|
Raad voor de Scheepvaart. De Raad voor de Scheepvaart deed heden uitspraak in de op 21 februari jl. behandelde zaak van de aanvaring tussen het van staal gebouwde twee-mast kofschip CONFIANCE III, eigenaar en schipper N. Wijnstok uit Hoogezand en het Zweedse stoomschip HEIMDAL. Deze aanvaring had plaats op 1 januari op de Noorse kust, met het gevolg dat de CONFIANCE III dermate beschadigd werd, dat de bemanning het schip moest verlaten en dit geheel is vergaan, terwijl een van de opvarenden bij de ramp is omgekomen.
De Raad is van oordeel, dat de oorzaak van de ramp te wijten is aan onvoldoende uitkijken van de zijde van de bemanning van de HEIMDAL. De CONFIANCE III toch voerde het voorgeschreven groene licht; dit blijkt niet alleen uit de verklaring van schipper Wijnstok, maar de bemanning van de HEIMDAL zelf verklaart, dat zij, al is het te laat, het groene licht gezien heeft. Dat de uitkijk op de HEIMDAL onvoldoende is geweest, volgt eerstens reeds uit de aanvaring zelve; het zicht was goed, dit blijkt uit de verklaring en van schipper Wijnstok en van de bemanning van de HEIMDAL en verder uit de verklaring van de bemanning van de HEIMDAL, dat de uitkijk van de HEIMDAL niet op zijn post was.
Naar het oordeel van de Raad treft de bemanning van de CONFIANCE III geen blaam. Het was zeker voorzichtig geweest van de schipper, toen hij zag, dat de HEIMDAL zijn koers in de richting van de CONFIANCE III behield, indien hij had gestakeld en de Raad beveelt dit in dergelijke omstandigheden ten zeerste aan, omdat in zulke gevallen het wellicht overbodige stakelen niet schaadt en onheil kan voorkomen, maar een verplichting daartoe drukte de schipper niet en hij mocht verwachten, dat evenals hij de HEIMDAL zag, de bemanning van dit schip de CONFIANCE III zou zien, zodat zelfs tot op het laatste ogenblik de schipper kon denken, dat de HEIMDAL als stoomschip voor het zeilschip de CONFIANCE III zou uitwijken.
(opm: zie ook AH 030113, NRC 070113 en NRC 220213)
|