|
Batavia, 13 december. Op de 6e dezer was het Nederlandse schip LUITENANT-GENERAAL VAN SWIETEN, kapt. Van Moerkerken, zeilende in de Java zee, beoosten de vuurtoren bij Boompjeseiland. De avond begon reeds te vallen, toen enige buien met hevige wind en regen opstaken. Aan boord van het schip was alles in orde; de seinlichten waren gehesen, de wacht was op het dek en een man op de uitkijk. Plotseling daagde aan bakboordzij een schip op, dat vrij snel de LUITENANT-GENERAAL VAN SWIETEN naderde en een poos later die bodem aan bakboordzijde aanzeilde, zo dat de beide schepen een ogenblik bleven vastzitten. Door een kleine ruiming van de wind raakte het aanzeilende vaartuig evenwel van achteren weldra los en vervolgde zijn koers, ofschoon niet zonder het aangevaren schip aanmerkelijke schade midscheeps tussen de fokke- en grote mast berokkend te hebben. Er werd alles gedaan om de schade aan het want te herstellen, men peilde de pomp en er werd bevonden dat het schip dicht was gebleven. Bij de aanvaring van beide schepen was een matroos overgesprongen op de VAN SWIETEN, van wie men vernam dat het aanzeilende schip was de Zweedse bark VANADIS, kapt. Carlssen, bestemd naar Cheribon. De LUITENANT-GENERAAL VAN SWIETEN is inmiddels ter rede gekomen.
|