Inloggen
VREDE - ID 17864


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1820-00-00 / 0000-00-00

Identification Data

Bouwjaar: 1820
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Sloepschip
Construction Data

Scheepsbouwer: Wouter van der Vliet, Zierikzee, Zeeland, Netherlands
Werfnummer:
Delivery Date: 1820-00-00
Technical Data

Gross Tonnage: 80.00 tons (oude meting)
 
Length 1: 19.12 Meters Registered
Beam: 3.60 Meters Registered
Depth: 2.62 Meters Registered
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1828
Datum agenda: 1828-09-18
Register nr: 18280641
Scheepsnaam: VREDE
Type:
Lasten: 0
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Nieuwe Visscherij
Plaats: Zierikzee
Kapitein op moment van verzoek: Abeele, M.
Opmerkingen: Eerste zeebrief
aangevraagd door W.D. de Jonge, secretaris commissie toezicht
op deze rederij

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1819-00-00 VREDE
Manager: Commissie van Toezigt over de Nieuwe Visscherij , Zierikzee, Zierikzee, Zeeland, Netherlands
Eigenaar: Commissie van Toezigt over de Nieuwe Visscherij , Zierikzee, Zierikzee, Zeeland, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Zierikzee / Netherlands

Ship Events Data

0000-00-00: Final Fate:
De VREDE, kapt. J. Verschoor, is in 1834 onderhands vanuit Zierikzee verkocht, nadere informatie ontbreekt

Gezagvoerders

Datum vanaf: 1820
Kapitein: NIEUWENDIJK, MARINUS van den

Datum vanaf: 1821
Kapitein: ABEELE, MAARTEN

Datum vanaf: 1829
Kapitein: VERSCHOOR, JAN

Algemene informatie

Marlies Jongejan beschrijft in ‘Een visreis in 1822’ o.a. de wederopstanding van de visserij in Zierikzee in 1818-1820, de verschillende vistechnieken en de teloorgang in 1830-1835, welk artikel is bewerkt:

Zierikzee had in de achttiende eeuw een bloeiende visserij die langzaam afnam. Hieraan kwam rond 1802 een definitief einde door kapingen van de Engelsen en het Continentaal Stelsel, d.w.z. de blokkade van de door Napoleon gecontroleerde kusten.

Eind 1817 werd te Zierikzee op initiatief van plaatselijke vooraanstaande ingezetenen de Commissie van Toezigt over de Nieuwe Visscherij opgericht. Zij lieten tussen 1818 en 1820 10 vissloepen bouwen, waaronder in Vlaardingen de ZIERIKZEESCH WELVAREN in 1818 en in Zierikzee de PIETER MOGGE in 1819 en de VREDE en HOOP in 1820. Ook werd tweedehands een hoekerbuis aangekocht voor de haringvisserij. Het aantal opvarenden van een vissloep bestond uit twaalf personen: schipper, stuurman, zes volwassenen en vier jongens, zodat ook de werkgelegenheid een flinke impuls kon krijgen.
Door verschillende oorzaken bleek een lonende exploitatie onmogelijk. In 1828 voeren nog slechts vier schepen uit. Drie schepen van de Nieuwe Visscherij werden in 1829 naar Middelharnis verkocht, waar de visserij met sloepen onafgebroken tot 1923 gecontinueerd is. In 1830 zorgde de afscheiding door België dat een belangrijk afzetgebied verloren ging. In 1834 werden weer vier schepen verkocht en in 1835 de laatste vier: twee naar Middelburg, een naar Vlaardingen en een naar Zierikzee; zij hadden meestal reeds jaren opgelegd gelegen. Bij de liquidatie van de onderneming in mei 1835 bleek 90 procent van het geïnvesteerde kapitaal verloren te zijn gegaan. De HOOP verging als WISSELVALLIGHEID in 1867 als gevolg van een aanvaring. Van de PIETER MOGGE is bekend dat deze tot 1871 in de vaart bleef. 

