Inloggen
MAARTJE CORNELIA - ID 18015


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:0000-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 184?
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Schoenerhoeker
Material Hull: Wood
Construction Data

Werfnummer:
Technical Data

 
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1849
Datum agenda: 1849-12-12
Register nr: 0
Scheepsnaam: MAARTJE CORNELIA
Type:
Lasten: 0
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Dorsman, K.
Plaats: Maassluis
Kapitein op moment van verzoek: Kolff, J. van der
Opmerkingen: nieuwe zeebrief

Ship History Data

Date/Name Ship 1849-12-12 MAARTJE CORNELIA
Manager: Klaas Dorsman, Maassluis, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: Klaas Dorsman, Maassluis, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Maassluis / Netherlands

Ship Events Data

1849-11-28: Final Fate: Stranded

De MAARTJE CORNELIA, kapt. J van der Kolff is in de storm van 27 december 1849 op 28 december op de Haaks bij Texel verbrijzeld.

Algemene informatie

1849

Op 12-12-1849 wordt voor de MAARTJE CORNELIA door Klaas Dorsman uit Maassluis een zeebrief aangevraagd voor kapt. Jacob van der Kolff Willemszoon.


NRC 221249
Helvoetsluis, 21 december. Heden zeilde MAARTJE CORNELIA, J. van der Kolff naar Newcastle.
AH 241249
Helvoetsluis, 22 december. De MAARTJE CORNELIA, naar Newcastle, benevens een kof en een schoener, liggen voor en over het Pampus geankerd.
AH 271249
Helvoetsluis, 25 december. Uitgezeild MAARTJE CORNELIA, J. van der Kolff naar Newcastle.

1850

AH 070150
Volgens brief van Maassluis van de 2e januari was het uit een aan Den Helder gedaan onderzoek gebleken, dat het roer, aldaar opgevist, afkomstig is van het schip MAARTJE CORNELIA, kapt. J. van der Kolff, de 25e december van Brielle naar Newcastle vertrokken. Gemeld schip was beladen met appelen en enige fusten genever, waarvan de merken mede overeenstemmen met die van een opgevist fust, zodat dit schip vermoedelijk in de stormen van 27 en 28 december totaal zal zijn verongelukt.
NRC 11 januari 1850
Advertentie. Waarde landgenoten! Op nieuw trof onze stad een ramp, die onherstelbare slagen toebrengt aan een aantal ongelukkigen. Het koopvaardij schoener hoekerschip, genaamd MAARTJE CORNELIA, gevoerd door kapt. J. van der Kolff Wz, behorende aan de reder K. Dorsman alhier, is in zee gezeild de 25e december l.l, en de hevige stormen, die kort daarna de Noordzee hebben beroerd, hebben dit vaartuig in de nacht van de 27e op de 28e december uit deszelfs koers geworpen en op de buitengronden van Texel (opm: op de Haaks, zie ook NRC 070456) verbrijzeld, zodat op de 28e december de aan het Nieuwe Diep aangespoelde wrakken en geringe overblijfselen van dit vaartuig ons de treurige zekerheid gaven, dat schip en volk in die noodlottige nacht geheel zijn vergaan. De bemanning bestond uit zes zeelieden, die met hun dood vijf vrouwen als weduwen en tien kinderen als wezen achterlaten. Grievend is deze ramp voor onze woonplaats om twee redenen:
1e verliezen wij in dit schip één van de zeer weinige koopvaarders, die Maassluis bezit – slechts vier resten ons – en
2e bestaat er voor deze ongelukkigen nog weinig uitzicht om onderstand te genieten uit de milde giften, die in het afgelopen jaar zijn geschonken ten behoeve der nageblevenen van het verongelukte vishoekerschip de VEREENIGING.
Bestuurders hebben in hun laatste advertentie d.d. 19 december 1849 het kapitaal van dat fonds opgegeven. De inkomsten zijn dus bekend. Daaruit worden zeven weduwen met haar talrijke huisgezinnen wekelijks ondersteund, en ieder kan dus gemakkelijk nagaan, dat bestuurders ook bij de beste wil aan deze ongelukkigen geen ondersteuning verlenen kunnen. Wel hopen bestuurders van dat fonds nog enige bijdragen te ontvangen van de Departementen der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen; wel zullen zij de inkomsten van het fonds zo veel mogelijk trachten te vermeerderen, ook door middel van een loterij, welke in de maand april zal gehouden worden, doch de uitslag van deze pogingen is altijd onzeker. De nagebleven betrekkingen van genoemd schip bevinden zich merendeels in de diepste armoede en in de grootste ellende. Hun echtgenoten, vaders, broeders of zonen missen zij voor altijd, en wie zal hun voortaan brood verschaffen?
In de overtuiging dan, geachte landgenoten, dat die ongelukkigen geen ander uitzicht – naast de hulp der Voorzienigheid – overblijft, dan uw nooit uitgeputte weldadigheid, waagt het de ondergetekende, reder van voornoemd schip, om alle mensenvrienden in Nederland dringend te verzoeken niet achter zich te zien, wat reeds voor Maassluis gegevens is, maar slechts te letten op datgene, wat nog zo hoog nodig is en een gift, hoe gering dan ook, uit te reiken voor de weduwen en wezen van het schip de MAARTJE CORNELIA. Velen toch in Nederland hebben in die stormen van 26 – 28 december hun bezittingen op zee of langs de kusten in groot gevaar gezien, maar velen mogen zich verblijden in het behoud van hetgeen toen zo wankel stond. Moge dan medelijden met de ongelukkigen, welke in die stormen alles verloren, gesteund door dankbaarheid voor behoud van eigen goed en bloed, uw harten bewegen om hulp te bieden daar, waar de rampspoed zulk een zware slag toebracht. De giften zullen met dankbaarheid ontvangen, zo doelmatig mogelijk besteed, en behoorlijk verantwoord worden in de Nieuwe en Oude Rotterdamsche en Haarlemsche Couranten door de reder K. Dorsman. Maassluis, 5 januari 1850.
DC 240150
Advertentie. De ondergetekenden, als daartoe aangezocht, door de heer K. Dorsman, te Maassluis, wenden zich bij deze tot hun stadgenoten, om een bijdrage te vragen, ter leniging ener ramp, die bovengenoemde plaats, niet, dan met hulp van elders, kan volbrengen.
Vijf vrouwen als weduwen, en tien kinderen als wezen, nagelaten door de verongelukten met het schip MAARTJE CORNELIA, wachten aldaar op redding uit de diepste armoede en ellende; zie voorts het breedvoerig verslag in de Haarlemsche Courant van 8 januari ll.
Mocht reeds een vorig jaar, bij dusdanig ongeluk, van de milddadigheid onzer ingezetenen getuigen, het boven vermelde heeft niet minder aanspraak op hernieuwd hulpbetoon.
Elke bijdrage daartoe is wel besteed en zal dankbaar erkend worden. Belastende zich de ondergetekenden met de ontvangst ten hunnen kantore. Dordrecht, 23 januari 1850, Van Heck en Van der Rest.

