1814
Op 25 februari 1814 werd een eerste zeebrief verstrekt voor de tjalk de VROUW JAAPJE, aangevraagd door Johannes Harmannus Breeland, Groningen, voor zichzelf als kapitein.
RC 181014
Amsterdam, den 16 October. Den 7 October is tussen Ameland en de Friese kust met al het volk verongelukt het schip de VROUW JAAPJE, kapt. J.H. Breeland (opm: tjalk, kapt. Johannes Harmannus Breeland), van hier naar het Holsteins Kanaal en de Kleine Belt gedestineerd. Van de lading is bijna niets geborgen (opm: zie LC 111114).
LC 111114
Advertentie. Ingevolge autorisatie van den Heer Gouverneur der provincie Friesland, zal den Opperstrandvonder van het eiland Ameland, op maandag den 21 november 1814 (om contant geld), aldaar, presenteren te verkopen, de navolgende goederen, geborgen uit het in de maand oktober l.l, verongelukte schip, de VROUW JAAPJE genaamd, en gevoerd geweest door wijlen schipper J.H. Breeland (opm: zie RC 181014), als:
- Vier oxhoofden Rijnse wijn.
- Een stuk dito.
- Drie oxhoofden rode wijn.
- Een vat olie.
- Zeven en twintig riemen papier, en een partijtje dito los.
- Tien vaatjes staal, en een partijtje los dito.
- Zestien volle manden met kannen, en honderd tachtig losse dito, alle nagedachten gevuld met water.
- Een kist en twee mandjes pijpen.
- Een vat blauwe verfstof.
- Een vaatje dito gele.
- Zes vaten loodwit.
- Een vaatje meuny (opm: mogelijk menie).
- Een vaatje potlood.
- Een vaatje halfvol leem.
- Een vaatje Engels blauw.
- Drie ijzeren potjes, en hetwelk verder te voorschijn mag worden gebracht.