|
Delfzijl, 31 oktober. Tot dusverre is nog nimmer gewag gemaakt van een dok, verbonden aan het Groot Scheepvaartkanaal (opm: Eemskanaal), zich bevindende even binnen de doorvaartsluis te Farmsum, ten einde schepen in winterlaag een veilige plaats aan te bieden. Het dok kan een 100tal schepen een plaats verschaffen. Op het ogenblik bevinden zich in het dok drie schepen, als: SYNE JACOBS, kapt. Bloupot, CONCORDIA, kapt. De Groot en CORNELIA, kapt. Nieuwenhuis (de eerste reeds in winterlaag, de beide laatste nog ter ontlading). Het is aan geen twijfel onderhevig, of vele schepen, die hier moeten opleggen of elders zulks willen doen, zullen van het dok een gretig gebruik maken; want de schepen liggen aldaar geheel beveiligd van het vuur van schepen of huizen, wijl schepen, waarop men des winters huisvesting houdt, in de haven blijven liggen. Weldra zal het aantal schepen in het dok wel vergroot worden, want bijna alle schepen, alhier in de laatste acht dagen – een veertigtal – aangekomen, nemen het tuigage af en leggen op. Hoewel het voor velen nog te vroeg is, besluiten zij er toe, omdat de vrachten te laag en de lonen van het volk naar verhouding daarvan te hoog zijn. Delfzijl (1911), Eemskanaal met dok De werkzaamheden in de haven alhier vorderen zeer goed. Thans zijn er twee stoombaggermachines in de haven in werking, die per dag een enorme massa slijk ophalen en in pramen werpen. Zodra zij vol zijn, werpt de bemanning van de stoomboot WERKENDAM II een lijn over en sleept de vaartuigen vervolgens naar buiten ter ontlossing. Een kunstmatig toestel ontdoet de pramen buiten van het slijk, drijvende alsdan op lucht-kisten. De haven laat nog veel te wensen over, want bijna dagelijks ziet men schepen, zowel op de Noord- als Zuidwal, aan de grond. Velen zijn alsdan verplicht een gedeelte van de lading op stroom te lossen. Waarom verschaft men de schepen geen ruimer traject van invaart op behoorlijke diepte bij vloed?
|