Inloggen
Gezagvoerder

Lindern, Frans Harms von

Naam: Lindern, Frans Harms von
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
KOLONEL KOOPMAN 1835 Fregat Sailing Vessel 10013 Bekijk schip
NEDERLANDSCHE NIJVERHEID 1829 Fregat Sailing Vessel 10479 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

In 1681 kwam de kloosterhof Lindern/Bockhorn/Oldenborg in bezit van Renke von Lindern De familie von Lindern was tussen 1681 en 1732 in bezit van de kloosterhof Lindern. Laatste eigenaar was de overgrootvader van Frans Harms i.c.Harm von Lindern.

Frans Harms von Lindern werd geboren op 17 september 1804 te of Schaar/Jever (Oldenburg, Oost Friesland) als zoon van Frans Harms von Lindern en Trada Margaretha Gerken te Schaar beiden wonende te Schaar bij Jever. Hij werd gedoopt in de Lutherse Kerk op 18 september 1804.

Op 27-3-1831 neemt hij de Nederlandse nationaliteit aan te Alblasserdam akte nr 1 / bij wet erkend op 3-5-1851 Stbl no 33.

Hij trouwde op 28 juni 1834 te Alblasserdam met Deliaantje Smit, geboren te Alblasserdam op 14 september 1812, dochter van scheepsbouwer/reder Cornelis Smit en Neeltje Tuytel. Zij overleed op 27 oktober 1864 te Alblasserdam.

Hedt echtpaar kreeg 7 kinderen, allen geboren te Alblasserdam en wel:

1835 MARGARETHA HERMINA. Trouwt 1856 met Hendrik Kam (touwslager).

1837 NEELTJE. Trouwt 1859 met Jan Veth (zeilmaker te Amsterdam)

1838 CORNELIS (scheepsbouwmeester). Trouwt met Agatha Barendina Rijkee.

1841 FRANS HARMS (scheepsreder/touwslager). Trouwt te Boston/U.S.A. met Alice F.M.M. van den Brandhof.

1843 TJARK GERHARD (zeildoek fabrikant). Trouwt 1866 met Neeltje v/der Lee.

1845 JAN (scheepsbouwmeester). Trouwt 18.. met Helena van Haaften.

1852 ANNA MARGARETHA. Trouwt 1873 met Cornelis M van Vessem.

In 1835 ging Frans aan de wal om op de werf van zijn schoonvader Cornelis Smit mee te werken, en het tuig in gereedheid te brengen van de in aanbouw zijnde bark “Kolonel Koopman”, waarop hij in 1836 vertrok voor een eerste reis naar Batavia. Hij werd Nederlander in 1837. Eenmaal aan de wal in 1840 richtte hij aan de lijnbaan te Alblasserdam een touwslagerij (genaamd Straat Soenda) op en begon een eigen rederij. In 1862 was hij lid van de sociëteit “De Eendracht” en van 1865/1883 was hij raadslid/wethouder van de gemeente Alblasserdam. Ook was hij enige jaren lid van Provinciale Staten.

Frans Harms nam op 27 maart 1831 de Nederlandse nationaliteit aan.

Hij overleed op 17 mei 1882 te Alblasserdam.064

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

F.H.von Lindern was van 1831 t/m 1851 met vlagnummer R101 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.

 

Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)

In het Jaarverslag 1851 van het CollegeMaatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat dat hij voor het lidmaatschap heeft bedankt, maar honorair lid is geworden058.

In het Jaarverslag 1849 van het College staat F.H. von Lindern met vlagnummer R101 als gezagvoerder in de ledenlijst maar zonder schip of reeder058.

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt F. H. von Lindern als gezagvoerder gedurende:

*    1831 t/m 1832 op het fregat “Nederlands Nijverheid”, gebouwd in 1829 te Alblasserdam, 470 ton o.m., varend voor C.Smit & Co te Rotterdam. Volgens van Sluijs013 op 26 september 1829 op de werf van C.Smit aan de Kinderdijk te Alblasserdam te water gelaten.

*    1836 van de bark “Kolonel Koopman”, gebouwd in 1835 te Alblasserdam, 552 ton o.m., geen vermelding van thuishaven en eigenaar (Bouma spreekt hier van J.H. von Lindern).

 

Overige bijzonderheden

F.H. von Lindern verzorgde per 21 oktober 1836 vanuit Hellevoetsluis met de “Kolonel Koopman” een troepentransport van 3 officieren en 120 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 06 februari 1837 na 108 dagen065*.

 

Ontleend aan. van Blokland-Visser064:

Onderstaande gegevens komen uit “Beschrijving van zijn leven op zee en als kapitein” door Harms von Lindern. In familiebezit.

