 5 juli, is eerst 7 juli ’s avonds aan het Departement van Marine ontvangen.

Afbeelding
Datum 04 april 1883
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Uit Scheveningen meldt men ons, dat reeds verschillende schuiten hun netten en touwwerk verloren aan het wrak van de ADDER, daar de boeien, die op dat wrak geplaatst waren, niet meer zijn te zien en vermoedelijk zijn weggeslagen.

Afbeelding
Datum 16 mei 1883
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

De ADDER. Door de heer J.A. van de Velde, sedert 1 mei gepensioneerd als schout-bij-nacht, die tijdens het vergaan van de ADDER marine-commandant te Hellevoetsluis was, is onder dagtekening van 25 april het volgende adres aan de Koning gericht:
Aan Zijne Majesteit de Koning.
Met de meeste eerbied nadert de ondergetekende, schout-bij-nacht J.A. Vandevelde, de troon van Uwe Majesteit, met het verzoek, dat het Uwer Majesteit moge behagen, kennis te nemen van zijn hierbijgaande memorie, betrekkelijk de zeeramp aan Uwer Majesteits rammonitor ADDER overkomen.
Hij grondt dit verzoek op zijn onwankelbaar vertrouwen dat het de wil van uwe Majesteit is, dat, ook in zake van deze ramp, zo goed mogelijk recht worde gedaan, en op zijn innige overtuiging, dat het, in deze, in de volle zin des woords, een nationaal belang is, de waarheid beter in het licht gesteld te zien, dan tot heden toe is geschied.
Bij besluit van uwe Majesteit van de 21e juli 1882, werd aan een commissie de last opgedragen, om door een onpartijdig deskundig onderzoek, zo mogelijk de oorzaken na te gaan en op te sporen, waaraan de genoemde ramp is toe te schrijven.
Op de 26e oktober 1882 heeft de bedoelde commissie een verslag uitgebracht, waarin, behalve de commandant van de ADDER, die zich niet meer kan verdedigen, rechtstreeks niemand van enig plichtsverzuim wordt beschuldigd.
Desniettemin hebben duizenden in den lande, door de wijze waarop dat rapport is gesteld, er uit opgemaakt, dat het zeer twijfelachtig is of de ondergetekende, bij het vergaan van de ADDER, inderdaad zijn plicht wel heeft gedaan.
Naar aanleiding hiervan richt de ondergetekende tot Uwe Majesteit eerbiedig zijn hiervoren uitgedrukt verzoek, en neemt hij tevens de vrijheid, zijn in de memorie breder ontwikkelde redenen daarvoor hier beknoptelijk samen te vatten.
Uit het rapport der commissie en, zo nodig, uit de stukken van de ondergetekende blijkt:
1. dat de ondergetekende, als directeur en commandant der marine te Hellevoetsluis, op woensdag 5 juli 1882, des voormiddags na tien uren, uit Amsterdam bericht werd, dat Uwer Majesteits rammonitor ADDER diezelfde morgen naar Hellevoetsluis was vertrokken;
2. dat genoemde bodem alzo niet voor des middags omstreeks vijf uren te IJmuiden kon aankomen;
3. dat aan de directeur en commandant der marine te Hellevoetsluis, op de namiddag van de 5 juli, en drie uur, door eigen waarneming reeds bekend was, dat de toestand der zee het vertrek van een monitor uit IJmuiden niet zou gedogen;
4. dat van de namiddag op de 5 juli, tot op de 8 juli, toen een ongeval gevreesd werd, er voor een monitor in het geheel geen gunstige gelegenheid geweest is om de tocht van IJmuiden naar Hellevoetsluis te ondernemen en te volbrengen, gelijk zowel door de ondergetekende, als door anderen, uit zijn omgeving werd opgemerkt;
5. dat alzo, tot laatstgenoemde datum, de ondergetekende niet wist en zelfs niet kon vermoeden, dat de ADDER reeds in de morgen van de 5 juli naar zee was vertrokken; terwijl hij zich, hadde hij zulks geweten, bij zijn bekendheid met de eigenschappen van Uwer Majesteits rammonitors, ongetwijfeld reeds op de 5 juli, des namiddags omstreeks 3 uur, over de ADDER ernstig ongerust zou hebben gemaakt.
Stelt men hiertegenover, wat mede uit het onderzoek is gebleken:
1. dat de directeur en commandant der marine te Amsterdam, met het vertrek van de ADDER van Amsterdam natuurlijk nauwkeurig bekend, wist, dat die bodem, niet op 5 juli des voormiddags te tien uur, maar reeds op 4 juli van Amsterdam vertrokken was;
2. dat zijn telegram naar Hellevoetsluis eerst werd afgezonden op 5 juli, des voormiddags te 10 uur 6 minuten, en dus, wat de tijd betreft, geheel onjuist was en daardoor tot dwaling moest voeren;
3. dat de directeur en commandant der marine te Amsterdam geen bericht was geworden van het vertrek van de ADDER uit IJmuiden naar zee, en dat hij dus zijn ambtgenoot te Hellevoetsluis geen bericht kon en mocht zenden van het vertrek der ADDER naar zee, gelijk hij verklaart te hebben bedoeld;
