Inloggen
ZELDENRUST - ID 17965


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1877-00-00 / 1884-12-00 | Reden uitgevlagd: Sloop, afgekeurd
Onder Nederlandse Vlag tussen:1887-12-01 / 1894-10-25

Identification Data

Bouwjaar: 1873
Classification Register: Bureau Veritas (BV)
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Schoener
Masten: Three masts
Material Hull: Wood
Construction Data

Scheepsbouwer: C. Mühlberg, Ruthern (now Dunte), Russia
Werfnummer:
Launch Date: 1873-08-00
Technical Data

Net Tonnage: 299.36 Net tonnage
 
Length 1: 37.26 Meters Registered
Beam: 8.80 Meters Registered
Depth: 3.96 Meters Registered
Ship History Data

Date/Name Ship 1873-00-00 BALTYA PIDDE
Manager: J. Wikmann, Riga, Russia
Eigenaar: J. Wikmann, Riga, Russia
Shareholder:
Homeport / Flag: Riga / Russia

Date/Name Ship 1877-00-00 ZELDENRUST
Manager: J.J. van der Veen, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Eigenaar: J.J. van der Veen, Rotterdam, Zuid-Holland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Rotterdam / Netherlands
Callsign: QDJC

Date/Name Ship 1881-03-08 ZELDENRUST
Manager: J.W. Nieuwenhuis, Appingedam, Groningen, Netherlands
Eigenaar: J.W. Nieuwenhuis, Appingedam, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Appingedam / Netherlands
Callsign: QDJC
Additional info: Op publieke veiling te Rotterdam d.d. 8 maart 1881 door Nieuwenhuis gekocht voor NLG. 6.500,-

Date/Name Ship 1884-12-00 URD
Manager: P.A. Grön, Sandefjord, Norway
Eigenaar: P.A. Grön, Sandefjord, Norway
Shareholder:
Homeport / Flag: Sandefjord / Norway
Additional info: Liggende te Harlingen is de URD op 1 december 1887 voor NLG. 1800,- verkocht aan M. Meinsma.

Date/Name Ship 1887-12-01 WILLEM
Manager: Harlingen, Friesland, Netherlands
Eigenaar: M. Meinsma, Harlingen, Friesland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Harlingen / Netherlands
Callsign: QCLB
Additional info: M. Meinsma was kapitein/eigenaar

Date/Name Ship 1891-03-00 ALBERTINA
Manager: Reijer Koudenburg, Harlingen, Friesland, Netherlands
Eigenaar: Reijer Koudenburg, Harlingen, Friesland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Harlingen / Netherlands
Callsign: NCBL
Additional info: Reijer Koudenburg was kapitein/eigenaar

Ship Events Data

1894-10-25: Final Fate:
AH 261094. Amsterdam, 25 oktober. Volgens van Reuter ontvangen telegram uit Ystad is de Nederlandse driemast schoener ALBERTINE, kapt. R. Koudenburg, van Hernösand (opm: met een lading hout, ook aan dek) naar Harlingen, aldaar hedenochtend bij zware storm gestrand, en werd de bemanning (opm: 8 personen) slechts met grote moeite gered. Het schip zal waarschijnlijk wrak worden.
NRC 301094. Ystad, 25 oktober. Het stoomschip BELOS is van hier naar het gestrande Nederlandse schip ALBERTINE (opm: zie AH 261094) vertrokken, doch men vermoedt, dat het wrak zal worden. Dit is reeds de vijfde stranding nadat het nieuwe vuur op Sandhammaren werd ontstoken, waartegen indertijd van bevoegde zijde, dit is van de zijde der zeelieden, zo veel bezwaren werden ingediend.
NRC 181194. Ystad, 15 november. Het Nederlandse driemast schoenerschip ALBERTINA, op reis van Hernösand met een lading hout, bij Sandhammaren gestrand, is 12 dezer in publieke veiling voor 5550 kronen verkocht.

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

 

 

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

M.Meinsma was met vlagnummer 20 in de periode 1885-1892 lid van het Harlinger zeemanscollege "Zeemansvoorzorg". Er is in 1885 géén M.Meinsma met nr.20 ingeschreven in de Registers van het College, maar wèl in 1892 een Age Meinsma met nr.20 (zie aldaar). Tevens vermelden Sweijs en de AAKZ in de periode 1893-1908 een M.Meinsma met vlagnummer 3034.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

lid van het college Zeemansvoorzorg te Harlingen036

vlagnummer    periode      type           naam van het schip                                                 boekhouder/reder

    geen             1887-1890 3/m sch.    Willem (ex Urd, ex Zeldenrust, ex Baltya Pidde)          kap/eigenaar, Harlingen

 

Bouma025 vermeldt M.Meinsma als gezagvoerder gedurende:

*    1888 t/m 1891 van de 3/msch “Willem” ex Urd, ex Zeldenrust, ex Baltya Pidde, gebouwd in 1873 te Ruthern, 302 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Harlingen.

