1842
Sinds de bouw in 1809 had beurtschipper Jan Wijbes Bootsma met de GEERTJE een beurtdienst onderhouden tussen Sneek en Amsterdam. Vermoedelijk overwoog Bootsma in 1841 zijn schip (en beurtdienst?) te verkopen. Mogelijk om alle opties open te houden kreeg de GEERTJE op 10 augustus 1841 in Woudsend, na opnieuw te zijn gemeten, een meetbrief van 69 tonnen of 24 zeelasten.
In de op 30 maart 1842 uitgegeven Verklaring van bouw (deze kwam in de plaats van de bijlbrief) noemt Eeltje Teedzes Holtrop de door hem in 1809 gebouwde GEERTJE een kajuitschip. In de cedule van 31 maart 1842 staat de MARIA CHARLOTTA geregistreerd als een kof.
Op 8 juni 1842 werd door J.P. Brand, Amsterdam, de eerste zeebrief aangevraagd voor de MARIA CHARLOTTA voor kapt. R.D. Kip.
Zeetijdingen zijn in 1842 niet aangetroffen.
1843
RC 300343
Rotterdam, 29 maart. Het schip MARIA CHARLOTTE (kof), kapt. R.D. Kip, van Greetzyl naar Brugge, laatst van Delfzyl, is, volgens brief van Delfzyl van de 25e dezer, de vorige dag aldaar zwaar lek binnengebracht, hebbende op de Meeuwenstaart gestoten; schip en lading zwaar beschadigd zijnde, zou het moeten lossen.
PGC 160643
In de avond van 4 dezer is in het Oostersparregat aan de Wester Eems, verongelukt het Nederlands kofschip genoemd MARIA CHARLOTTE, kapt. Kip, laatst gekomen van Delfzijl en bestemd naar Brugge (België) beladen met haver, waarvan de equipage zich heeft gered.
(opm: bouwjaar 1809, kapt. Roelf Derks Kip; het kajuitschip GEERTJE was tot verkoop in 1842 door J.W. Bootsma gebruikt voor zijn beurtdienst Sneek-Amsterdam; boekbinder J.Ph. Brandt typeerde zijn aankoop als een kof en gaf haar de naam MARIA CHARLOTTA)
PGC 140743
Van Norden wordt van 29 juni gemeld, dat op een bank ten westen van Borkum was gevonden het wrak van een met haver beladen schip, vermoedelijk MARIA CHARLOTTE, kapt. R.D. Kip, van Grietzijl naar Brugge, op de Wester-Eems verongelukt; van de lading was een gedeelte te Borkum beschadigd aangebracht en verkocht.