4. dat de ADDER ongetwijfeld nog onder de bevelen stond van de directeur en commandant der marine te Amsterdam, daar de commandant van die monitor den hem laatst gegeven last, om zich onder de bevelen te stellen van de directeur en commandant der marine te Hellevoetsluis, nog niet volbracht had;
Dan vloeit uit dit alles voor ieder deskundige voort, dat de ondergetekende, commandant der marine te Hellevoetsluis, in het minst niet betrokken kan zijn in het ongeval van de ADDER, en ook, onbekend met het uitlopen van die bodem naar zee geen enkele aanleiding had, om bijstand te verlenen.
De commissie door Uwe Majesteit belast met het onderzoek naar de vermoedelijke oorzaken van het vergaan van Uwer Majesteits rammonitor ADDER, heeft in haar uitvoerig verslag ook over het handelen, of liever niet handelen van de beide directeuren en commandanten der marine te Amsterdam en te Hellevoetsluis gesproken, en als haar mening uitgedrukt dat er misverstand heeft plaats gehad, maar dat daardoor het vergaan van de ADDER met al haar schepelingen niet heeft plaats gehad.
De commissie heeft blijkbaar het woord plichtverzuim vermeden, ten einde niemand direct te beschuldigen.
Zij heeft verder bij haar verslag als bijlage gevoegd het proces-verbaal der getuigenis, door de commandant der marine te Amsterdam voor haar afgelegd, doch niet het betoog van ondergetekende. Het een of ander was noodzakelijk om een onpartijdige beoordeling door de Tweede Kamer der Staten-Generaal mogelijk te maken.
In plaats van plichtverzuim op te sporen en, zo dit aanwezig was, aan te wijzen, heeft de commissie goedgevonden, door het woord misverstand, de zaak in nevelen te hullen.
Geen wonder dan ook, dat een geacht volksvertegenwoordiger, de heer O. baron Van Wassenaer van Catwijk, op de 15e december 1882, openlijk optrad met een verklaring van twijfel aan de plichtsbetrachting van de beide directeuren en commandanten der marine te Amsterdam en te Hellevoetsluis en met de wens, dat, waren er schuldigen, deze zouden gestraft worden en niet zouden aanblijven, alsof er niets gebeurd ware.
Door hun stilzwijgen schijnen de overige volksvertegenwoordigers ingestemd te hebben met dit vermoeden van schuld, dat weliswaar niet kan bevreemden, maar zonder toereikende bewijzen, in zulk een vergadering niet moest uitgesproken zijn.
Zijne Excellentie, de gewezen minister van marine, schoon mondeling aan de ondergetekende verklaard hebbende, dat deze geheel buiten de zaak stond, en er geen sprake kon zijn van het minste plichtverzuim, door hem in deze begaan, heeft niet goedgevonden de beschouwing van de heer Van Wassenaer te wederleggen of met kracht te bestrijden.
De ondergetekende achtte zich, zonder machtiging van zijn meerderen, niet gerechtigd, zijn gedrag openlijk toe te lichten en te verdedigen. Hij heeft daarom, bezwaard door de handelingen der commissie, uwe gewezen minister van marine eerbiedig verzocht, alsnog door de druk openbaarheid te doen geven aan zijn betoog, dat hij niets tot bijstand van de ADDER heeft kunnen doen. Dit betoog toch is een onmisbare bijlage van het rapport te rekenen.
Door Zijne Excellentie uw gewezen minister van marine werd, om redenen de ondergetekende onbekend, hieraan niet voldaan.
Op voordracht van diezelfde minister werd de ondergetekende echter, korte tijd nadat de heer Van Wassenaer zijn twijfel omtrent zijn plichtsbetrachting had uitgesproken tegelijk met zijn ambtgenoot te Amsterdam, tegen 1 mei a.s. op pensioen gesteld.
Naar aanleiding van het rapport der commissie en het besprokene in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, moest bij iedereen de gedachte opkomen, dat er verband bestaat tussen het vergaan van de ADDER en deze pensionering.
Die mening bestaat niet alleen zeer algemeen, maar is zelfs door een geacht oud-hoofd-officier der marine openlijk uitgesproken.
Op de ondergetekende rust daardoor, geheel onverdiend de blaam van plichtverzuim, en als man van eer moet hij wensen dat deze smet geheel worde uitgewist.
Hij meent ondertussen, dat, zolang hij in werkelijke militaire dienst is, zijn rechtvaardiging in de eerste plaats van zijn meerderen te moeten verwachten, en wendt zich daartoe met de meeste eerbied tot Uwe Majesteit, met het nederig verzoek, dat Uwe Majesteit, van dit schrijven en van zijn memorie kennis nemende, zijn gedrag beoordele.
Hellevoetsluis, 25 april 1883, met de meeste eerbied, van Uwe Majesteit de getrouwe onderdaan, (w.g.) J.A. van de Velde.

