Inloggen
JAN EN ALBERT - ID 15318


In dienst
Onder Nederlandse Vlag tussen:1857-10-19 / 1865-09-12 | Reden uitgevlagd: Verongelukt of vermist (zie final fate)

Identification Data

Bouwjaar: 1857
Categorie: Cargo vessel
Voorstuwing: Sailing Vessel
Type: Schoener
Construction Data

Scheepsbouwer: Klaas Kater, Groningen, Groningen, Netherlands
Delivery Date: 1857-10-09
Technical Data

Net Tonnage: 66.00 lasts
Net Tonnage 2: 125.00 tons (oude meting)
 
Length 1: 24.73 Meters Registered
Beam: 4.61 Meters Registered
Depth: 2.58 Meters Registered
Zeebrieven en Turksche passen

Record type Zeebrief
Zeebrief jaar: 1857
Datum agenda: 1857-10-19
Register nr: 18570941
Scheepsnaam: JAN EN ALBERT
Type: Schooner
Lasten: 66
Gebouwd in binnen- of buitenland: Binnenlands
Zeebrief / Turksche pas verzocht door: Goossens, J.J.
Plaats: niet gemeld
Kapitein op moment van verzoek: niet vermeld
Opmerkingen: een zeebrief

Bekijk de overige zeebrieven / Turksche passen van dit schip
Ship History Data

Date/Name Ship 1857-10-09 JAN EN ALBERT
Manager: Klaas Kater (scheepsbouwer), Groningen, Groningen, Netherlands
Eigenaar: Klaas Kater (scheepsbouwer), Groningen, Groningen, Netherlands
Shareholder:
Homeport / Flag: Groningen / Netherlands

Ship Events Data

1865-09-12: Final Fate:
28 oktober 1865. PGC - Provinciale Groninger Courant.
Groningen, 27 oktober. Volgens een alhier ontvangen brief is het alhier thuisbehorende schip (opm: schoener) JAN EN ALBERT, kapt. C.J. Bottemanne Wzn, de 12e september op de reis van Londen naar IJsland, te Serdisfiord (opm: Seydisfjord, IJsland, zie ook DZG 281065) op de klippen geslagen en wrak. Het volk is gered.
Kapitein Bottemanne had te voren gered de equipage van het Veendammer schip CONCORDIA, kapt. Boekhoudt (opm: kof, kapt. J. Boekhoud), welk schip in dezelfde storm op dezelfde wijze was verongelukt. De equipage van de CONCORDIA strandde nu ten tweedemaal met de JAN EN ALBERT.

Gezagvoerders

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt J.J.Goosens als gezagvoerder gedurende:

*    1858 t/m 1860 van de 2/msch “Jan Albert”, gebouwd in 1857 te Groningen, 125 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Pekela.

 

Overige bijzonderheden

Geen

 

 

Datum vanaf: 1857
Kapitein: Goosens, J.J.
Overige informatie: eigenaar

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt H.S.Wieringa als gezagvoerder gedurende:

*   1861 t/m 1863 van de 2/msch “Jan Albert”, gebouwd in 1857 te Groningen, 125 ton o.m., varend voor Kater & Co te Groningen;

*   1871 t/m 1872 van de 2/msch “Ommelanden”, gebouwd in 1852 te Groningen, 148 ton o.m., varend voor E.M.Wieringa te Ezinge.

 

Overige bijzonderheden

“Aktenummer: 1869-s2, 03-03-1869

Consulaat Generaal der Nederrlanden, Buenos Aires, 11 mei 1868: Akte van overlijden: Heden 11 mei 1868 verschenen voor ons, Jan Jacob Mignot Lieste, Consul der Nederlanden, residerende te Buenos Aires, de heer Johann Christiaan Stuven, oud 31 jaren, wonende te Oude Pekela, gezagvoerder van het te Winschoten thuis behorende schoenerschip “Catharina”, vergezeld van Hermanus Wieringa, oud 36 jaren, geboren te Oostum, wonende te Ezinge, gezagvoerder van het te Groningen thuisbehorend schoenerschip “d’Ommelanden” en Jan Roelfs Nieveen, oud 38 jaren, geboren te Groningen, wonende te Groningen, gezagvoerder van het te Hoogezand thuis behorend schoenerschip “Dispositum”. Alle comparanten, mondig als getuigen, verklaren dat op 19 febr. 1868 ’s morgens om drie uur, aan boord van bovenvermeld schip te Paraquay is overleden: Johan Nicolaas, geboren te Oude Pekela op 19 maart 1867, zoon van eerstgenoemde comparant Johann Christiaan Stuven en zijn wettige huisvrouw Catharina Dethmers, oud 33 jaar, eveneens wonende te Oude Pekela.”115

 

 

 

Datum vanaf: 1861
Kapitein: Wieringa, Hermanus S.

