Christiansand (opm: Kristiansand), 9 september. Het Nederlandse schip (opm: schoenerkof) GEPPINA, kapt. A. Oldenburger, van Archangel naar Schiedam bestemd, is alhier wegens stormweder binnengelopen.
Cuxhaven, 11 november. De Nederlandse koffen GEPPINA, kapt. A. Oldenburger, van Archangel met lijnzaad naar Schiedam, en EENDRAGT, kapt. Schuiteman, van Wallöe naar Schiedam bestemd, zijn hier in averij binnengekomen.
Rostock, 5 januari. Volgens brief van kapt. Oldenburger d.d. 27 december 1862 lag het schip GEPPINA, van hier naar Londen bestemd en op 5 november uit Warnemünde vertrokken, nog in goede staat te Svinør
Grimsby,15 januari. Wegens ijsgang zijn alhier ter rede binnengelopen de schepen ELISABETH, kapt. Mandties, naar Bremen, ANNETTE CORNELIA, kapt. Ohlsen, naar Delfzijl en GEPPINA, kapt. Oldenburger, alle drie van Frederikshald.
Delfzijl, 25 oktober. Het kofschip JOHANNA GEESSIENA, kapt. Van Bijssum (opm: JOHANNA GEZINA, kapt. Johannes Harms van Bijssum), van hier naar Osterrisöer, is op de noordkust (opm: de Noorse kust, zie NRC 011165) gestrand. Bij de redding van de equipage is de kok verdronken en heeft de stuurman een been verloren.
Delfzijl, 27 oktober. Het Nederlandse schip JOHANNA GEZINA, kapt. J.H. van Bijssum, van hier naar Osterrisoer, is op de Noorse kust gestrand; het volk, uitgezonderd de kok, is gered. (opm: zie ook PGC 311065)