 

Overige bijzonderheden

Geen

 

 

Datum vanaf: 1888
Kapitein: Meinsma, M.

Familiegegevens en opleiding

Reyer Koudenburg werd geboren te Vlieland op 05 december 1842 als zoon van Engel Koudenburg en Antje de Boer

Hij op 04 november 1866 te Vlieland met Antje de Boer, geboren te Vlieland op 19 augustus 1844 als dochter van Klaas de Boer en Heyltje Heymens. Zij overleed (vermoedelijk) op 23 mei 1925 te Menaldumadeel als weduwe, 81 jaar.

Hij overleed op 29 september 1919 te Harlingen, oud 76 jaar, gehuwd. treoar

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

R.Koudenburg werd per januari 1881 met vlagnummer 83 ingeschreven als lid van het Harlinger zeemanscollege "Zeemansvoorzorg". Zijn schip was de "Albertina Amelia", boekhouder Dirk Wiarda. De contributie werd voldaan door zijn vrouw Antje de Boer, geboren 19 augustus 1844. Ten tijde van de inschrijving had het echtpaar 5 kinderen: Klaas (11 oktober 1868), Antje (29 augustus 1870), Reyer (06 oktober 1872), Yltje (01 november 1874) en Engel (01 juli 1878)028-fol.164. E.Koudenburg wordt in januari 1881 ingeschreven als lid eerste klas, maar "Sweijs" vermeldt hem al vanaf 1877 als gezagvoerder034.

Hij was met vlagnummer 83 lid van het College in de periode 1877-1919034.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

 

De schepen van de kapitein

lid van het Harlinger zeemanscollege Zeemansvoorzorg036

vlagnummer      periode      type           naam van het schip                                          boekhouder/reder

    H83              1877-1879 brik            Albertina Amelia (ex Mercurius)          D.Alta, Harlingen

                           1880-1882 brik            Albertina Amelia (ex Mercurius)          D.Wiarda, Harlingen

                           1883-1885 brik            Albertina Amelia (ex Mercurius)          Fontein & Tjallingii, Harlingen

                           1886-1889 3/m sch.    Albatros (ex Mikado)                             Fontein & Tjallingii, Harlingen

                                1891       3/m sch.    Willem (ex Zeldenrust, ex Baltya Pidde)      kap/eigenaar, Harlingen

                                1892       3/m sch.    Albertine (ex Willem, ex Urd, ex Zeldenrust,     kap/eigenaar, Harlingen

                                                                   ex Baltya Pidde)

                                                                   bij Ystad gestrand en wrak

 

Bouma025 vermeldt R.Koudenberg (sic) als gezagvoerder gedurende:

*    1877 t/m 1880 van de brik “Albertina Amelia” ex Mercurius, gebouwd in 1850 te Harlingen, 264 ton o.m., varend voor D.Alta te Harlingen;

*    1881 t/m 1883 op hetzelfde schip maar nu voor D.Wiarda te Harlingen;

*    1884 t/m 1886 op hetzelfde schip maar nu voor Fontein & Tjallingii te Harlingen;

*    1887 t/m 1888 van de bark “Albatros” ex Mikado, gebouwd in 1866 te Ovelgönne, 330 ton o.m., varend voor Fontein & Tjallingii te Harlingen. Werd in 1888 getuigd als 3mast schoner;

*    1892 van de 3/msch “Willem” ex Urd, ex Zeldenrust, ex Baltya Pidde, gebouwd in 1863 te Ruthern, 302 ton o.m., varend voor R.Pais te Harlingen. Het schip werd in 1892 door de kapitein/eigenaar R.Koudenburg omgedoopt in “Albertina”;

*    1892 t/m 1894 van de 3/msch. “Albertina” ex Willem, ex Urd (Noors schip), ex Zeldenrust, ex Baltya Pride, gebouwd in 1873 te Ruthern, 302 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Harlingen. In 1894 bij Ystad gestrand en wrak geraakt.

