|
Raad voor de Scheepvaart. In de gisteren gehouden zitting van de Raad is het onderzoek voortgezet inzake de stranding nabij IJmuiden op 11 september jl., van het stoomschip ELVE, kapt. R. Giezen te Rotterdam, rederij P.A. van Es & Co. aldaar. In de eerste plaats werd gehoord de 1e stuurman A.W. Eschauzier. Het onderzoek loopt ook over de vraag of het ongeval is te wijten aan een daad of nalatigheid zijnerzijds. Getuige verklaarde dat hij, bij het gaan uit de sluis, op de bak was met twee man. Het bakboord-anker ging beter dan het stuurboords. De wind was vrij sterk. Toen de mannen met de laatste tros bezig waren, hoorde hij onder de brug roepen: “Stoppen" en riep toen: “Klaar voor je anker!", Maar de kop sloeg om de Zuid. Hij zette toen een man achteruit en vroeg: „Zal lk het anker laten vallen" „Nog niet", werd geantwoord, waarop hij riep “Maar dan is het te laat" Daarop werd geroepen: ,,Val anker". Getuige stootte toen 30 vaam uit. maar het anker sloeg niet aan; het schip zat te dicht bij de pier. Volgens getuige was de stranding het gevolg van het te laat laten vallen van het anker. Het schip zat met de kop naar het westen bij de buitenpier en liep toen vast op 12 vaam van het strand. Drie sleepboten waren achteruit. Getuige zag drie vletterlui aan boord; de tros werd door hen vastgemaakt. De kapitein en de loods waren met getuige op bet achterschip. Toen begon men te trekken en na tien minuten was het schip vlot. Het was achteruit afgetrokken. Getuige zag de ACHILLES naar het schip toekomen aan stuurboordzij. Ware die sleepboot dichtbij geweest, dan zou getuige de tros hebben overgeworpen. Hij zag de boot komen dwars van de bak. Van de brug werd gecommandeerd: “Vallen je anker!" Weer liet getuige het bakboordanker vallen, maar weer hield het niet. Toen kwam het schip dwars voor het strand. In de vorige zitting had de kapitein, R. Giezen, verklaard, dat de stuurman dronken was. Hij zou dat hebben opgemerkt, toen hij geroepen had: ,,Gooi los". Hij had geroepen en tegen hem gezegd: ,,Je bent dronken!" Getuige had daarop geantwoord: ,,Ik ben lollig. Je zult moeten waarmaken, dat je zegt dat ik dronken ben". Getuige verzekert nu, dat hij niet onder de invloed van sterke drank was; terwijl de kapitein blijft verklaren, dat hij de indruk had van wel. De binnenloods C. Rijkeboer verklaarde, dat hij volstrekt niet had opgemerkt, dat getuige dronken was; hij was alleen wat druk. De vletterman G. Duits, van Amsterdam, verklaarde, dat hij wel had opgemerkt dat er een buitengewoon vrolijke stemming onder het volk heerste. Hij had dit ook opgemerkt bij de eerste stuurman; al was deze niet bepaald dronken. Getuige had de woordenwisseling tussen de kapitein en de stuurman op de brug gehoord. J.J. Smit, kapitein van de ACHILLES, te IJmuiden, verklaarde, dat één bootje van De Vischploeg bij het schip was, toen hij met de sleepboot kwam. Vier gingen met de vlet er heen. Getuige zag geen tros van De Vischploeg. Kort daarop kwam de CYCLOP. Intussen lag de vlet aan bakboord van de ELVE en de CYCLOP raakte eveneens vast. De tros van de ACHILLES zat aan stuurboordzij. Na een half uur was de ELVE vlot en werd met het achterschip naar het NW getrokken. Wie echter los gegooid heeft weet getuige niet. Door de zware wind werd de ELVE afgedreven en raakte weer vast. Het was niet mogelijk er bij te komen, anders had de ACHILLES misschien het schip kunnen afbrengen. De vletterman G. King verklaarde, dat de eerste stuurman in de nacht van het ongeval niet was zoals hij wezen moest; hij deed gek, zonder dat men daarom zeggen kon, dat hij dronken was. Zo raadde hij het volk van de ELVE aan de mannen van Zurmühlen niet te helpen. De stuurman verklaart verontwaardigd geweest te zijn, dat de loods niet deed wat hij had moeten doen. Toen van De Vischploeg een lijn was overgegooid was getuige er voor, dat deze hulp zou worden aangenomen, omdat ze het eerst aangeboden was. Maar toen de lijn was afgeknepen, zei hij met betrekking tot de mannen van Zurmühlen: „Geef ze nu de hand!". De vletterman P. Kramer, van IJmuiden, verklaard, dat toen hij met King op de brug van de ELVE kwam, om de kapitein assistentie aan te bieden, de eerste stuurman hem uitschold, zeggende: „Als het aan mij lag, dan kwam er geen lijn aan de sleepboot vast; jelui bent dieven en kraaien van Zurmühlen!" Toen, na het goedvinden van de kapitein om de hulp aan te nemen, getuige met King achterop was, hoorde hij de stuurman zeggen: ,,Laat ze maar scharrelen!" J. Kruger Jr., vletterman te IJmuiden, behorende tot de CYCLOP, bevestigt eveneens, dat volk werd gehaald, omdat de bemanning van de ELVE in het eerst niet wilde helpen. De stuurman, gevraagd waarom die scheldwoorden ,,dieven en kraaien" werden gebruikt, verklaarde, dat die op Terschelling ten opzichte van de mannen van Zurmühlen gebruikelijk zijn. Ook de vletterman G. Buijs verklaarde, dat de stuurman de vletterlui uitschold. Na het verhoor van al deze getuigen, wijst de voorzitter, mr. Pleyte, de stuurman erop, dat het niet op zijn weg had gelegen, redding maatregelen te beletten. ,,Niet de kapitein, maar de loods gaf de order!", antwoordde getuige. De voorzitter beduidde hem, dat hij toch niet had mogen optreden tegen het goedvinden van de kapitein in. Getuige zei, dat hij wel opvliegend van aard is, maar op bedoelde dag toch geen sterke drank had gebruikt. De Raad zal later uitspraak doen.
|