Familiegegevens en opleiding
Pieter Hermanus Landweer werd geboren te Amsterdam op 18 oktober 1824.
Hij huwde voor de eerste maal met Sofia Elisabeth Rossing, geboren te Amsterdam op 01 februari 1830. Na haar overlijden huwde hij voor de tweede maal met Anna Sofia Elisabeth Rossing/Rösling, geboren te Amsterdam op 26 december 1834.003
Pieter overleed in 1898 en bij zijn overlijden is als woonplaats Amsterdam opgegeven.118
Pieter Hermannus Landweer werd door de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam als leerling "ingenomen" per 02 september 1837004(532/1847). Hij werd geboren te Amsterdam op 28 oktober 1824. Zijn ouders waren Anthonie Fredrik Landweer, tapper te Amsterdam en Sophia Fredrica Amalia Rossing, wonende op de hoek van de Oude Schans en de Boomsloot nr.38 te Amsterdam.
Er werd in de periode 1838-1840 een drie-maandelijkse rapportage over de vorderingen bijgehouden in de 4 vakken zeevaartkunde, schoolonderwijs (nederlands, engels, frans), scheepswerk en tekenen. Hierin werden geen spectaculaire opmerkingen gemaakt. Voorts kwamen de volgende opmerkingen voor:
" 3 Augs 1838 bekomt den 3den Prijs in het Schoolonderwijs, zijnde Verhuell, Reizen in Indië 2 deelen
5 Augs 1839 bekomt den 2de Prijs in het schoolonderwijs, zijnde Martin, history of the West-Indies 2 deelen
28 febr 1840 bekomt het Horlogie in de 3de Classe, uit het fonds L.Zegers Veeckens
14 April 1840 aangenomen tot Lidmaat der Herstelde Ev.Luth.Gemeente door Do Nokerman(?)
31 July 1840 bekomt den Prijs der 3de of hoogste Classe Zeevaartkunde zijnde Pilaar Stuurmanskunst 2 deelen
15 Aug 1840 geplaatst als Ligtmatroos op het schip Prins Frederik der Nederlanden Captn P.Huidekoper naar Batavia voor Amst. Gagie ¦8,-
13 Nov.1841 terug van de reis met goed attest
24 Dec geplaatst als ligtmatroos op het schip Claudius Captn Kröger naar Batavia voor Amsterdam. Gagie ¦10,-
18 Dec. 1842 terug van de reis met goed attest
21 dito eervol ontslagen".
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P.H.Landweer werd met vlagnummer 640 effectief lid van "Zeemanshoop" per 03 juli 1855 op voorspraak van J.H.Schippers. Ten tijde van de inschrijving was zijn schip de "Capella"002.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 26 juni/03 juli 1855 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Pieter Hermanus Landweer, oud 31 jaar, voerend de Bark “Capella”, voor rekening van van Eeghen & Co te Amsterdam, wonend op de Stroomarkt te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.H.Schippers. 023.
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 16 juni 1857003.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 maart 1874 staat vermeld dat een diploma plus medaille door Z.M. de Koning is toegekend aan kapitein P.H.Landweer “voor zeer goede door hem gehouden Metereologische Journalen.”042.
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 02 maart 1899 gaat het Bestuur acoord met een uitkering per 01 november 1898 aan de wed. O.H.Landweer geb. Rössing ingaande 02 maart 1899.042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 31 maart 1874 staat vermeld “dat aan kapt. P.H.Landweer voerende het Schip Electra vanwege Z.M. den Koning de zilveren Medaille is toegekend voor de zeer goede door hem gehouden Metereologische Journalen.”023
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 01 juni 1899 staat vermeld dat per o1 november 1898 een uitkering in de 1e klasse is toegekend aan de wed. P.H.Landweer geb. Rossing.023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
640 1855-1861 bark Capella van Eeghen & Co te Amsterdam
1862 bark Bellatrix idem
1863 bark Alcyone idem
1864-1874 fregat Electra idem
1875-1897 geen vermelding van schip en boekhouder
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
kapitein naam schip vertrek terugkomst
P.H.Landweer Capella 05 maart 1861 05 maart 1862
Bellatrix 09 augustus 1862 27 mei 1863
Alcyone 16 juli 1863 16 juni 1864
Electra 17 augustus 1864 09 juni 1865
Electra 07 oktober 1865 09 juli 1866
Electra 14 oktober 1866 07 augustus 1867
Electra 06 november 1867 27 juli 1868
Bouma025 vermeldt P.H.Landweer als gezagvoerder gedurende:
* 1856 t/m 1862 van de bark “Capella”, gebouwd in 1851 te Amsterdam, 377 ton o.m., varend voor J.van Eeghen & Co te Amsterdam;
* 1863 van de bark “Bellatrix”, gebouwd in 1853 te Amsterdam, 499 ton o.m., varend voor van Eeghen & Co te Amsterdam;
* 1864 van de bark “Alcyone”, gebouwd in 1852 te Amsterdam, 472 ton o.m., varend voor van Eeghen & Co te Amsterdam;
* 1865 t/m 1875 van het 3/mschip “Electra” ex Witch of the Wave, gebouwd in 1852 te Portsmouth, USA, 1117 ton o.m., varend voor van Eeghen & Co te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
P.H.Landweer vertrok per 21 augustus 1862 vanuit Nieuwediep met de “Bellatrix” en 2 landmachtofficieren. Zijn aankomstdatum te Batavia is niet vermeld.