 

Overige bijzonderheden

Teun Pronker monsterde in voorjaar 1879 aan als ligtmatroos op de schoenerbrik “Albertina Amelia” onder kapitein Koudenburg voor een reis naar Engeland - Zuid Amerika - Noord Amerika - Engeland en terug naar Holland. “Vertrokken van Amsterdam naar NewCastle om steenkolen te laden voor Buenos Aires. Kregen in de Noordzee een aanvaring met dikke mist met een Engelsche Brik en kwamen te Nieuwendiep binnen met averij: een gat van vijf voet middellijn in de zij. Na gerepareerd, zouden vertrekken, weigerden de drie matrozen dienst…. Toch vertrokken onder politietoezicht evengoed, en ook daarna bleven ze weigerachtig waardoor wij Plymouth binnenkwamen voor de Oceaan op te gaan en drie anderen werden aangemonsterd. Na te Buenos Aires gelost en geladen te hebben vertrokken wij naar Brunswijk, Noord-Amerika (in Georgia)

Daar gelost en hout geladen te hebben voor Montevideo en na twaalf dagen op een koraalrif strandden    met eigen middelen weer vlot gekomen … arriveerden na 93 dagen reis te Montevideo, waarna gelost het schip gekant werd en bleek er een stuk koraal dwars door de bodem vast zat. Vertrokken wij naar Paisandu eenige mijlen op de Platarivier om daar gezouten huiden, horens, beenderen en gezouten vleesch te laden aan een exportslagerij waar eenige honderden runderen per dag geslacht werden, voor Liverpool. Na daar gelost werd klipzout geladen voor Harlingen waar wij in October na een stormachtige reis (intusschen Falmouth nog binnenkwamen om een en ander weer te herstellen) van 23 dagen in November 1880 behouden aankwamen “

In het voorjaar van 1882 monsterde Pronker wederom aan en nu als ligtmatroos voor een reis van Harlingen naar Sunderland, vandaar net kolen naar Memel en terug met (vermoedelijk) hout naar Amsterdam. In mei 1882 werd weer een reis naar de Oostzee gemaakt waarbij op de terugweg hout werd vervoerd. In augustus 1882 maakte kapitein Koudenburg een derde reis naar de Oostzee.

De eikenhouten schoenerbrik “Mercurius”, werd in 1850 in Harlingen gebouwd door D.& L.Alta, (later Scheepswerf “Weltevreden”), en mat 264 ton. In 1878 werd het gekocht door rederij D.Alta te Harlingen en herdoopt in “Albertine Amelia”. In 1880 werd het weer verkocht aan D.Wiarda te Harlingen en in 1883 door rederij Fontein & Tjallingii, eveneens te Harlingen. R.Koudenburg was de gezagvoerder van 1878-1887052.

Foto van het schip op p.46.

 

In de Scheepstijdingen van de Harlinger Courant dd 12 januari 1878 staat het volgende bericht096:

Ingekomen:

Newcastle 5 Jan. (zeilklaar) Alberina Amelia, R.Koudenburg, Triëst.”

 

“De ondergang van de driemastschoener Albertina

In de maand oktober van het jaar 1894 lag de driemastschoener Albertina, van Harlingen, sparren te laden in Härnösand (Zweden), tussen de klippen.

Al was het stormweer met hagel- en sneeuwbuien, het laden ging door; maar toen de hele lading aan boord was, brak de tros waarmee het schip aan de wal lag en bleef het voor het anker liggen. De volgende morgen was het weer bedaard en vertrok het schip met bestemming Harlingen, De bemanning bestond uit acht koppn, te weten kapitein Koudenburg, eerste stturman G.Smit, tweede stuurman C.Spanjer, een kok onder de gage en vier lichtmatrozen.

Toen het schip in volle zee was bleek de wind naar ik me herinner in zuidoostelijke richting te zitten en werd eerst bij de wind en ongeveer koers gestuurd. Zo kwamen we bij de Kwakker – het vaarwater tussen Alandseiland en de Zweedse kust – door en stuurden toen vol bij tot wij tussen Oland en Gotland waren. Daar ruimde de wind en werd koers gestuurd over stuurboord, zodat er flink vaart weerd gemaakt.

De wind stak evenwel op en toen er steeds meer wind kwam moest het bramzeil worden geborgen. Op de platvoetwacht, omstreeks half acht, werd de buitenkluiver geborgen, alsmede het grote- en bezaanstopzeil, maar intussen ging het met een aardige vaart op de thuishaven aan.

Het werd echter dik van de regen en er werd uitgekeken naar het vuurtje van een eiland aan bakboordzijde.

Toen de kapitein en de stuurlui meenden dat ze het bedoelde vuur zagen, lieten ze wat lager sturen, dus in de richting van de Zweedse kust.