Familiegegevens en opleiding

uit Schokkenbroek 2008

Caspar(us) Josephus Bottemanne werd geboren te Dordrecht op 27 november 1829 als zoon van Martinus Bottemanne en Grietje Heeres.

Hij trouwde op 07 maart 1867 te Voorschoten als koopvaardijkapitein op de leeftijd van 37 jaar met Krijna Sophia de Neve, geboren te Zierikzee op 16 juni 1840 als dochter van Pieter Hendrik de Neve en Maria van der Grift. Zij overleed te Haarlem op 16 oktober 1906.

Caspar heeft op zijn laatste zeereizen het bevel gevoerd over een stoomschip, “welks bestemming was Nederland opnieuw te doen deelnemen aan de walvischvaart, dat eertijds bij ons zoo echt nationale en voor de beurzen der betrokkenen zoo voordeelige bedrijf. Helaas! hoe energiek zijn poging ook geweest is, het is hem niet mogen gelukken op dit gebied iets blijvends tot stand te brengen. Zoo zien wij hem den zeedienst vaarwel zeggen en zich als industrieel in Amerika vestigen.” Hij trok echter, vanwege zijn inhoudelijke kennis en organisatorische capaciteiten de aandacht van de Dienst der Domeinen en hij werd in 1877 uitgenodigd de reorganisatie der visserijen op de Schelde en de Zeeuwse stromen te begeleiden. “Hem werd de organisatie en de leiding der Politie opgedragen, in werkelijkheid was zijne betrekking echter gedurende lange jaren eene veelomvattendere en kan gezegd worden, dat een niet onbelangrijk deel der directie der visscherijen zelve aan zijn beleid toevertrouwd is geweest. Drie-en-twintig jaar is hij in deze betrekking werkzaam gebleven …”.

Ontleend aan een “In memoriam” door P.P.C.Hoek in de “Mededeelingen over Visscherij”, 13 Jg., 1906.

Caspar overleed te Haarlem op 20 mei 1906.

 

Opmerking Frans Beekman, Den Haag, dd 14 oktober 2005

Noch in het bevolkingsregister noch in de Burgerlijke Stand van Zierikzee komt de naam Bottemanne voor.

Hetzelfde geldt voor de aantekeningen van de waterschout, de maritieme aantekeningen en de zeebrieven. (inventarissen Izaäk van der Male)

De echtgenote van Bottemanne, Krijna Sophia de Neve is wèl op 16 juni 1840 te Zierikzee geboren.

Zij was de dochter van apothecar Pieter Hendrik de Neve en Maria van der Grift.

Na het overlijden van Pieter Hendrik de Neve op 28 november 1846 is zijn weduwe Maria van der Grift met haar drie kinderen, waaronder Krijna Sophia in mei 1846 verhuisd naar Alkmaar.

Nadien komen zijn niet meer in Zierikzee voor.

 

“Caspar voer onder andere naar Oost-Indië. Hij behaalde het Nederlandse stuurmansdiploma voor de Grote Vaart. In 1865 bracht hij als schipper van de Nederlandsche schoener de “Jan en Albert” een lading steenkool naar IJsland, bestemd voor de schepen van Roys. Na het lossen van de kolen in de Seydisfjord koos de schoener zee, raakte in een storm en dreef op de kust van IJsland. Daar leerde hij de nieuwe wijze van walvisvangst kennen met name met behulp van de vuurpijlharpoen. In 1866 was hij in dienst van Roys en in 1866/1867 was hij weer in Nederland. Hij vatte in 1869 het plan op een maatschappij op te richten voor de nieuwe wijze van walvisvangst op IJsland, waarvoor hij een kapitaal van tachtigduizend gulden nodig had; nadat hij de financiering rond had (door onder andere Rotterdamse reders Veder en Van Vollenhoven) was in 1870 de “N.V. De Nederlandsche Walvisvaart” een feit, zij het voor korte tijd, want in 1872 werd het bedrijf weer geliquideerd. Nadien was Bottemanne hoofdopzichter der visserij op de Schelde en de Zeeuwse Stromen en werd hij benoemd tot Ridder in de Danebrogorde (Denemarken)”

Uit: “Caspar Josephus Martinus Bottemanna (1823-1903) door Th.J.Sinnige en A.C.Stierp-Impink, Gens Nostra 59:4, 229-248, 2004.

