|
Advertentie. Verkoop bij rechterlijk gezag van het Nederlands schoener-kofschip genaamd CATHARINA FREERKINA, liggende in de Blaak binnen deze stad, lang volgens meetbrief 21 el 96 duim, wijd 4 el 42 duim, hol 2 el 52 duim (opm: 21,96 x 4,42 x 2,52 m.), en alzo groot 97 tonnen, met al deszelfs staand en lopend want, ankers, kettingen, touwen, zeilen en verdere scheepsgereedschappen, ingevolge inventaris, gevoerd geweest door kapt. M.D. Loorbach, ten verzoeke van de heren Tholen & Co, commissionairs te Amsterdam, te deze domicilie kiezende ten kantore van de voor hen occuperende procureur W.S. Burger Jr. aan de Haringvliet, wijk 12, No. 47, te Rotterdam, rekwiranten uit krachte van een vonnis, gewezen door de arrondissement rechtbank te Rotterdam, de 28e april 1858, behoorlijk geregistreerd ten kantore van de heer ontvanger Van Berkel de eerste mei daaraanvolgende, in zake van de rekwiranten als eisers tegen voornoemde kapt. M D. Loorbach, als gedaagde, bij hetwelk hij is veroordeeld, om aan de eisers te betalen een som van zes duizend een honderd vier en vijftig gulden twee en negentig en een halve cent, wegens aan hem geleende gelden, met de interest en kosten en daarvoor hetzelve schip en toebehoren en executabel en daarna arrestanten op hetzelve schip en toebehoren. De executanten hebben het voorschreven schip en toebehoren ingezet voor een som van drie duizend gulden. De verkoop zal plaats hebben ter terechtzitting van de arrondissement rechtbank te Rotterdam, op woensdag de 2e juni 1858, des voor middags ten elf ure precies. De memorie van lasten is gedeponeerd ter griffie van meergemelde rechtbank en kopie daarvan ligt ter visie ten kantore van voornoemde procureur W.S. Burger Jr, bij wie nadere inlichtingen te bekomen zijn.
Rotterdam, 10 mei 1858 W.S. Burger Jr, Procureur
NRC 110558
Advertentie. Bekendmaking ingevolge art. 28 van het wetboek van koophandel.
Bij notariële akte, de 1e mei 1858, te Rotterdam verleden, is tussen de ondergetekenden Pierre Charles Jean Fauchey, particulier, woonachtig te Kralingen, en Jan Willem Adrianus de Vletter, reder, wonende te Rotterdam, aangegaan een vennootschap tot uitoefening van het vak van cargadoors, expediteurs en konvooilopers, mitsgaders van rederijzaken, onder de firma van Fauchey & De Vletter, dewelke door de beide vennoten voor alle zaken, tot deze vennootschap betrekking hebbende, zal mogen worden ondertekend, doch nimmer mogen worden gebezigd tot opneming van gelden, borgbesprekingen, of operatiën, niet directelijk met het doel dezer vennootschap in verband staande, waartoe steeds de particuliere handtekeningen van de beide vennoten zullen worden vereist.
Wordende deze vennootschap aangegaan voor de tijd van 3 jaren en 8 maanden; aanvangende de 1e mei 1858, en eindigende de 31e december 1861, met bepaling, dat bij gebreke van schriftelijke opzegging, door een van de vennoten, minstens zes maanden vóór het eindigen van voorschreven tijdvak, deze vennootschap onbepaald van jaar tot jaar zal blijven voortduren, tot dat een opzegging als boven zal hebben plaats gehad.
P.C.J. Fauchey
J.W.A. de Vletter
|