We passeerden dat vuur, waarbij de tweede stuurman de opmerrking maakte dat het hem toch wat vreemd leek voor het bedoelde licht, maar de kapitein en de eerste stuurman waren zeker van hun zaak. Er werd nu koers gezet op Bornholm, welk vuur men meende vooruit te hebben.

’s Nachts half twaalf, voor de eerste wacht zou worden afgelost, werd met de hele bemanning zeil geminderd en werd het bovenmarszeil vastgemaakt, de fok gereefd, de kluiver geborgen en grootzeil en bezaan gereefd. Er werd van de wind koers gestuurd beneden het vermeende Bornholm langs.

Ineen, omstreeks kwart voor een, stootte het schip op de gond en kreeg een geweldige opstopper. De kapitein riep de roerganger toe”Op je roer!”, wat gebeurde, waarop het schip naar stuurboord draaide, totdat het bijna voor de wind lag. Het kreeg nog twee enorme opstoppers, toen bleef het aan de grond zitten en dreef het vlak met de kiel naast het schip.

Na kort beraad van kapitein en stuurlui werd besloten het tuig te kappen, omdat dit zo tekeer ging, dat gevreesd werd dat het schip helemaal uit elkaar zou breken. De mastbijl werd opgediept en het bakboordsfokkewant werd gekapt, waardoor de voortop met veel geraas bij het dek afbrak en over boord ging. Tevens ging hiermee de grote- en bezaanssteng over boord en bovendien kapten wij de grote mast nog bij dek af.

De bezaansmast bleef staan. Daar lag het schip nu met het tuig voor de boeg. We kapten alle pardoens, zodat, zodat alles nog alleen werd vastgehoueden door de haak aan de Spaanse ruiter,

De hele verder nacht bleven wij aan boord en genoten ten volle van het water dat achter over kwam  en voor weer afliep, zodat het ook in het volkslogies lang niet droog was.

Er werd nog eens nagagaan hoe het eigenlijk zat met die vuren en men kwam tot de ontdekking dat het eerste vuur, Artholme, niet was gezien; dat Bornholm voor dit vuur aangezien was en dat van Sandhammar voor Bornholm. Zo was er recht op de Zeedse kust aangestuurd.

Toen het wat begon te dagen zagen wij de Zweedse kust vooruit en ontdekten wij ook wagens op het strand. Toen het eindelijk dag geworden was, zagen wij een reddingsboot, die in zee werd gebracht. Hij kwam dadelijk goed bij ons, nadat eerst was onderzocht of het tuig ook voor de boeg dreef. De haak van de Spaanse ruiter had het begeven, een minuut of tien voordat de reddingsboot er was, en de zaak was gauw weggedreven.

De reddingsboot kwam voor bakboordsboeg onder de kraanbalk, zodat wij er van de bak af in konden springen. De kapitein ging het laatst van boord en de tocht naar de wal ging voorspoedig. De opzichter van de vuurtoren, die ook in de reddingsboot zat, vroeg meteen of het vuur de hele nacht had gebrand.

Toen de reddingboot de grond raakte, mochten wij eruit gaan, maar wij wachten tot hij hoger opkwam want het was een boor met een platte bodem. Aan de wal werden wij ondergebracht bij de strandvonder van Sandhammar, waar wij twee dagen zijn gebleven. Daarop gingen wij met rijtuigen naar Ystad, waar wij drie dagen zijn gebleven en scheepsverklaring hebben gedaan. Toen ging het met de trein naar Malmö en van daar met de boot naar Kopenhagen. Hier bleven wij een nacht over en vertrokken toen met de nachtboot naar Lübeck.

De trein bracht ons naar Hamburg, waar we ons weer bij de consul vervoegden. De volgende dag vertrokken wij met de trein, vierde klasse, naar Nieuweschans. Op eigen kosten reisden we van Nieuweschans naar Harlingen, waar we aan vrouw en kinderren van de kapitein, die was achtergebleven, de groeten konden doen. De volgende dag gingen wij met onze vertrouwde boot “Terschelling” naar Terschelling waar we met blijdschap werden ontvangen.      

G.Doeksen”

Uit Cornelis Douwes". Orgaan van de Vereniging van Oud-Leerlingen der Zeevaartschool Terschelling: nr.10, p. 190-191, november 1864

 

 

 

 

 

 

Datum vanaf: 1891
Kapitein: Koudenburg, Reijer

Monsterrollen

Opgemaakt Harlingen
Datum: 1888-02-18
Scheepsnaam voorvoegsel:
Scheepsnaam: WILLEM
Schipper: Meinsma, M.B.
Scheepstype: schoener
Grootte: 299

Bekijk alle monsterrollen Bekijk alle monsterrollen