Inloggen
Gezagvoerder

Langeveld, Ary

Naam: Langeveld, Ary
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
ARINUS MARINUS 1803 Fregat Sailing Vessel 13157 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Geen

 

De schepen van de kapitein

Van Sluijs013 vermeldt de “Arius(sic) Marinus” als een voormalig Engels Compagnie schip van 1000-1100 ton, in 1814 door Rotterdamse kooplieden aangekocht. Op 29 oktober 1815 verliet het schip de rede van Texel op weg naar Batavia onder kapitein Ary Langeveld. In augustus 1818 lag het schip op de reede van Batavia onder kapitein Eelema, met als reeders Dorrepaal & Varkevisser te Rotterdam. Het schip verging op 07 februari 1821 onder kapitein Langeveld. De “Arinus Marinus” wordt niet genoemd in Bouma025.

 

Het Archief van de Waterschout te Amsterdam11a bevat monsterrollen op naam van A.Langerveld van de “Minerva” dd 20 oktober 1802 en

de “Arinus Marinus” dd 06 oktober 1815

 

Overige bijzonderheden

De “Arinus Marinus” onder kapitein A.Langeveld verliet Batavia op 28 januari 1821. Het schip was overladen. Het raakte in Straat Sunda aan de grond, maar kon op eigen kracht weer vlot komen. Echter op 05 februari 1821 raakte het schip bij Cristmas-eiland in de Indische Oceaan in zwaar weer en verging. Het grootste deel van de bemanning en de passagiers kwamen om. Slechts 5 bemanningsleden wisten zich aan wrakhout drijvende te houden, waarvan er een alsnog verdronk. De anderen waren de timmerman Gerrit van Dam en de matrozen David Hijsman, Jan Cornelis en Cornelis van Neck. Zij werden na veertien uur opgepikt door de brik Sovereign onder kapitein Boyle en afgezet in Batavia. Daar deden zijn hun verhaal.

De schrijver van dit verslag gaat via een uitgebreid technisch exposé in op mogelijke oorzaken van het vergaan van het schip. Hij noemt de overladen toestand, maar ook fouten bij het kappen van de masten en tuig.  Voorts verwijst hij naar een verslag in de Rotterdamsche Courant van 14 augustus 1821.

Bron van bovenstaande is: “De Nederlandsche Hermes”, 2(6):3-30, 1827 (invoernummer T.618 op het Nederlands Scheepvaartmuseum te Amsterdam) “De vermoedelijke oorzaken waardoor het schip: de Arinus Marinus, kapitein A.Langeveld, den 7 Februarij 1821, op de hoogte van Cristmas Eiland eene noodlottige prooi der golven is geworden”. Het artikel ondertekent met “Een Oud Officier bij de Koloniale Marine, Mei 1827”.

 

Rotterdamsche Courant 27 december 1814114

Rotterdam, den 26 December. Het Schip MAAS EN ROTTESTROOM, kapt. F. Breemer, is, door behulp van Yssloepen, beoosten de Haven, en het Schip ARINUS MARINUS, kapt. A. Langeveld, bewesten de Haven, aan de ducdalven gebragt

 

Rotterdamsce Courant 31 december 1814114

Rotterdam, den 30 December. Den 28, des namiddags, zeilde van Helvoetsluis in Zee het schip ARINUS MARINUS, kapt. A. Langeveld, naar Batavia; dezelve is by de tweede ton ten anker gekomen, doch den volgenden nagt voor zyn ankers gedreven en op de Goereesche strand vastgeraakt; de wind z.w.

Van Helvoetsluis wordt heden gemeld: het Driemastschip ARINUS MARINUS, kapt. A. Langeveld, zit nog op de Goereesche strand en heeft reeds 11 voet water in, doch er zyn Schuiten en Yssloepen by tot adsistentie; van de lading zyn reeds twee Schuiten geborgen en alhier op de haven gebragt; de wind z.w.

