|
Raad voor de Scheepvaart. Gisteren deed de Raad uitspraken in de volgende vroeger behandelde zaken: Betreffende ten 1e het lek worden van het zeilschip MUTATIO en ten 2e het lek worden en stranden van het zeilschip NAVIGATOR. De Raad is van oordeel, dat het lek worden van de NAVIGATOR en van de MUTATIO is te wijten aan het zware weer. Bij deze rampen is gebleken, gelijk de inspecteur voor de scheepvaart terecht ter zitting van de Raad opmerkte, dat een-mast tjalken als de onderhavige niet geschikt zijn, althans gedurende het slechte jaargetijde, reizen ver over de Noordzee te maken. Vroeger gingen dergelijke schepen dicht langs de Nederlandse, Duitse en Deense kusten en konden zij bij slecht weer spoedig een haven bereiken. Thans echter, nu zij door de oorlogsomstandigheden de zogenaamde vrije vaargeul dienen te gebruiken en dus de hoge zee bevaren, wordt er te veel van hen gevergd, méér dan hun zeewaardigheid toelaat. In het bijzonder levert het slaan van de zwaarden bij stormweer tegen de romp van het schip groot gevaar op voor het ontstaan van een lek, terwijl bovendien veel kans is, dat de zwaarden hierdoor verloren raken, waardoor het schip vrijwel hulpeloos wordt. De MUTATIO was daarenboven niet genoeg bemand, een bemanning bestaande uit een schipper, met een stuurman van 19 en een matroos van 16 jaar is volstrekt onvoldoende. Gelijk de Raad reeds meer gezegd heeft, behoren de schepen als de MUTATIO, althans buiten het gebied van de kleine kustvaart, ten minste met vier man bemand te zijn.
|