Afbeelding
Datum 22 mei 1883
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Uit Scheveningen wordt aan de Nieuwe Rotterdamsche Courant geschreven:
Zoals men zich zal herinneren, is er meermalen op gewezen, dat de boeien van de ADDER er niet meer op waren; een rederij heeft zich daarover beklaagd bij de minister van marine, die daarop thans het volgende antwoord heeft gezonden:
Naar aanleiding van uw verzoek, bij adres van 12 april ll., werd aan de inspecteur van het loodswezen te Hellevoetsluis enz. opgedragen, om ten belange der visserij het wrak van Zr.Ms. rammonitor ADDER in de Noordzee, dwars van Scheveningen, weder door een ton te doen aanwijzen. Pogingen, aangewend om het wrak terug te vinden, zijn evenwel tot nog toe niet gelukt. Dientengevolge heb ik alsnu de eer, uwer commissie te verzoeken, de hulp der vissers van Scheveningen te willen inroepen om, bijaldien het wrak door hen vissende bij toeval wordt ontdekt, daarbij tijdelijk een klein bootje tot aanwijzing te plaatsen, en daarvan onmiddellijk kennis te geven aan voornoemde inspecteur, die alsdan voor de vervanging van het bootje (hetwelk daarna aan uw commissie zal worden terugbezorgd) voor een ton bij eerste gunstige gelegenheid de nodige maatregelen zal nemen. Ook bij dit departement wordt te zijner tijd van het vinden en voorlopig aanwijzen van het wrak door vissers bericht ingewacht.

