Tonningen, 1 september. Het Nederlandse tjalkschip (opm: kof) LEENTJE, kapt. F.G. Rasker, van Dordrecht naar Rügenwalde bestemd, geladen met spoorrails, is hier gisteren aangekomen. Het had zeer zwaar onweder op zee ondervonden en heeft zeer sterke slagzijde, alsmede schade aan het tuig. De kapitein wil beproeven de schade alhier, zonder dat hij zijn lading behoeft te lossen, te repareren, om zijn reis naar Rügenwalde voort te zetten.

Oostmahorn, 29 december. Kapt. M. Stuut van het schip GEERDINA, van Newcastle naar Groningen, is door het vele ijs bezig het schip tussen de Noorder duc d’alve (opm: meerstoel) en het hoofd te meren. Ook de schepen GRIETJE, kapt. De Haan, LEENTJE, kapt. Muntendam, en MARGARETHA GEERTRUIDA, kapt. Kramer, werken zich buiten gevaar van het ijs, alle drie van Groningen naar Engeland bestemd.

Oostmahorn, 29 december. De Nederlandse schepen GEERDINA, kapt. Stuut, van Newcastle naar Groningen, GRIETJE, kapt. De Haan, LEENTJE, kapt. Muntendam, en MARGARETHA GEERTRUIDA, kapt. Kramer, de laatste drie van Groningen naar Engeland, worden wegens het vele ijs tussen de Noorder dukdalven en het hoofd vastgemeerd.

Elseneur, 12 juli. Het Groninger tjalkschip ELISABETH BOLHUIS, kapt. Muntendam, van Leeuwarden met cichoreiwortelen naar Kopenhagen, heeft onder Laesö de mast verloren en is door het schip NIJSSINA, kapt. J.K. Veldman, hier op de rede gesleept.

Verkoping van schepen te Groningen op vrijdag 22 december: het kof-tjalkschip ELISABETH BOLHUIS, groot 60 ton, gebouwd in 1867, kapt. Muntendam voor NLG 3.900 verkocht aan J. Bakker te Groningen.