Rotterdamsche Courant 14 maart 1820¹¹⁴

Amsterdam, 12 maart. Het schip de DRIE GEBROEDERS, kapitein Meesschaert (opm: brik TWEE GEBROEDERS, thuishaven Oostende, kapt. P.J. Messchaert, zie ook RC 120820), van Marennes (opm: 45º49’ N.B. 01º06’ W.L.) naar Ostende, is den 5 maart, tussen Veurne en Duinkerken, totaal verongelukt; van het volk zijn slechts drie man gered.

 

Rotterdamsche Courant 12 augustus 1820¹¹⁴

Rotterdam, 11 augustus. Den 2 dezer is er op het Raadhuis te Duinkerken een plegtige vergadering gehouden, bij gelegenheid dat de Heer J.B. Moser, Consul van Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden aldaar, in tegenwoordigheid van de Maire (opm: burgemeester), de Adjunct-Maire, de leden van de stedelijke regering en een grote menigte aanschouwers, aan de Heer Remij, onder-officier der artillerie, opzigter van het bij de zee gelegen fort Risban en ridder van de koninklijke orde van het legioen van eer, na het doen van een doelmatige aanspraak, ter hand stelde een som van 500 franken, die gezegde Zijne Majesteit, ten gevolge van een door de Consul ingeleverd rapport, wel aan hem heeft willen toeleggen (opm: uitreiken), ten einde Hoogstderzelver tevredenheid te betuigen voor zijn betoonde hulpvaardigheid en menslievende handelwijze, aan drie Nederlandse matrozen van het schip les DEUX FRÈRES, kapitein Messchaert (opm: brik TWEE GEBROEDERS, eigenaar Serruys in Oostende, kapt. Pierre J. Messchaert), van Ostende, bewezen, welke op den 5 maart laatstleden, enige uren voor dat hun schip aan stukken sloeg, met de kleine boot, meer dood dan levend, aldaar waren komen aandrijven.