Zie ook “Twee scheepsjournalen van C.J.Bottemanne als laatste Nederlandse commandeur ter walvisvangst” door C. de Jong In het Economisch Historisch Jaarboek 30( 1863/1964) p. 77-117.

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

C.J.Bottemanne Mz was met vlagnummer 71 in de periode 1863 t/m 1883 lid van het Schiermonnikoger zeemanscollege “De Herkenning”.

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

Geen

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt C.J.Bottemanne Wz als gezagvoerder gedurende:

  • 1864 t/m 1865 van de 2/msch “Jan Albert”, gebouwd in 1857 te Groningen, 125 ton o.m., varend voor Kater & Co te Groningen. Het schip is gestrand op IJsland en wrak geraakt;
  • 1871 t/m 1872 van het ijzeren schroefstoomschip “Noordkaper”, 40 PK, gebouwd in 1870, bouwplaats niet vermeld, 150 ton, varend voor de N.V.Ned. Walvischvaart, Veder & H. van Vollenhoven te Rotterdam. In 1872 verkocht aan de Afrikaanse Handels-Vereeniging te Rotterdam (Sweys). Bouma spreekt van H.Kerdijk & L.Pincoffs te Rotterdam als nieuwe eigenaars.

Schokkenbroek vermeldt als bouwgegevens: Built in 1869/70 by W.B.Hornby Wellington Tynemouth Northumberland

Overige bijzonderheden

In de Medeelingen over Visscherij 13:86-87, 1906 schreef P.P.C.Hoek een herdenkingswoord bij het overlijden van opzichter van de visserijen met o.a. het volgende:

“Voor een man als BOTTEMANNE was het in dien tijd in ons vaderland niet gemakkelijk een enplooi te vinden. Zijne opleiding was die van een zeeman geweest. In latere jaren herdacht hij met humor den tijd, dien hij als stuurman en kapitein op kleine en groote vaart had doorgebracht – maar op den duur had zijne werkzame geest geen voldoening gevonden bij dezen werkkring. Op zijne laatste zeereizen had hij bevel gevoerd over een stoomschip, welks bestemming was Nederland opnieuw te doen deelnemen aan den walvischvaart, dat eertijds bij ons zoo echt nationale en voor de beurzen der betrokkenen zoo voordeelige bedrijf. Helaas! hoe energiek zijn poging ook geweest is, het is hem niet mogen gelukken op dit gebied iets blijvends tot stand te brengen. Zo zien wij hem den zeedienst vaarwel zeggen en zich als industrieel in Amerika vestigen. Hij zou waarschijnlijk voor Nederland verloren zijn geweest, had niet de toenmalige Administrateur der Domeinen aan het Ministerie van Financiën (Mr. Ph.A.HOLSBOER) omtrent de door BOTTEMANNE bij zijne rivier-onderzoekingen aan den dag gelegde eigenschappen een uiterst gunstigen indruk verkregen. … Voor de reorganisatie der visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche Stroomen, wier belangen door het domeinbestuur behartigd worden, had men omstreeks 1877 een Hoofd-Opziener der Visscherijen nodig en BOTTEMANNE werd uitgenoodigd en bereid gevonden die betrekking te aanvaarden. Hem werd de organisatie en de leiding der Politie opgedragen, in werkelijkheid was zijne betrekking echter gedurende lange jaren eene veel omvattendere en kan gezegd worden, dat een niet onbelangrijk deel van de directie der visscherijen zelve aan zijn beleid toevertrouwd is geweest. Drie-en-twintig jaar is hij in deze betrekking werkzaam gebleven …

Zie voor nadere bijzonderheden ook het artikel van Th.J.Sinnige en A.C.Stierp-Impink in Gens Nostra 59:229-248, 2004.

Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”

Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp

 