Afbeelding
Datum 29 mei 1883
Krant AH - Algemeen Handelsblad
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

De permanente commissie uit de rederij te Scheveningen heeft naar aanleiding van het schrijven van de minister van marine een circulaire aan de schippers aldaar doen toekomen, waarin hun verzocht wordt bij vinding van het wrak van de ADDER dit af te bakenen, te meer daar zovele schuiten daaraan netten met bomen en staven, sprenkels enz., hebben verloren.
Een stoomboot kruist te Scheveningen voor de wal ter opsporing van het wrak van de ADDER. De commandant kreeg van enkele schippers van genoemde plaats inlichting omtrent de ligging, doch het wrak schijnt nog niet teruggevonden te zijn.

Afbeelding
Datum 12 juni 1883
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Volgens beweren der Scheveningse vissers begint het wrak van de ADDER te werken. In de laatste dagen werden herhaaldelijk voorwerpen in de netten gevonden, afkomstig van de bemanning.

Afbeelding
Datum 23 maart 1884
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant
Type bericht Strandingen, verongelukking en vermissing

Heden (opm: 22 maart) vertrok van hier, met bestemming naar Londen, de schroefstoomsleepboot EAGLE, gebouwd door de Maatschappij De Maas te Delftshaven, voor rekening van de heren Watkins & Co. te Londen.
Bij de proeftocht, in dezer dagen gehouden, ontwikkelden de machines 350 ind. p.k., en werd bij herhaling de bijzondere tevredenheid betuigd over de wijze, waarop in alle opzichten schip en machines waren afgewerkt.
Nog in dit jaar moeten door deze maatschappij 2 sleepboten, ieder met een ind. vermogen van 500 pk., worden afgeleverd voor rekening van de heer Wm. Watkins te Londen. (opm: de EAGLE is op 22 maart uit de Nieuwe Waterweg naar Engeland vertrokken.
NRC 230384
Toelichting op de Staatsbegroting 1884, Marine.
Er worden contracten gesloten voor de nodig geacht wordende torpedoboten groot model en men zal aanvangen met de bouw van een ijzeren zeilkorvet, bestemd voor de opleiding van bootsmansleerlingen, en twee schoeners voor het Loodswezen. De thans aangevraagde torpedoboten moeten tot aanvulling dienen der leemte, die in het materiaal der zeemacht is ontstaan door het verlies van de ram-monitor ADDER. De noodzakelijkheid van de bouw van bovengenoemd opleidings-zeilkorvet is dringend geworden sedert het thans voor de instructie gebezigd wordende schroefstoomschip MARNIX meer en meer blijkt te verouderen. De twee gevraagde loodsvaartuigen zijn nodig geworden ten gevolge van het verlies van de in juli van het vorige jaar door aanvaring met het stoomschip HOLLANDIA gezonken Vlissingse Loodskotter No.3 en van de in de storm van 12 op 13 december 1883 gebleven Goereese Loodskotter No.12. De behoefte aan vervangers voor deze vaartuigen wordt te meer dringend, nu ook de 22 jaren oude Texelse Loodskotter No.2 dezer dagen voor de dienst moest worden afgekeurd. De minister wil schoeners doen bouwen en geen kotters, aangezien de schippers en loodsen, die eerstgenoemde vaartuigen kennen, daaraan, vooral voor het 6e district, de voorkeur geven. (opm: sterk bekort).
NRC 230384
St. Catharina´s Point, 21 maart. De gezagvoerder van het stoomschip CALIFORNIË, die het stoomschip LEERDAM op sleeptouw heeft gehad, rapporteert, dat 100 vadem sleeptros van de LEERDAM verloren gingen. De CALIFORNIË verloor drie sleeptrossen bij het slepen.

Afbeelding
Datum 06 mei 1886
Krant NRC - Nieuwe Rotterdamsche Courant

Door schipper Knoester te Scheveningen is een stuk van de monitor ADDER opgevist, zijnde een stuk van een paal, waarop met gele bies was geschilderd en waarin was gebrand het woord ADDER.

Afbeelding