1856
 

NRC 070456
Advertentie. Pro Deo. Op heden de zes en twintigste maart 1856, ten verzoeke van Teuntje van den Bos, naaister, echtgenote van Arend van Gent, wonende te Maassluis, ten deze domicilie kiezende ten kantore van de procureur Mr. Jan Barthold Ludolf Wentholt, wonende te Rotterdam op de Glashaven wijk 1, no. 364, die in deze voor de requirante is occuperende, hebbende de requirante bij vonnis van de arrondissements-rechtbank te Rotterdam, van de derde oktober 1855 verlof bekomen om in deze gratis te procederen, heb ik ondergetekende Jacob Voorrips, deurwaarder bij de Arrondissements-Rechtbank te Rotterdam, wonende aan de Delftschevaart wijk 6, no. 341, aldaar, uit krachte van een vonnis van genoemde rechtbank van de derde maart 1856, voor de tweede maal gedagvaard: Arent van Gent, laatstelijk 1e stuurman aan boord van het schoener-hoekerschip genaamd MAARTJE CORNELIA en als toen wonende te Maassluis, doch wiens tegenwoordige verblijfplaats is onbekend, gevolgelijk mijn exploit doende op de wijze voorgeschreven bij artikel 4, no. 7 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan het Parket van de edelachtbare heer officier van justitie bij bovengenoemde rechtbank en aldaar sprekende met de edelachtbare heer Mr. J.H.W. Swellengrebel, die het origineel met gezien heeft getekend, om te verschijnen op maandag de eerste september 1856, des voormiddags te elf ure, ter terechtzitting van de Arrondissements-Rechtbank te Rotterdam, gehouden wordende in het Paleis van Justitie aan het Haagscheveer aldaar, ten einde:
Aangezien op de vijf en twintigste december 1849 het schoener-hoekerschip genaamd MAARTJE CORNELIA gevaren hebbende onder directie van de heer Klaas Dorsman te Maassluis als boekhouder en gevoerd door kapitein Jacob van der Kolff Willemszoon, van de rede te Hellevoetsluis is vertrokken naar New Castle in Engeland, op welk vaartuig de gedaagde zich als 1e stuurman bevond;
Aangezien het gemelde schip spoedig na het in zee zeilen door een felle storm is belopen in de nacht van de zeven en twintigste op de acht en twintigste december 1849 op de Haaks bij Texel, is verbrijzeld en enige wrakken, het roer en een gedeelte der lading op de kusten van Noord-Holland zijn aangespoeld (opm: zie NRC 110150); Aangezien sedert van de bemanning van hetzelve schip geen bericht hoegenaamd is ingekomen of vernomen; Aangezien de daadzaken bevestigd worden door een akte van bekendheid op de tiende september 1855 voor de notaris Reeser, te Maassluis, in tegenwoordigheid van getuigen gepasseerd behoorlijk geregistreerd; Aangezien het alzo blijkt dat de gedaagde met wie de eiseres de dertiende januari 1849 te Maassluis is gehuwd, heeft behoord tot de bemanning van een schip waarvan gedurende meer dan drie jaren geen berichten zijn ingekomen; Aangezien de eiseres op grond daarvan en naar aanleiding van artikel 549 Burg. Wetboek en de wet van negen juli 1855 (Staatsblad no. 67) verlof heeft gevraagd en bij vonnis van genoemde rechtbank van de derde oktober 1855 bekomen om de gedaagde voor gemelde rechtbank bij openbare dagvaarding lopende op een termijn van drie maanden op te roepen; Aangezien de gedaagde dien ten gevolge bij openbare dagvaarding geexploiteerd door mij deurwaarder de tweede november 1855 is opgeroepen tegen de terechtzitting van de vijf en twintigste februari 1856, ten einde van zijn aanwezen te doen blijken; Aangezien de gedaagde toen niet is verschenen en daarna bij vonnis van meergenoemde rechtbank van de derde maart jl. aan de eiseres verlof is gegeven tot het doen dezer tweede openbare dagvaarding, hetzij in persoon, hetzij door iemand van zijnentwege van zijn aanwezen te doen blijken, zullende de eiseres ingeval noch hij noch iemand van zijnentwege op deze dagvaarding mocht opkomen en alzo van zijn aanwezen niet mocht blijken, concluderen, dat daarvan aan haar zal worden verleend akte en voorts door de rechtbank verlof gegeven, om de gedaagde ten derde maal bij openbare dagvaarding op te roepen met reserve van kosten.
En heb ik deurwaarder een afschrift van dit exploict aangeplakt aan de voorname deur der vergaderplaats van genoemde rechtbank, een tweede afschrift daarvan overhandigd aan de bovengemelde ambtenaar van het openbaar ministerie zullende dit exploict voorts worden geplaatst in de Nederlandsche Staats- en Nieuwe Rotterdamsche Courant en een afschrift daarvan worden aangeplakt aan het gemeentehuis van Maassluis.
De kosten zijn in debet twee gulden vijf en zeventig cents.
(get.) J. Voorrips, deurwaarder.
Gezien door ons Officier van Justitie, heden 26 maart. 1856 (get.) Swellengrebel.
Geregistreerd te Rotterdam, de zes en twintigste maart 1856 deel 73, folio 177, verso vak 6, houdende een blad geen renvooi; debet voor recht en verhoging, een gulden tien en een halve cent.
De Ontvanger, (get.) v. Berkel. Voor copie conform, J.B.L. Wentholt
(opm: zie ook NRC 110150 en 200956)