 

Rotterdamsche Courant 19 januari 1815114

Rotterdam, 16 januari. Het schip ARINUS MARINUS, kapt. A. Langeveld, hetwelk op den 30 passato op de Goereesche strand vast geraakt was, is den 12 dezer, door de harde wind en hoge zee, geheel aan stukken gestoten, doch de equipage is aan land gekomen; de wind oost.

 

Rotterdamsche Courant 04 februari 1815114

Advertentie. Op vrijdag 10 februari 1815, des voormiddags om 11 uur, zal G.J. Goedkoop, strandvonder te Goedereede, ten verzoeke van Ary Langeveldt, kaptein, gevoerd hebbende het Hollands Driemastschip ARINUS MARINUS, op den 28e December Anno Passato aan de noordzijde van den eilande Goedereede gestrand, publiek (ad opus jus habentium) (opm: in het belang der rechtverkrijgenden) aan de meestbiedenden (om contant geld) verkopen: het wrak van hetzelve schip, zo als het in water tegen het strand is liggende; mitsgaders twee defecte sloepen, enig wrakhout en kleinigheden, in de duinen geborgen.

 

Rotterdamsche Courant 20 maart 1815114

Advertentie. Nicolaus Montauban van Swyndregt, Hubertus Montauban van Swyndregt, Frederik van Dam, François Montauban van Swyndregt en Overzee en Oudemans, makelaars te Rotterdam, als daartoe geauthoriseerd door de Rechtbank van Koophandel, zitting houdende binnen deze stad en hunne Principalen zijn van mening, ten overstaan van de heer Harrison, agent van Lloyd’s, voor rekening der Assuradeuren, op woensdag 29 maart 1815, des voormiddags te 10 uur, in het Badhuis onder de Boompjes, in het openbaar te verkopen: een grote partij scheeps-gereedschappen en victualie, geborgen van het Fregatschip ARINUS MARINUS, gevoerd geweest bij kaptein Ary Langerveld, bij Goedereede gestrand, bestaande in masten, boegspriet en ander rondhout, zes differente ankers, een partij touwwerk, waaronder vijf kabels, want, paardenlijnen, trossen, enz, grotendeels nieuw, enige oude en nieuwe zeilen en rollen zeildoek, 28 karonnades en stukken, roopaarden, donderbussen, geweren, pistolen, kogels en enige ammunitie-gereedschappen; enige vatjes teer, pik, oly, harpuis, circa 100 ledige watervaten, een partij duigen, kopere ketels, enz; voorts circa 100 vaten en vatjes scheepsprovisie, als: brood, gort, geerst, erwten, bonen, circa 20 vaatjes, 5 kelders en enige manden diverse ingelegde groentens, circa 47/4 en 11/8 boter, 74 stuks kazen, 14 hammen en 6 stuks gerookt vlees, 1 kist en drie laden met medicynen en gereedschappen; voorts 25 varen bier, enige vatjes azijn, circa 15 oxhoofden en 1 vatje genever, 2/2 oxhoofden en 2 manden wijn, en andere goederen meer, alles zo gezond als beschadigd; bij kavelingen zo als dezelve goederen zullen zijn liggende in diverse pakhuizen, welke zullen worden aangewezen in de Notitie-Boekjes, die bij de bovengenoemde makelaars in tijds zullen te bekomen zijn.

 

Java Government Gazette 29 juni 1816114

Het Nederlandse schip ARINUS MARINUS, kapt. A. Langerveldt, is den 23 dezer van Batavia naar China vertrokken.

 

Rotterdamsche  Courant 09 juli 1816114

Rotterdam, 8 juli. Volgens een brief van kapt. Ary Langerveldt, voerende het Fregatschip ARINUS MARINUS, in dato Batavia 9 maart laatstleden, was aldaar den 5 dito in zeer goede staat gearriveerd; hebbende de reis van Texel in vier maanden en zeven dagen afgelegd.