p.146/153. Born in Dordrecht in 1829, Captain Caspar Josephus Bottemanne (1829-1906) started out as a sailor in the merchant marine.376 During his service in the East Indies, Bottemanne witnessed many American whalers chasing sperm whales. His interest in whales and whaling must have been conceived in those early years. After receiving his certificate as a mate, Bottemanne signed up as skipper of the two-masted supply schooner Jan en Albert. This small vessel, built in Groningen in 1857 and owned by K. Kater, measured 125 tons.377 In 1864 and 1865, Bottemanne made two voyages with the relatively new schooner. In late 1865 he sailed her to Iceland with a cargo of coal destined for a shore station in Seydisfjördur. This shore station was installed for the processing of whales and operated by the firm of Thomas Welcome Roys and his business partner G.A. Lilliendahl. Bottemanne encountered a heavy storm on his voyage to Iceland but, under these difficult circumstances, he managed to assist Captain J. Boekhout from Veendam and his crew on board the koff Concordia (115 tons, built in 1847; ex-Ida Zylke, ex-Jantina Jetsjkalina). At the time, Boekhout sailed for D. Everts.378 This ship was lost, but all men were safely taken on board Bottemanne’s supply schooner.379 Eventually the storm blew the Jan en Albert ashore. For insurance reasons the ship was declared a total loss by its Dutch owners and Roys bought the schooner at the auction that followed. Not only was the vessel transferred to the new American owner, but Bottemanne and his crew were taken in at the American whaling station in the Icelandic fjord as well. Thus, Bottemanne entered the service of the firm of Thomas Welcome Roys. The following year (1866), Bottemanne, who was determined to familiarize himself with the whaling practice of the Americans, sailed as a passenger from the River Clyde with Staperaider, operated and owned by Thomas Roys, with C. Fotel of Copenhagen in command. Staperaider headed for Seydisfjördur. Upon his arrival in Iceland, Bottemanne worked at the shore station. Finally, in 1867, Roys withdrew from the station and Bottemanne seized the opportunity and requested that Roys’s former business partner Lilliendahl appoint him as the new manager of the station. Lilliendahl responded positively. But Bottemanne’s responsibility was not limited to land activities, as Lilliendahl allowed him to hunt whales with Sileno. While serving his masters, Bottemanne trained himself in the use of the bomb harpoon gun, which was invented by Roys and Lilliendahl.

                   Bottemanne should rightly be considered the first Dutchman involved in modern whaling activities. During the winter of 1866-1867, he was requested to establish a whaling company in the Netherlands. He felt strongly that he was not ready to take on this adventure and had strong doubts about the bomb harpoon gun. Later, in the spring of 1868, the pendulum had swung to the other side. The previous year Bottemanne had basically run the shore station but encouraged by the technological developments regarding the gun and supported by his increased expertise regarding the fishery, the trying-out and the fabrication of glue from waste material, he tried to establish a company in early 1868. His attempts to link up with the successful, good-sized company of Nicolaas Brantjes & Smit in Purmerend turned out to be fruitless. Brantjes declined Bottemanne’s offer to cooperate in the establishment of a company geared to hunt the fast fin whales and kill them with the bomb harpoon gun.

                   Bottemanne single-handedly developed this new prototype of a rocket bomb harpoon gun that fired a projectile from the shoulder, supposedly to hit the whale, and exploded inside it. In their annual report for 1868, the Comité der Nederlandsche Zeevisscherijen (Committee for the Dutch sea fisheries) devoted a few lines to describe the appearance and use of Bottemanne’s vuurpijlbomharpoenkanon (rocket bomb harpoon gun). After years of trial and error, the apparatus seemed to have achieved perfection. A harpoon was placed inside a ‘colossal gun’. The harpoon, to which a long line was attached, was fired by a vuurpijl (rocket). A bomb was placed inside the hollow harpoon. This bomb, connected to a fuse, would be detonated when the harpoon was fired. This fuse had a specific length, calculated to ignite the bomb when the harpoon entered the whale. The consequent explosion was supposed to kill the animal instantly.381 A specimen of this prototype was recently discovered.

                   On 16 March 1869, Bottemanne organised a meeting in Rotterdam to provide information about his plans to revive whaling and to attract investors. The meeting took place at the Royal Netherlands Yacht club and his speech was published in an issue of the journal De Economist.383 In the speech, he dwelled on the successes of British and American whalers, referred to the abundant presence of Noordkapers (known to Americans as Sulphur bottoms, Bottemanne states) in the waters off Iceland, and explained the technological advantages of the use of the rocket bomb harpoon gun. The annual report on Dutch sea fisheries for 1868 (written in 1869), referred to this meeting and its background.384 Emotional and financial support for Bottemanne’s initiatives was quite impressive. He had estimated the operational costs of the firm to be around ƒ80,000 and, within a short period of time, he managed to raise ƒ100,000, part of which was designated to the construction of a steam vessel.

                   In 1870 the Nederlandsche Walvischvaart N.V. was established.385 A handful of investors from Rotterdam were shareholders. Hendrik Veder and H. van Vollenhove were Directors.386 In the new organisational form, shareholders were only responsible  to the extent of their share in the company.387 C.J. Bottemanne was appointed expedition leader.