Tijdens de winterperiode van december tot mei viste men met de beug op kabeljauw, leng (een aan kabeljauw verwante vis), schelvis, rog, vleet (een vissoort verwant aan rog) en heilbot. De vis werd overwegend vers en zo mogelijk nog levend aangevoerd. Een klein gedeelte werd aan boord gezouten.
De beugvisserij is een gecompliceerde vistechniek. De beug bestond uit verticale lijnen (baaklijnen) die om de 1.500 meter met een anker in zee gezet werden. Boven elke baaklijn dreef een joon (een op het water drijvend tonnetje) als boei, zodat de ligging van de beug zichtbaar was. Aan de onderkant van de baaklijn, op de bodem dus, werden beuglijnen bevestigd, die een lange horizontale lijn vormden. De beuglijn was voorzien van sneuen (korte zijlijntjes) met aan elke sneu een haak. Aan een volledige beug van twaalf kilometer lang zaten 3.600 haken. De beug werd een keer per dag uitgezet en weer ingehaald. De sloep de Hoop had een royale hoeveelheid van 15.000 hoeken en sneuen (aangeduid als snoeren) ter beschikking, zo blijkt uit het dossier van de inrichting van het schip.
Aan elke haak moest een stukje aas bevestigd worden, wat op zich al een heel karwei was. Na het uitzetten van de beug voer het schip terug naar het beginpunt, waarna het inhalen begon. Per dag dat er gevist werd, waren dus op elke sloep 3.600 stukjes aas nodig. Vaak werd in stukken gesneden rivierprik als aas gebruikt. Zierikzee had van oudsher een prikwater, de Ronde Weel, om de voorraad prikken te bewaren. De gemeente stelde het gratis ter beschikking aan de Nieuwe Visscherij. De Nieuwe Visscherij betrok prikken uit Engeland en uit Werkendam.
De beschikbaarheid van aas was een voortdurende bron van zorg. Er was te weinig aas beschikbaar voor alle sloepen of het kwam niet op tijd binnen. Om minder afhankelijk te zijn werd besloten om een botter met een bun aan te kopen die de prikken in Engeland ging halen, zoals ook in vroeger eeuwen prikschepen uit Zierikzee naar de Theems voeren. In het boekjaar 1821-1822 gebruikten acht sloepen samen 41.800 prikken voor een bedrag van 920,38 gulden per sloep. Per reis werden 2.000 tot 2.400 prikken meegenomen die elk in tien tot zestien stukjes werden verdeeld. Opvallend is dat er op de sloepen de HOOP en de VREEDE niet met prikken geaasd werd.
Van Dueren deed het anders, hij gaf slechts 200 gulden aan aas uit. Hij kocht haring en sardijn (sprot) op Texel en koeienlevers bij de slager in Zierikzee. Op het Haringvliet viste de HOOP op bliek, rietvoorn en andere blinkende visjes die als aas gebruikt konden worden.

In de zomer was er de visserij ‘ter zoute’, de kabeljauwvisserij op de Noordzee. De vis werd aan boord verwerkt, gezouten en in tonnen aangevoerd. Naast kabeljauw werden beperkte hoeveelheden leng, koolvis en platvis gevangen. Zout was een behoorlijke kostenpost. Voor De HOOP werd in 1822 een bedrag van 247,60 gulden aan zout uitgegeven.

De gebruikte techniek was de kolvisserij. Kol is een soort van fijn gehekelde hennep waaruit de lijn vervaardigd werd. Hierbij werden handlijnen van ongeveer honderd meter lang, verzwaard met lood, gebruikt. Aan het eind van de handlijn was een lijntje bevestigd met aan het einde een lange kolhaak met aas. Die kolhaak bestond deels uit een blinkend tinnen visje om de vis te lokken. Het koltuig werd met de hand op en neer bewogen totdat de vis toehapte. Het schip ging tijdens het vissen niet ten anker, maar dreef achter een waterzeil, dat als drijfanker diende. Deze techniek vroeg minder voorbereiding dan de beugvisserij en als er weinig gevangen werd kon men eenvoudig op een andere plek gaan vissen. In de rekeningen van de HOOP zien we een aantal keren de aankoop van kolhoeken met visjes terug. Als aas werd geep gebruikt die op Texel voor 38,85 gulden werd gekocht, terwijl er ook weer enige koeienlevers uit Zierikzee werden meegenomen. Tijdens de zomervisserij visten de sloepen zelf met een traap op makreel en haring om als aas te gebruiken. Aan een met lood verzwaarde lijn hingen een of meer stokjes met elk een zijlijn, voorzien van een vishaak met aas.

Een met de kolvisserij vergelijkbare techniek was de plompvisserij, die in oktober en november voor de schelvisvangst werd gebruikt. Een halfronde ijzeren beugel was aan een lange lijn verbonden die men liet zakken tot aan de zeebodem. Aan deze beugel zaten weer twee korte lijnen van ongeveer anderhalve meter, waaraan een haak met aas was bevestigd. Men kon dus twee vissen tegelijk vangen. Als aas dienden mosselen die voor een bedrag van 26 gulden voor achttien tonnen van schipper Marinus Spoor uit Bruinisse werden gekocht. Aan Johannis Vos werd 3 gulden betaald als vergoeding voor het vissen op aas onder de buitensluis. Ook tijdens de schelvisvangst werd een aantal koeienlevers meegenomen.