(opm: het vertrek uit Texel rond 30 oktober 1815 is niet gevonden)

 

Leeuwarder Courant 15 juli 1816114

Batavia, den 5 maart. Het schip (opm: pink) de ZEEPLOEG, kapitein Klaas Stoffels, is den 19 van de gepasseerde maand, hier aangekomen, en heden is hier gearriveerd het schip ARINUS MARINUS, kapitein Ary Langeveld, waarmede behalve nog verscheidene andere passagiers zijn overgekomen, de heren Nahuys, Baumhauwer en Reeringh, die ons heugelijke tijding hebben gebracht, dat de gouverneur generaal onderweg is; de vreugde, die deze tijding onder Hollanders verwerkt, is onbeschrijfelijk.

 

 

Rotterdamsche Courant 02 april 1818114

Rotterdam, 30 maart. Hedenmorgen zeilde van Helvoetsluis het schip ARINUS MARINUS, A. Langeveld, naar Batavia; dezelve is onder de Goereese haven ten anker gekomen. De wind Z.

 

Rotterdamsche Courant 04 april 1818114

Rotterdam, 3 april. De eerste dezer maand april is uit de Goeree in zee gezeild het Nederlandse schip ARINUS MARINUS, kaptein Ary Langeveld, gedestineerd naar Batavia, diep gaande 22 voet Amsterdams.

­

Rotterdamsche Courant 11 april 1818114

Amsterdam, 9 april. Volgens een brief van kaptein J.G. Woldersdorf, voerende het schip LOUISA AUGUSTA, van Petersburg naar Amsterdam gedestineerd, in dato Fredriksvaerk den 13 maart, was hij, na in het Kattegat geweldige stormen te hebben uitgestaan, met een geheel ontramponeerd schip aldaar binnengelopen om te lossen en te repareren; de lading was bij de lossing zodanig door zeewater beschadigd bevonden, dat dezelve publiek zoude verkocht worden.

 

Rotterdamsche Courant 18 april 1818114

Amsterdam, 16 april. Kapt. L.T. Sok, van Oleron te Dordrecht gearriveerd, heeft den 5 april op de hoogte der Sorlings (opm: Scilly eilanden) in goede staat zien zeilen het schip ARINUS MARINUS, kapt. A. Langeveld, den 1 dito van Helvoetsluis naar Batavia gezeild.

 

Rotterdamsche Courant 25 juli 1818114

Londen, 21 juli. Het schip ARINUS MARINUS, A. Langeveld, van Rotterdam naar Batavia, bevond zich den 15 mei op 2 graden 26 minuten zuiderbreedte en 15 graden 30 minuten westerlengte.

 

Rotterdamsche Courant 29 december 1818114

Rotterdam, 28 december. Volgens ontvangene tijding van kaptein Arij Langerveldt, kommanderende het Nederlandse fregatschip ARINUS MARINUS, den 1 april laatstleden uit Helvoetsluis vertrokken, was hij den 1 augustus laatstleden behouden te Batavia aangekomen; het schip, passagiers en equipage waren in de beste staat; en er was op de reize slechts één matroos, die ziek aan boord gekomen was, overleden.

 

Rotterdamsche Courant 15 mei 1819114

Amsterdam, 13 mei. Volgens een brief van Batavia, van den 15 december 1818, was den 26 november (opm: 1818) aldaar in goede staat gearriveerd het schip WILLEM DEN EERSTEN, J. Abes, van Amsterdam, laatst van Rio-Janeiro; de equipagie was in de beste welstand; behalve dit schip lagen den 15 december 1818 ter rede van Batavia de volgende Nederlandse schepen: ARINUS MARINUS, A. Langeveld; de ZEEMEEUW, P.F. Wegener; FRANKLIN, C. Swaan; JAVA, A. Jongheim; de VREDE VAN DORDRECHT, J. Slijk; CANTON, J. Schindehutte; la JEUNE ANNETTE, G. van den Broek; ANNA, C.R. Stolte; ELISABETH, …. (opm: niet ingevuld); CORNELIA, G. Havestein; de VRIENDSCHAP, …..; de HOOP, M.D. Ihuke; de GOEDE VOORNEMENS, ….; SIMON FREDRIK, ……; ANNA MARIA, ……; de JONGE CHRISTINA, …..; en CATHARINA DE TWEEDE, …….