NRC 200956
Advertentie. Heden, 16 september 1856, heb ik, Jacob Voorrips, deurwaarder bij de Arrondissements Rechtbank te Rotterdam, gedagvaard Jan de Ooij, ook genaamd De Hooij, gewoond hebbende te Maassluis, om te verschijnen op maandag 22 december 1856 ter audientie van de Arrondissements Rechtbank te Rotterdam, ten einde: Aangezien op de 25e december 1849 het schoener-hoekerschip MAARTJE CORNELIA, gevaren hebbende onder de directie van Klaas Dorsman te Maassluis als boekhouder, en gevoerd door kapt. Jacob van der Kolff Willemszoon, van de rede van Hellevoetsluis is vertrokken naar Newcastle in Engeland, op welk vaartuig de gedaagde Jan de Ooij, ook genaamd De Hooij, zich als matroos bevond;
Aangezien het gemelde schip spoedig na het in zee zeilen door een felle storm is belopen en in de nacht van de 27e op de 28e december 1849 op de Haaks bij Texel is verbrijzeld en enige wrakken, het roer en een gedeelte der lading op de kusten van Noord-Holland zijn aangespoeld;
Aangezien sedert van de bemanning van hetzelve schip geen bericht hoegenaamd is ingekomen of vernomen;
Aangezien het dus vermoedelijk is en het te Maassluis ook algemeen als ontwijfelbaar wordt aangenomen, dat de gehele equipage van gezegd schoener-hoekerschip MAARTJE CORNELIA bij de aan hetzelve overkomen ramp haar graf in de golven heeft gevonden en der eiseresse echtgenoot de 27e of 28e december 1849 is overleden;
Aangezien hij heeft behoord tot de bemanning van een schip, waarvan gedurende meer dan drie jaren geen berichten zijn ingekomen;
Is de gedaagde opgeroepen ten einde van zijn aanwezen te doen blijken. J. Voorrips, deurwaarder. (opm: sterk bekort; zie ook NRC 070456 en NRC 110150)

Bronnen

Jaar: 1849
Bron: Diverse Bronnen
Omschrijving: N.A. Den Haag, toegang nummer 2.08.01.07 Zeebrieven verbalen, diverse bestanddelen.
AH = Algemeen Handelsblad
DC = Dordtsche Courant
NRC = Nieuwe Rotterdamsche Courant