Op 17 augustus 1864 vertrok hij vanuit Nieuwediep met de “Electra” en een detachement van 2 officieren en 100 manschappen.. Hij arriveerde te Batavia op 21 november 1864 na een reis van 96 dagen.
Op 14 oktober 1866 vervoerde hij vanuit Nieuwediep met de “Electra” 1 landmachtofficier naar Indië en kwam te Batavia aan op 11 januari 1867 na een reis van 89 dagen.
Op 06 november 1867 vertrok hij vanuit Nieuwediep met de “Electra” en een detachement van 7 officieren en 150 manschappen. Hij kwam te Batavia aan op 05 februari 1868 na 91 dagen.
Op 15 november 1868 vertrok hij vanuit Nieuwediep met de “Electra” en een detachement van 4 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 22 februari 1869 na een reis van 93 dagen. Onderweg was 1 soldaat overleden.
Op 24 november 1869 vervoerde hij vanuit Nieuwediep met de “Electra een transport van 3 officieren en 125 manschappen. Hij kwam te Batavia aan op 23 februari 1870 na 91 dagen.
Op 08 december 1870 vertrok hij vanuit Nieuwediep wederom met de Electra en 2 landmachtofficieren. Zijn aankomstdatum te Batavia is niet vermeld065.
Uit: De Clippers door Anno Teenstra, uitg. Holdert & Co, Amsterdam, 1945, 306 pp.
p.115: Teenstra brengt onslagen vanwege drankmisbruik ter sprake. “Toen de nieuwe arts voor den clipper Electra zich bij den kapitein kwam melden en liet doorschemeren, dat hij wel van gezelligheid en van een glaasje hield, werd hem door kapitein Landweer even duidelijkl gemaakt daat daar bij hem aan boord geen sprake van zou zijn. Landweer schreef aan de reeders over dezen arts: “De man zal zich de reis naar gewoonte dienen te schikken. Ik ben gepasseerde jaar in een goede oefenschool geweest en als ik in zee kom, weet ik voor die kwaal raad.” Teenstra vraagt zich af wat die oefenschool wel geweest moge zijn.
p.119-120: Teenstra beschrijft de moeilijkheden met bemanningsleden:
“Hoe de matrozen waren, vernemen we uit een brief van kapitein Landweer van de Electra, die vanuit Batavia aan zijn reeders schreef:
“… Tot mijn groot leedwezen moet ik zeggen, dat ik 4 man van de Electra ontslagen heb, menschen zijn het niet langer, het zijn zwijnen, gingen aan den wal, bleven aan den wal, ze kwamen aan boord, maar onbekwaam. Op alle schepen is het een warboel, overal volk weg, 2 man ontsloeg ik, zijnde niets met hen te beginnen. Onmiddellijk kwamen twee anderen en vroegen hun ontslag. Men zou op de Electra, evenals op de andere schepen eens goed den boel in de war schoppen, dat is de leus van den tegenwoordigen matroos der koopvaardijvloot. Onmiddelleijk begreep ik, dat ik doortastende maatregelen moest nemen en antwoordde aan die twee gasten, die vrijwillig om hun ontslag vroegen , dat ik daar genoegen mee nam, dat zij onmiddellijk van het schip af moesten, den volgenden dag moesten zij voor den havenmeester verschijnen. En wat was er nu?. Zij moesten tot hun schande bekennen, dat de Electra een best schip was, dat ze een goeden kapitein hadden en goed werden behandeld. Maar het hoorde in den tegenwoordigen tij er zoo bij en de kapitein had zulke straffe maatregelen genomen. Sedert dien tijd is het rustig op de Electra.”
“Toch was kapitein Landweer allesbehalve een bullebak, die zijn mannen maar afsnauwde en hun niets gunde. Toen zijn schip in 1857 in Indië was en op vele schepen een groot deel van de bemanningen met cholera te kooi lag, gelastte hij, dat zijn mannen bij het werk in de ruimen alleen slappe, koude thee en geen water mochten drinken. En met zijn gezond-humoristische kijk op de dingen schreef hij: “Ik zorg voor hen of ik met een jongefuffrouwenschool uit ben.”
Idem p. 210:
“Toen de Electra in 1874 op de Atlantic werd overvallen door een orkaan, kwam er op een gegeven oogenblik zoo’n zee over, dat de mannen die aan het roer stonden werden weggeslagen. Wonder boven wonder konden ze echter nog houvast te pakken krijgen voor ze over boord werden gespoeld en ongedeerd kwamen ze uit de strijd. Minder gelukkig echter waren de timmerman, de tweede stuur en de kapitein. De eerste sloeg overboord (de kapitein meldde dit later zeer laconiek in een P.S. in een brief aan de reeders) en werd niet weer teruggezien. De stuurman werd ergens tegen gekwakt, zoodat zijn hoofdhuid heelemaal was opengescheurd, terwijl de kapitein tegen het roer werd gesmeten en daar bewusteloos bleef liggen. Ongetwijfeld zou de man overboord zijn gespoeld, als de zee hem niet muurvast onder de pen van het roer had gegooid, zoodat men hem niet eerder kon bevrijden voor het roer weer vrijsloeg. Ruim een maand lag de ouwe in zijn kooi te krimpen van de pijn, maar zijn sterk gestel en de natuur haalden hem er door.”
In “De Clippers”, Anno Teernstra, Uitg. Holdert & Co, N.V. Amsterdam, 1945, p. 210