 

Rotterdamsche Courant 14 september 1819114

Amsterdam, 12 september. Kapt. C. Swaan, voerende het schip FRANKLIN (opm: gekomen van Batavia), meldt van Sourabaija van den 8 maart, dat aldaar lagen de schepen la JEUNE ANNETTE, kapt. G. van den Broeke, naar Ostende, en FLORA, kapt. W. Tiedeman, naar Amsterdam gedestineerd; beiden waren bezig rijst te laden; alsmede het schip ARINUS MARINUS, kapt. A. Langeveld, door het Gouvernement bevracht naar Amboina (opm: hoofdplaats van Ambon).

 

Rotterdamsche Courant 08 februari 1820114

Berigten van Batavia, van den 28 augustus 1819, melden het volgende:

Op verlangen van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Fredrik der Nederlanden is alhier gevestigd een Hoofd-Commissie voor de Maatschappij van Weldadigheid, waarvan het voorzitterschap is opgedragen aan de Heer Van Braam, terwijl de Predikant Roorda van Eisinga zich met het secretariaat heeft belast. Zodra het aantal leden zulks toelaat, zullen in de onderscheidene residentiën sub-commissiën worden benoemd.

Den 22 (opm: augustus 1819) is de expeditie, bestemd om de Sultan van Palembang, die zich verstout heeft de wapenen tegen de Nederlanders op te vatten, te tuchtigen, van de rede van Batavia onder zeil gegaan. Dezelve bestaat uit Zijner Majesteits schip van linie ADMIRAAL TROMP van 64 stukken, gecommandeerd door kapitein Nooi, en aan boord hebbende de Schout-bij-nacht Wolterbeek, aan welke het opperbevel over de expeditie is opgedragen, alsmede de Nederlandse Commissaris Muntinghe; Z.M. brik IRENE, kapitein Lucas, twee kanonneersloepen, en de transportschepen ADMIRAAL BUIJSKES, kapitein F.W. Coffin, ARINUS MARINUS, kapt. A. Langeveld, en HENRIETTE EN BETSEIJ, kapt. L.H. Schneider, met de nodige landingstroepen. Z.M. schip van oorlog NASSAU ligt ter rede van Batavia en Z.M. korvet VENUS voor Sourabaija. (opm: zie RC 060420)

 

Rotterdamsche Courant 13 mei 1820114

Londen, 9 mei. Den 27 december 1819 zijn te Batavia gearriveerd de schepen MARIA, M. Amsterdam, van Antwerpen, en ARINUS MARINUS, Langeveld, van Banca; van daar zijn vertrokken den 1 dito het schip FRANKLIN, Swaan, naar Amsterdam, den 11 dito SELINA, Wens, naar Ostende, den 19 HERCULES, King, en den 22 KOOPHANDEL, Jansen, naar Amsterdam.

 

Bataviasche Courant 03 februari 1821114

Te Batavia …..Vertrokken:…..28 Januari schip ARINUS MARINUS, Arij Langeveldt, naar Rotterdam, passagiers kolonel Boions, kapitein en mevrouw Thijssen, de heren J. Hommes, H. Jommes, J. Matak en familie, W.A. Ploem, de weduwe B. van Hak geb. Greepman, mejufvr. H. Greepman, de jonge jufvrouwen Morin, E.C.W. en L.A.F. Sack, de jonge heren H. Meijlan en P. van Heerdt, de chirurgijn der 3e klasse Clement, en 40 gepasporteerde militairen, schip MIDDELBURG, D.J. Bulsing, naar Canton, schip RACE HORSE, G. Ingram, naar Samarang en Sourabaija…..:

 

Bataviasche Courant 17 maart 1821114

Batavia, 16 maart. Men heeft alhier met de Deense brik SOUVEREIGN, gevoerd door kapt. G. Boyle, de treurige tijding ontvangen van het verongelukken van het Nederlandse schip ARINUS MARINUS, kapt. A. Langeveld, op de hoogte van Christmas eiland, omtrent 60 mijlen ten zuiden van Straat Sunda. De gemelde brik had van de equipage van laatstgemelde bodem vier man in zee gevonden, drijvende op een stuk houts en heeft dezelve aan boord genomen en alhier teruggebracht. Deze manschappen, met name de scheepstimmerman Gerrit van Dam en de matrozen David Hijsman, Jan Cornelis en Cornelis van Neck, hebben omtrent de bijzonderheden dier noodlottige gebeurtenis het volgende verklaard.

Het schip ARINUS MARINUS ligtte op zondag den 28 januari j.l. de ankers en ging van de rede van Batavia naar Nederland onder zeil, doch kwam nog diezelfde dag binnen de eilanden weder ten anker. De volgende dag ging men op nieuw onder zeil, doch men moest gestadig met stroom en tegenwinden worstelen, zo dat men zich op vrijdag den 2 februari j.l. nog in Straat Sunda bevond. Op de middag van die dag geraakte het schip vast op een zachte grond op een diepte van 17 à 18 voet, doch door het uitbrengen van een werpanker gelukte het na twee uren tijds het schip wederom vlot te krijgen. Dit ongeval had echter de bodem geen lek hoegenaamd toegebracht, en de volgende dag, zijnde zaterdag, bevond men, dat er geen meerder water bij de pompen gekomen was en pompte men als naar gewoonte het schip lens. Op zondag den 4 februari kwam men onder Cracatao (opm: Krakatou) wederom ten anker, en maandag den 5 op nieuw onder zeil gegaan zijnde geraakte men buiten de Straat Sunda en in zee.

Woensdag den 7 daar aan volgende was het gedurende de gehele dag buiig weder met een stijve koelte, zo dat men met dubbel gereefde marszeilen sterk voor de wind wegliep. In de avond echter, te acht ure, wies de wind tot een storm aan en men was verplicht het voormarszeil en kruiszeil geheel vast te maken, zo dat men toen met dicht gereefd grootmarszeil, dichtgereefde fok, en stormstagzeil het voor de wind liet lopen.

Middelerwijl nam de storm meer en meer toe en was men tussen 9 en 10 ure zo hevig, dat alle nog bijstaande zeilen werden weggerukt, terwijl er hemelhoge zeeën liepen. Te half elf ure kwam er een zware stortzee over, die niet alleen de grote en daagse boot uit de sjorringen, maar zelfs de klampen en ringbouten uit het dek scheurde, en die beide vaartuigen tegen de verschansing aan bakboordszijde sloeg. Op dat moment begon het schip aan die zijde zodanig over te hellen, dat het staande lijwant zes voet onder water stond, terwijl ook bij die gelegenheid de grote steng over boord woei. Men kapte alstoen de talierepen om door het overboord vallen der masten het schip te doen rijzen, doch, hoewel de masten alle ter hoogte van een manslengte braken en overboord vielen, kon men echter aan het schip geen rijzing hoegenaamd bespeuren.

Intussen was hetzelve reeds vol water geraakt en alles was tussendeks bezig om het met pompen boven te houden, doch vruchteloos. Ongeveer 12 ure ´s nachts begon het schip te zinken, en wel met de voorsteven, waardoor het achterschip rees, tot dat het in die stand als het ware recht op en neder komende, plotseling een prooi der golven werd en verdween.