1821

Wegens ziekte van Marinus van den Nieuwendijk, schipper (in de visserij stuurman genoemd) sinds de VREDE in de vaart kwam, werd deze reeds in 1821 vervangen door stuurman Maarten Abeele.

1824

Op 7 november 1824 werd te Zierikzee door de VREDE, in samenwerking met het Londense vissersschip DART LONDON, de op zee verlaten aangetroffen Londense brik JUBILEE binnengebracht. Deze werd overgedragen aan de Opperstrandvoogd Beoosten de Schelde, waarvoor de VREDE een loodsgeld ontving van NLG 360,70.
In hetzelfde jaar leverde het opvissen van 10 vaatjes rum voor bemanning en rederij eveneens een aardig extraatje op.

1827

LC 060227
’s Gravenhage, 1 februari. Volgens berichten, zo bij het ministerie van marine als bij de heer burgemeester dezer stad ontvangen, is ondanks de niet gegronde aarzeling der Texelse loodsen en het gevaarvolle der onderneming, de heer Varkevisser de 29 januari, des middags ten 12 uren, uit het Nieuwe Diep moediglijk weder naar zee gezeild, om de WATERLOO op te zoeken. Zes visser pinken der expeditie en twee Texelse loodsschuiten zijn binnendoor gegaan, terwijl de Zierikzeese sloep de VREDE, schipper Maarten Abeele, die insgelijks de expeditie vergezelt, buiten om door het Muidergat gestevend is. Op elk der drie laatste vaartuigen bevindt zich een luitenant ter zee van het wachtschip, en over het algemeen schijnt het voortzetten der poging veroorzaakt of bevorderd te zijn door bevelen van het ministerie en brieven aan den heer Varkevisser, die per expresse naar Den Helder gezonden waren.
MCO 270227
’s Gravenhage, 21 februari. Gisteren nacht is de luitenant-ter-zee Berkhout Molenaar alhier aangekomen, met het bericht, dat  Zr.Ms. schip WATERLOO van Helgoland vertrokken is en zaterdag zich op de hoogte van Terschelling zeilende bevond. Het schip zeilde redelijk goed met het noodtuig; de bodem was volkomen dicht en in de beste staat; alles was wel aan boord en onder de troepen heerste de beste geest. De commandant was voornemens om, zo de gelegenheid dit toeliet, in Texel binnen te lopen.
De heer Molenaar behoort tot de equipage van het wachtschip ZEELAND, in het Nieuwe Diep  liggende, en was den 29 januari met de Zierikzeese vissloep DE VREDE, schipper Maarten Abeele, buiten om van de rede van Texel naar de WATERLOO gezeild, die toen bij Helgoland ten anker lag. Daar gekomen kreeg hij van de kapitein-commandant Van Daalen last, om naar Cuxhaven te gaan, ten einde te onderzoeken of de Elbe vrij van ijs was; na zich van deze last gekweten te hebben was hij den 6 dezer van Cuxhaven weer naar Helgoland vertrokken, om verslag te doen van zijn bevinding. Maandag is die officier van zijn zending teruggekeerd en bij Huisduinen aan wal gestapt.
De heer Varkevisser, die voorlopig een bericht uit zee omtrent de WATERLOO aan het Ministerie van Marine was komen brengen, is met deszelfs goedkeuring in aller ijl naar het Nieuwe Diep vertrokken, om te beproeven van het vertrek van de zes Scheveningse pinken, die naar Scheveningen terug moesten komen, te beletten, ten einde daarvan een nuttig gebruik te maken daar, waar zulks nodig mocht zijn.
Tijdingen van Den Helder, van den 19 en 20, bij de burgemeester van deze stad ontvangen, melden, dat de Scheveningse pinken, bij het vernemen van de aankomst van de WATERLOO, op de hoogte van Terschelling, niet terug gezeild zijn, maar zich gereed hielden, dat schip op te zoeken, zodra het ijs, waarvan het gat toen vol was, zulks zou toelaten.
Inmiddels is heden bij Z.ed, achtb. een brief ontvangen, gisteren geschreven uit zee, op de hoogte van Loosduinen, door de commissaris van de loodsen, P.J. Duinker. In denzelven wordt gemeld, dat Zr.Ms. schip WATERLOO zondag Texel gepasseerd is; dat gezegde commissaris tot op de plaats, waar hij zich nu bevond, op 7 mijlen afstands, die bodem niet had kunnen ontdekken; dat een schoener, van Bergen in Noorwegen komende, en die dag dwars van Noordwijk 6 mijlen van de wal, door hem gepraaid, ook niets van het schip had vernomen; dat hij om die redenen, van gedachten was, dat de WATERLOO naar Engeland doorgezeild was; dat hij evenwel nog meer zuidwaarts gaan zou, tot voor Vlissingen, om te zien of het schip ook aldaar mocht zijn. Ondertussen houden de pinken langs de gehele Hollandse kust zich in gereedheid, om, bij het opdagen van de WATERLOO, dat schip alle bijstand te bieden. Van Scheveningen kruisen 3 pinken tot op de hoogte van Zandvoort, om hetzelve te ontdekken.