Frans Harms wist zich als kajuitjongen op te werken tot bootsman en stuurman te Dordrecht. Hij begon zijn loopbaan op zee bij de kapiteins Hildert en Jan Bonn, beiden afkomstig uit Norden, Oost Friesland.

Op 30 juli 1819 vertrekt hij als 14 jarige jongen uit Schaar naar Schiedam waar zijn broer Tjark Harms als stuurman op een kofschiop werkt. Deze broer verdronk in 1823. Hij monsterde aan voor de kost aan boord op 03 november 1819 voor 3 maanden bij kapitein Hildert (Heinrich) Jans Bonn.

Op 31 maart 1820 monsterde hij te Rotterdam aan als koksmaat voor een maandgage van f 10,- op de brik “De Jonge Jacobus”onder kapitein Jan Jans Bonn en vertrok naar Batavia.

Op 14 december 1822 was hij lichtmatroos op de brik “De Jonge Maria”, en op 29 september 1823 lichtmatroos op het fregat “De Jonge Adriana” onder kapitein Hildert Jans Bonn en vertrok naar Batavia.

Op 10 januari 1825 ging hij voor een paar maanden in de leer bij de heer Hollander te Rotterdam om de stuurmanskunst te leren en de lengte op zee te berekenen.

Op 14 maart 1825 was hij matroos voor een maandgage van f 20,- op het fregat “De Jonge Adriana” onder kapitein Hildert Jans Bonn en na terugkeer uit Batavia in de zomer van 1826 was hij weer leerling in de stuurmanskunst te Rotterdam.

Op 18 juli 1826 is hij 4e stuurman en op 01 november 1827 2e stuurman op het fregat “De Vijf Gezusters” onder kapitein Hildert Jans Bonn, voor een reis naar Batavia.

Op 30 maart 1829 ging hij in dienst bij de scheepsbouwer/reder Cornelis Smit te Alblasserdam waar hij voor f9,- per week werd belast met het optuigen van de in aanbouw zijnde bark “De Nederlandsche Nijverheid”.

Op 06 november 1829 monsterde hij wederom aan als 1e stuurman voor een maandgage van f 70,- op de bark “De Nederlandsche Nijverheid” onder kapitein Hildert Jans Bonn en hij vertrok met 32 man naar Batavia. Door ijsgang kon het schip pas op 30 maart uit Hellevoetsluis vertrekken. Op 08 augustus 1830 vertrok hij uit Batavia en hij arriveerde op 20 september 1830 bij Kaap de Goee Hoop. Tenslotte liet hij op 21 november 1830 het anker vallen in Hellevoetsluis.

Op 30 maart 1831 monsterde hij te Rotterdam aan als gezagvoerder op de bark “De Nederlandsche Nijverheid” en hij vertrok op 08 mei 1831 uit Hellevoetsluis naar Batavia waar hij na 104 dagen op 24 augustus 1831 arriveerde. Na vertrek uit Batavia op 01 oktober 1831 kwam het schip weer terug in Hellevoetsluis op 04 maart 1832. Zijn verdiensten tijdens deze reis waren f 3.779,64.

Op 16 mei 1832 vertrok hij weer uit Hellevoesluis voor zijn tweede reis als kapitein en kwam in Batavia aan op 29 augustus 1832. Zijn verdiensten op deze reis waren f 2.825,62.

Op 18 september 1833 ging hij in Alblasserdam wonen en trok in bij de heer A.Nugteren, de boekhouder van Cornelis Smit. Hij blijft daar wonen tot aan zijn trouwdag en ze gaan dan wonen in een klein huis naast zijn schoonvader.

Op zijn trouwdag noteerde hij in zijn memoires dat hij aan kapitaal bezit een bedrag van f 6.443,37, terwijl zijn vrouw Deliaantje f 500,- inbracht.

In 1835 ging hij aan de wal om op de werf van zijn schoonvader het tuig in gereedheid te brengen van de ´Kolonel Koopman” en in november 1836 vertrok hij als kapitein op dit schip naar Batavia. In maart 1838 vertrok hij voor zijn laatste reis als kapitein naar Batavia.

In 1840 eenmaal aan de wal richtte hij in Alblasserdam een touwslagerij op aan de Lijnbaan “Straat Sunda” en begon een eigen werf en rederij. In 1867 heeft hij als reder 10 grote zeilschepen onder zijn beheer.

 

Melding uit het scheepsjournaal van de “Twee Cornelissen” onder kapitein S.Veenstra

De Journaals zijn op het Stadsarchief van Amsterdam

“20 feb 1836 ligt de bark Kolonel Koopman met kap. Van Lindern op de rede van Passarang. Het schip vertrekt op 2 maart naar Soerabaja.