Familiegegevens en opleiding
Didericus van Ketwich werd geboren te Zwolle op 08 oktober 1816 als zoon van Johannes van Ketwich en Geziena Berendina Zebinden.
Hij trouwde op 13 juli 1849 te Middelburg met Maria Cornelia Muntendam, geboren te Middelburg op 23 oktober 1816 als dochter van de kantonrechter en direceur der posterijen Nicolas Theodore Muntendam en Maria Wilhelmina Serlé. Zij overleed op 19 maart 1895.
Didericus overleed in 1890 en bij zijn overlijden werd als woonplaats Nieuwer Amstel genoemd.118
In het Bevolkingsregister van Amsterdam (Gemeentearchief van Amsterdam) staat Diedericus van Ketwich vermeld, geboren 08 oktober 1816 te Zwolle, Nederlands Hervormd, directeur van het Zeemanshuis (opvolger van Pieter Huidekoper? - zie aldaar), gevestigd in de gemeente per september 1870 op het Kadijksplein (nr in het register is U-425-1617). Zijn echtgenote is Cornelia Muntendam, geboren 25 oktober 1816 te Middelburg. Eveneens inwonend zijn zijn kinderen Johannes Frederik, geboren op 05 juni 1850 te Amsterdam en op 18 juni 1875 vertrokken naar Schotland, Maria Wilhelmina, geboren 25 oktober 1854 te Amsterdam, Alida Margaretha Geertruida, oud 29 jaar 1857 te Amsterdam en Esther Petronella, geboren 20 november 1862 te Amsterdam.
Didericus van Ketwich werd geboren te Zwolle op 08 oktober 1816. Zijn ouders waren Johannes van Ketwich, koopman, en Gesiena Berendina Zebinden. Didericus werd aan de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart op 05 september 1829 aangenomen en was toen 13 jaar, 142 dm lang, gevaccineerd en gereformeerd.
Van zijn schoolvorderingen in de vakken zeevaartkunde, schoolonderwijs (hollands, frans en engels), scheepswerk en tekenen werden elke drie maanden aantekeningen gemaakt te beginnen in januari 1830 en de laatste in januari 1834. Voorts waren er de volgende aantekeningen:
26 maart 1833 aangenomen als lidmaat van de Nederlands Hervormde Gemeente bij Ds Weyland
23 november 1833 geplaatst als ligtmatroos op de "Vriendschap" onder kapitein D.G.Doeksen voor een reis naar Suriname
08 augustus 1834 terug van de reis "met goede attestatie"
18 september 1834 geplaatst als ligtmatroos op de "Vriendschap" onder kapitein D.G.Doeksen voor een reis naar Batavia
30 september 1835 terug van de reis "met goede attestatie"
"eervol ontslagen"004-532/1677.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
D.van Ketwich werd per 24 april 1849 met vlagnummer 790 en op voordracht van H.A.Besier ingeschreven als effectief lid van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop". Ten tijde van de inschrijving was zijn schip de "Margaretha Maria"002.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd. 17/24 april 1849 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd D. van Ketwich (alleen initialen), oud 32 jaar, voerend de schooner “Margaretha & Maria”, op voordracht van kapitein H.A.Besier.023.
D.van Ketwich was van 1859-1889 bestuurslid van het College Zeemanshoop019
Hij werd deelnemer in het Weldaddig Zeemansfonds van Zeemanshoop per 11 september 1849. "Met 1 Mei 1857 van beroep veranderd"003.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 31 oktober 1854 en in die van de Algemene Vergadering dd 17 oktober 1854 wordt gemeld een “brief van kapitein D. van Ketwich houdende opmerkingen omtrent en waarschuwingen wegens het gebruik van loodwit als verfstof aan boord der schepen. 023. (kennelijk was de humane toxiciteit van deze verfstof toen al bekend; ik neem aan dat de waarschuwing daar op slaat en niet op de eventuele milieuschade.).
