|
Groningen, 23 oktober. De 18e oktober, des namiddags te twee uren, is tussen Scheveningen en Ter Heide gestrand het brikschip SUSANNA, kapt. P. Ipsen, met wijn van Bordeaux naar Altona, welke eerstgenoemde plaats het op 29 september had verlaten. Bij de stranding sprong dadelijk een der matrozen overboord en verdronk. De kapitein en een matroos begaven zich in een kleine boot en kwamen behouden aan wal. Vier matrozen wierpen zich in de barkas, waarvan drie er door de branding uit werden geslagen en verdronken. De ontijdige verlating van het schip wordt beschouwd te zijn de oorzaak van het omkomen der vier matrozen, daar een uur daarna de gehele equipage makkelijk te redden zou zijn geweest. Bijna gelijktijdig zij er drie schepen te Katwijk gestrand, namelijk een fregat, van Suriname naar Amsterdam, waarvan de naam ons niet is opgegeven, dat dadelijk verbrijzeld is en waarvan de equipage, bestaande uit 20 man is verdronken, uitgenomen 5 personen, die gered zijn. (opm: zie hieronder, DE SURINAAMSCHE VRIEND) Een Engelse kolenbrik, waarvan al het volk gered is, doch waarbij een matroos van de reddingboot, nalatende een weduwe met drie kinderen, omgekomen is. Een derde schip, waarvan de naam onbekend is, is dadelijk verbrijzeld en de gehele equipage is daarbij verdronken. Dit was mede het geval met de bemanning van het op de achttiende te Zandvoort gestrande brikschip de GOEDE WIL, kapt. Langeland (opm: buitenlander), met kolen naar Dordrecht bestemd. Van Den Helder wordt, onder dagtekening van de achttiende gemeld: gisteren geraakte door de hevige storm, bij de Kleine Keeten, binnen de jurisdictie van deze gemeente op het strand het Engelse brikschip TASMANIA, gevoerd door kapt. J.W. Milner, gekomen van Petersburg en gedestineerd naar Londen. Door de steeds meer en meer toenemende storm en de nog verschrikkelijker branding op de kust verkeerde de equipage al terstond in een allerakeligste toestand en zag elk ogenblik het verbrijzelen van de bodem en een gewisse dood tegemoet, zonder dat men, door het ongemeen hoge water, van het land onmiddellijke hulp kon verlenen. IJselijk was dit schouwspel voor de menslievende toeschouwer, hetwelk tot de avond duurde, toen men de gelegenheid min of meer gunstig ziende, alleen op de aankomst der reddingsmiddelen wachtte, om een poging tot behoud der ongelukkige schepelingen aan te wenden. De reddingsmiddelen moesten van Huisduinen, omtrent een uur afstand van de plaats der stranding worden gehaald en daar hiermede een opmerkelijke tijd verloren ging en het gevaar der schepelingen steeds vermeerderde, zo nam een der toeschouwers, met name Martinus van den Ham, de gelegenheid, dat er een lijn van het schip kwam aanspoelen, om geheel alleen, zwemmend een poging ter redding aan te wenden. Noch de hevige storm, noch het koude en natte weder, noch de ijselijke branding hielden deze mensenvriend van zijn opgevat voornemen terug. Na zich aan de lijn te hebben vastgemaakt, stortte hij zich in zee en had na grote inspanning en na van tijd tot tijd onder hemelhoge golven te zijn bedolven geworden het geluk het schip te bereiken. Hier vond hij het lijk van de kapitein, die waarschijnlijk door een stortzee in de kajuit gedood was en elf schepelingen, die schijnbaar de hoop op redding reeds hadden opgegeven. Hij belastte zich eerst met een derzelven en bereikte met deze half zwemmend, half op een gegeven sein, getrokken door de lieden van de wal, de oever. Niet tevreden met deze gelukkige uitslag zijner eerste poging, herhaalde hij dezelven nog tien malen en had het genoegen, op deze wijze, man voor man de gehele equipage te redden, nog voor men andere reddingsmiddelen had aangebracht. Deze man die van een sterk gestel en natuurlijk een goed zwemmer is heeft volstrekt geen letsel bekomen ofschoon hij bij het redden van de laatste der schipbreukelingen bijna het leven had verloren. Deze klemde zich, bijna zonder bewustzijn, zo aan de armen van zijn redder, dat deze daardoor het zwemmen belet en onder water getrokken werd. Niet in staat om zich los te maken, als geheel onder water bedolven, was het hem ook onmogelijk om het sein der inhaling van de lijn te geven, dan dank zijn meer dan gewone lichaamskracht, ook dit gevaar kwam hij te boven, of liever Gods wijs bestuur, gedoogde niet als een andere Woltemade, het offer van zijn menslievendheid te worden. Hij bleef bewaard en blijft bereidwaardig om even als hij reeds vroeger door zijn zwemkunst in het leven hield, ook in het vervolg zijn noodlijdende natuurgenoten ter dienst te staan. Een ander bericht dan het bovenstaande, uit Katwijk aan Zee van 19 oktober, meldt omtrent de drie aldaar vergane schepen, dat op den 18 des middags, bijna een uur bezuiden Katwijk, gestrand is kapt. De Lange (opm: J.A. de Lang), voerende het schip de SURINAAMSCHE VRIEND, komende van Suriname en bestemd naar Amsterdam, en een half uur daarna het Engelse brikschip GUARDIAN, kapitein Flatten, komende van Sunderland en bestemd naar Rotterdam, waarvan de manschappen zijn gered. Er is te acht uren, bijna op dezelfde plaats gestrand een brik, waarvan nog geen kenmerken zijn gevonden. Het schip is geheel en al verbrijzeld. Een droevig ongeluk nochtans heeft bij de redding van de manschappen van de GUARDIAN plaats gehad. Een der stuurlieden van de reddingboot, genaamd L. Slootweg, is bij het in zee duwen der boot, door niet voorzien te zijn van een scaphander (opm: waterdicht pak waarin onder water kan worden gewerkt), verdronken, nalatende een weduwe en drie kinderen in de ouderdom van slechts dertig dagen. Van diezelfde plaats schrijft men: Nog heden is gestrand een tweemastschip genaamd FORTUNA, kapt. Hans Zeplien, geladen met wijn, komende van Bordeaux, bestemd naar Petersburg, de equipage bestond uit 9 man. Hier heeft de reddingboot niet kunnen gebruikt worden, dewijl de equipage met hun eigen boot en met behulp der manschappen van de reddingboot behouden aan wal zijn gekomen. Het schip begint te breken.
|