                   That same year, the Nederlandsche Walvischvaart N.V. purchased a sailing ship with a steam engine at the British wharf of W.B. Hornby Wellington in Tynemouth, Northumberland. The three-masted Noordkaper carried three whaleboats with each to be manned by seven hands.  ….”

                   “ …Noordkaper made three whaling voyages to Iceland and expectations remained higher than the actual catches. Commander Bottemanne kept journals of his expeditions of 1870 and 1871 for the directors and shareholders of the company.

                   On 24 April 1870, Noordkaper was ready for its first expedition. However, the vessel did not leave Newcastle upon Tyne for Iceland until 5 May. Foul weather rendered the sails useless. Steaming up north, the trip to Seydisfjördur – a distance of about 1,400 kilometres – had taken less than five days. Upon arrival on the whaling grounds, the abundance of whales must have been tantalizing to Bottemanne and his crew but fog, snow, hail, and high seas impeded them from lowering the boats to hunt.

                   On 1 July, the second mate killed the first whale. This whale, however, sank in 65 fathoms of water.390 The crew nevertheless managed to raise the animal and dragged it to Finnafjördur on the northeastern coast of Iceland, where they processed the whale. ….”

                   “…Almost three months after Bottemanne’s return in the Netherlands – Noordkaper arrived at the Leuvehaven in Rotterdam on 3 October 1870 – he presented the results of this first voyage to the shareholders in Rotterdam. During the meeting, on 28 December 1870, the captain displayed a great talent for combining a meticulous sense of mathematics and statistics with a fine feeling for circumstances. ……. The Dutchman clearly blamed the failure of the first expedition on two major causes: bad weather conditions and the inexperience of the Dutch crew.

                   The second journal, issued by Bottemanne in March 1872, related to the whaling expedition of 1871. In many ways the whaling company had adapted the organisation of its activities according to Bottemanne’s recommendations, both in terms of crew and whaling technology. Noordkaper left Rotterdam on 3 April 1871 under command of Bottemanne. They first set a course for Lerwick (Shetland Islands) for the mustering of experienced Scottish hands. Three days later, Noordkaper moored on Bressay Sound, just off Lerwick, where they encountered a ferocious storm and almost lost the starboard boat. Moreover, water entered the engine room through the ventilators, causing a fire.394 Leaving for Seydisfjördur on 25 April, the ship arrived on the Iceland whaling grounds and cruised there until 27 September.

                   . C. de Jong, ‘Twee scheepsjournalen van C.J. Bottemanne als laatste Nederlandse commandeur ter walvisvangst’, Economisch-historisch Jaarboek. Bijdragen tot de economische geschiedenis van Nederland, vol. 30 (Den Haag 1965), 89; 100-101.

                   Een reeks cijfers over de gevangen walvissen en de wijze van verwerking

                   “In December 1872, the company was dissolved and the ship was sold. Of all the whalemen and entrepreneurs mentioned in this work, C.J. Bottemanne was the only one to see the value of the introduction and application of new whaling methods and technology. More than anyone else, Bottemanne was aware of the necessity to modernize in whaling and sealing. Though unsuccessful, his role in trying to bring Dutch whaling to a higher, more modernised level by the use of shore stations and newly developed types of bomb harpoons has generally been underestimated.”

 

 

Datum vanaf: 1863
Kapitein: Bottemanne Wz, Casparus Josephus

Kroniekberichten

Toon kroniekberichten
Akten

GRONINGER ARCHIEVEN Archiefnummer Gron. 1857.1869.128.561
DVD IX – 2940,2941 – 741,742

BIJLBRIEF

Naam schip JAN EN ALBERT

Plaats en datum acte Groningen, 9 oktober 1857

Type schip schooner

Bouwwerf/verkoper Klaas Kater, scheepsbouwer te Groningen

Eigenaar/aankoper Jan J. Goossens

Te voeren door kapt. Jan J. Goossens

Grootte 66 lasten
(Meetbrief nr. 91 d.d. 30 september 1857 afgegeven door scheepsmeter Retterich te Groningen)

Tuigage , aantal dekken

Afmetingen lang 24,73 m., breed 4,61 m., hol 2,58 m.

Kiellegging

Tewaterlating 1857

Plaats , datum registratie Groningen, 12 oktober 1857

Nummer van registratie deel 22, folio 69, verso, vak 1

Notaris B & W van Groningen

Prijs


Bijzonderheden:




Researcher,datum research: JDvdB / 070211

Naam JAN EN ALBERT
Archiefinstelling Groninger Archieven
Jaar 1857
Toegang 883
Inventaris 2139