De vier geredde schipbreukelingen is het gelukt, met nog een andere matroos met name J. Bom, een der in zee drijvende stukken hout te bereiken en zich daarop vast te houden. De laatstgenoemde echter geraakte met zijn linkerhand beklemd, door welk toeval hij vier zijner vingeren verloor en buiten staat geraakte zich langer vast te houden, zo dat hij mede is in zee gevallen en verdronken. De vier overige manschappen hebben zich gedurende 14 uren in die stand drijvende gehouden tot dat zij gelukkiglijk door de bovengenoemde brik SOUVEREIGN zijn ontdekt, aan boord genomen en gered.

Hoogstwaarschijnlijk zijn zij de enigsten der schipbreukelingen, welke die ramp hebben overleefd, terwijl de gehele overige equipage, mitsgaders al de talrijke passagiers, hun graf in de golven hebben gevonden. Ten minste was na die ongelukkige nacht bij het aanbreken van de dag geen spoor meer van hen te vinden en niets anders te zien dan enige stukken hout van het verongelukte schip.

Aan boord bevonden zich, behalve de equipage, de gepensioneerde kolonel Boions, de kapitein-boekhouder bij de constructiewinkel J. Thijsens, met verlof naar Nederland vertrokken, met deszelfs echtgenote, de heer J. Hommes, negociant, met deszelfs zoon H. Hommes, de heer J. Matak, met deszelfs vrouw en twee kinderen, de 2e luitenant van het 7e regiment hussaren W.A. Ploem, met verlof naar Nederland, de weduwe van wijlen de kapt.ter zee Van Beck, geboren Griepman, met haar zuster mej. H. Griepman, de jonge jufvr. B. Morin, de jonge jufvrouwen E.C.W. en L.A.F. Sack, kinderen van de heer Sack, algemene boekhouder, de jonge heer H. Meijlan, zoon van de heer G.F. Meijlan, inspecteur van financiën, de jonge heer P. van Hoedt, zoon van de heer W.H. van Hoedt, adsistent-resident te Probolingo, de chirurgijn der 3e klasse van de koninklijke Nederlandse marine Clement, en 40 gepasporteerde militairen, met een vrouw.

 

Rotterdamsche Courant 16 juni 1821114

Bataviase berigten tot den 24 februari behelzen:

Den 10 februari is te Batavia gearriveerd Zr.Ms. brik SIRENE, kapt.-luitenant W. Tieman, uit Texel, laatst van Rio-Janeiro, en het schip de SELIMA (opm: driemaster, thuishaven Brugge), F. Wens, van Ostende; den 13 APOLLO (opm: driemaster, thuishaven Oostende), G.H. Quedens, van Antwerpen.

Van Batavia is den 28 januari vertrokken het schip ARINUS MARINUS, A. Langeveld, naar Rotterdam; den 31 INDUS, H. Wright, naar Antwerpen; den 13 februari ROUSSEAU, J. Jefferson, en den 16 STAKEBIJ, J.C. Smith, naar Amsterdam; den 19 CONCORDIA (opm: driemaster, thuishaven Oostende), A. Willems, naar Antwerpen, en HELVETIUS, S. Swift, en den 20 WILLIAM, S. Rutter, naar Amsterdam, en den 24 JORINA, T. van Duivenbode, naar Rotterdam.

 

Rotterdamsche Courant 12 juni 1821114

Rotterdam, 11 juli. Volgens rapporten van passagiers, aangekomen met het schip (opm: fregat, kapt. W. Purvis) de BARON VAN DER CAPELLEN, van Batavia te Helvoetsluis binnen, is door dit schip, in Straat Soenda, op den 7 maart 1821, gepraaid het Deense brikschip SOUVEREIGN, kapt. Boijle, aan boord van hetwelk zich vier manschappen bevonden, door gemeld schip opgevist, zittende op een groot beestenhok; deze lieden zeiden aan boord te zijn geweest van het schip (opm: fregat) ARINUS MARINUS, kapt. A. Langeveld, welk schip in een storm, op de hoogte van Christmas-Eiland, waarschijnlijk was gezonken, en dat zij op het hok van een aan boord geweest zijnde olifant hun redding hadden gevonden; daar dit echter in de nacht voorgevallen zoude zijn, en zij niets meer van het schip gezien hadden, is het niet onmogelijk, dat hetzelve weder gerezen is en dus nog te regt zal komen.