Koning Willem I had ter stimulering van de visserij een premie van 500 gulden ingesteld voor elk schip dat het hele jaar in de beug- of haringvisserij werkzaam was geweest. De schippers hadden bij hun indiensttreding moeten beloven zich niet met sluikhandel in te laten daar dat de premie in gevaar zou brengen. Toen de bemanning van de VREDE in 1827 op sluikhandel op de Engelse kusten werd betrapt werd de premie dan ook niet uitgekeerd. Ondanks dit grote verlies voor de rederij leidde het in dit geval niet tot ontslag van de stuurman.

1828

Op 13 september 1828 werd de VREDE te Zierikzee officieel gemeten als zeeschip, waarvoor een meetbrief werd afgegeven door het bureau In- en Uitgaande Regten en Accijnzen van de provincie Zeeland. Dit document was noodzakelijk als een van de stukken welke diende te worden overgelegd bij het in Den Haag aanvragen van een zeebrief. Een zeebrief was weliswaar niet noodzakelijk voor een vissersschip, maar men was van plan de VREDE naar Mandahl in Noorwegen te sturen om een lading kreeften op te halen, waarmee de sloep (tijdelijk) een vrachtschip werd.

Op 18 september 1828 werd aan de Commissie van Toezigt over de Nieuwe Visscherij te Zierikzee een eerste zeebrief verstrekt voor de VREDE onder kapt. Maarten Abeele.

Op 10 oktober bevestigde de Quarantaine Commissie in Mandahl dat de VREDE, binnengekomen uit Zierikzee met ballast bestaande uit stenen en zonder passagiers, niet in quarantaine behoefde te gaan.

Op 21 oktober bevestigde het vice-consulaat in Madahl schriftelijk de ontvangst van 5 gulden voor het viseren van de zeebrief, hetgeen naar de wet binnen drie dagen na aankomst in de buitenlandse haven zal hebben plaatsgevonden.

1829

Op 31 oktober 1829 werd de zeebrief van kapt. Abeele ingetrokken en een nieuwe zeebrief uitgegeven voor de VREDE, nu voor kapt. Jan Verschoor.

1834

De VREDE is in 1834 onderhands verkocht, tezamen met De KROONPRINS, De ZIERIKZEESCHE VISSCHERIJ en de STAD ZIERIKZEE. Wat er verder met de VREDE en de STAD ZIERIKZEE is gebeurd is door Marhisdata helaas niet gevonden.

 

Bronnen

Jaar: 0000
Bron: Diverse Bronnen
Omschrijving: N.A. Den Haag, toegang nummer 2.08.01.07, diverse bestanddelen zeebrieven
N.A. Den Haag, toegang nummer 2.08.01.07 Zeebrieven verbalen, diverse bestanddelen.
www.tijdschriftenbankzeeland.nl
https://www.academia.edu/43480887/Een_visreis_in_1822_De_Nieuwe_Visscherij_van_Zierikzee_vissloep_de_Hoop_en_schipper_Jan_van_Dueren
http://arjaentje.blogspot.com/2020/08/de-traap-draap-droep-een-vergeten.html
https://www.zeeuwsarchief.nl/onderzoek-het-zelf/archief/?mivast=239&mizig=210&miadt=239&micode=13.1&milang=nl&mizk_alle=Notaris%20mosselmans&miview=inv2
Mevr. Marlies Jongejan, Biervliet
LC = Leeuwarder Courant
MC = Middelburgsche Courant