|
Antwerpen, 5 augustus. Het bulletin van de beweging onzer haven bericht heden de inklaring van de Nederlandse driemaster EMMANUEL. De reden der aankomst van dit grote schip is niet verre te zoeken: dezelve staat in verband met de toestand der navigatie in de Noord-Nederlandse provincien. Blijkens de narichten, door de Gedeputeerde Staten van Noord- en Zuid-Holland ingewonnen, gaat het in die provincien met de scheepvaart gans niet tot wens. Op de timmerwerven is, om zo te zeggen, in 1842 niet gewerkt geworden. Trouwens, er zijn geen nieuwe schepen voor Oost-Indiën gebouwd, en men heeft zich bepaald tot het voltooien der vaartuigen die te Amsterdam voor andere bestemmingen op stapel stonden. Hieruit is natuurlijk groot nadeel ontstaan voor onderscheidene andere nijverheidstakken, welke bij de scheepsbouw leven. De Gedeputeerde Staten verklaren zulks zelf, en men zal hen gereedelijk geloven, als men zal gelezen hebben hetgeen het Handelsblad tegen de huizen bouwerij inbrengt. Van een andere kant zijn de uitredings-maatschappijen van Rotterdam, Dordrecht en andere plaatsen er verre af van te bloeien. Er zijn in de laatste jaren voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij te veel schepen gebouwd, en zij kan ze alle niet gebruiken. Enige uitreders hebben hun schepen met ballast naar Java gezonden, maar zij hebben er hun rekening niet gevonden. En ondertusschen genoten degene die deze schepen deden bouwen al de voorrechten, welke men hier in België uitkraamt als moetende aan de nationale scheepvaart een onafgebroken voorspoed verzekeren, de Hollandse uitreders worden beschermd door privilegien en differentiële rechten bijna met een monopolium gelijkstaande, en nochtans lijden zij sedert ettelijke jaren meer dan onze eigen uitreders, ondanks de bijna ongehoorde goedkoopheid der vrachtprijzen. Edoch, terwijl de nationale schepen in België bestendig reizen te doen hebben, wachten in Holland een groot getal bodems drie en zelfs zes maanden, eer zij een enkele reis kunnen doen. Maar het zijn de grote koopvaardijschepen alleen niet welke zich in deze gespannen toestand bevinden: de gedeputeerde staten van Zuid-Holland bekennen dat de vaart met kofschepen even slechte resultaten heeft opgeleverd, en zij willen de oorzaak daar van zoeken in de vermindering van de graanhandel. ’t Is mogelijk, maar het bestaan van het kwaad bewijst altijd dat privilegien, premien, differentiële rechten en wat nog al meer, onmachtig zijn om spanningen te voorkomen.
|