 

Rotterdamsche Courant 16 juni 1821114

Bataviase berigten tot den 24 februari behelzen:

Van Batavia is den 28 januari vertrokken het schip ARINUS MARINUS, A. Langeveld, naar Rotterdam; den 31 INDUS, H. Wright, naar Antwerpen; den 13 februari ROUSSEAU, J. Jefferson, en den 16 STAKEBIJ, J.C. Smith, naar Amsterdam; den 19 CONCORDIA (opm: driemaster, thuishaven Oostende), A. Willems, naar Antwerpen, en HELVETIUS, S. Swift, en den 20 WILLIAM, S. Rutter, naar Amsterdam, en den 24 JORINA, T. van Duivenbode, naar Rotterdam…..

 

Rotterdamsche Courant 12 juli 1821114

Rotterdam, 11 juli. Volgens rapporten van passagiers, aangekomen met het schip (opm: fregat, kapt. W. Purvis) de BARON VAN DER CAPELLEN, van Batavia te Helvoetsluis binnen, is door dit schip, in Straat Soenda, op den 7 maart 1821, gepraaid het Deense brikschip SOUVEREIGN, kapt. Boijle, aan boord van hetwelk zich vier manschappen bevonden, door gemeld schip opgevist, zittende op een groot beestenhok; deze lieden zeiden aan boord te zijn geweest van het schip (opm: fregat) ARINUS MARINUS, kapt. A. Langeveld, welk schip in een storm, op de hoogte van Christmas-Eiland, waarschijnlijk was gezonken (opm: zie o.a. JB 170321), en dat zij op het hok van een aan boord geweest zijnde olifant hun redding hadden gevonden; daar dit echter in de nacht voorgevallen zoude zijn, en zij niets meer van het schip gezien hadden, is het niet onmogelijk, dat hetzelve weder gerezen is en dus nog te regt zal komen.

(opm: in LC 170721 wordt aan dit bericht nog toegevoegd: Volgens opgave zijn door dit ongeval 190 mensen, en wel 74 passagiers en 40 militairen die naar het vaderland terug kwamen, als mede een aanzienlijke hoeveelheid naturalia, welke door de professor Reinwardt waren afgezonden, ene prooi der golven geworden.)

 

Leeuwarder Courant 28 augustus 1821114

Amsterdam, 23 augustus. Men heeft in der tijd bericht gegeven van drie zeer belangrijke bezendingen van natuurlijke voorwerpen en andere zaken, die door professor Reinwardt van Java zijn afgezonden en door het verongelukken der schepen AMSTERDAM (opm: zie RC 210318), IDA ALYDA (opm: VROUW IDA ALEYDA, zie RC 230119) en ADMIRAAL EVERTSEN (opm: zie RC 020919), in 1818 en 1819, zijn verloren gegaan. Na dat vervolgens twee aanzienlijke verzamelingen met de schepen JOHANNA en SCHOON VERBOND, voor het koninklijke museum van naturaliën zijn overgekomen, als ook vele grotendeels geheel onbekende Javaanse planten voor de academietuin te Leiden, heeft men thans weder te betreuren de vierde verongelukte bezending (opm: ARINUS MARINUS, zie BC 1703210).

 

Rotterdamsche Courant 07 februari 1822114

Advertentie. Alle degenen, welke mogten fustineren enige pretentiën te hebben, uit welke hoofde ook, ten laste van het op den 7 februari 1821 verongelukte Fregatschip ARINUS MARINUS, of ten lasten der Reders van hetzelve, gelieven zich uiterlijk vóór of op de laatste februari 1822 aan te melden ten Kantore van de Heren Reijn Varkevisser en Dorrepaal, op de Leuvehaven, Wijk C, no. 300, te Rotterdam.