In de Bestuursvergadering van 02 februari 1890 werd aan de weduwe van kapitein van Ketwich een uitkering toegekend ingaande 01 februari 1890.118
In de notulen van de Algemene Vergadering 19 maart 1861 staat de melding: “Eindelijk wordt medegedeeld dat de Heer D. van Ketwich op 26 Maart e.k. … eene voorlezing zal houden over een door Kapt. Parry nieuw uitgevonden instrument ter voorkoming van aanzeiling op zee.”.023
In de notulen van de Algemene Vergadering van 11 juli 1865 staat een mededeling van de heer van Ketwich “omtrent de keuring van kettingen in Engeland”. Op 01 augustus 1865: “De Heer van Ketwich geeft de mededeelingen omtrent een in Engeland uitgevonden toestel om te kunnen bepalen welke koersen schepen hadden moeten sturen om niet in aanzeiling te komen en verduidelijkt dit door aanwijzingen op het toestel zelve.” 023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van 19 februari 1867 staat de mededeling dat de heer D. van Ketwich een voordracht heeft gehouden “over de eerste woorden in het Oude Cognossement ‘Ik Schipper naast God op mijn schip’. De voorzitter adviseert hem de lezing als artikel te plaatsen in het Tijdschrift voor het Zeewezen.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 26 maart 1867 staat vermeld dat de heer van Ketwich heeft ingezonden een “Beschouwing over het hoog gewicht der Azorische of Wester Eilanden en in het bijzonder over de op St.Michael aangelegd wordende zeehavens.”
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 15 september 1868 staat vermeld: “De Heer van Ketwich doet eene mededeeling betreffende eene uitvinding van den Heer Dalmeijer dienstig tot redding van Schipbreukelingen, dat te bezigtigen is in het Zeemanshuis alhier.” 023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 22 februari 1870 staat vermeld een lezing door de heer D.van Ketwich over “de Matroos en Artikel 21 van de Wet op de Huishouding en Tucht aan boord.” 023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 25 februari 1873 staat vermeld: “Daarna houdt de Heer D. van Ketwich zijne aangekondigde lezing over de desertie van zeelieden ter koopvaardij waarna een gemeenzaam onderhoud over het gesprokene plaats heeft.”023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 12 januari 1875 staat vermeld dat de heer D. van Ketwich een lezing heeft gehouden over het Noordzeekanaal.023
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 06 februari 1890 staat een “Brief van den Heer J.F. van Ketwich berichtende het overlijden van zijn vader den Heer D. van Ketwich op 13 November 1889 in den ouderdom van ruim 73 jaren.”023
In de notulen van de Algemene Vergadering van 06 februari 1890 staat vermeld dat per 01 februati 1890 een uitkering in de 1e klasse is toegewezen aan de wed. D. van Ketwich.023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
790 1849 sch.br. Margaretha & Maria geen opgave
1850-1853 sch.br. Margaretha & Maria N.J.Mouthaan
404 1854-1855 bark Vrije Handel Muller & Reese
1856-1888 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt D. van Ketwich als gezagvoerder gedurende:
* 1850 t/m 1854 van de schbrik “Margaretha & Maria”, gebouwd in 1849 te Nieuwendam, 206 ton o.m., varend voor N.J.Mouthaan te Amsterdam;
* 1855 t/m 1856 van de bark “Vrije Handel”, gebouwd in 1854 te Kinderdijk, 685 ton o.m., varend voor Muller & Reese te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
-
van Ketwich hield op 19 januari 1867 een lezing voor het College, waarin de nautische en juridische implicaties van het kapiteinschap uitvoerig werden geanalyseerd052.
In het Commissie verslag van de “Enquete omtrent den Toestand van de Nederlandsche Koopvaardijvloot 1874-1875” staat een interview dd 09 september 1874 met Didericus van Ketwich, directeur van het Zeemanshuis te Amsterdam. Het stuk is lezenswaardig om een indruk te krijgen van van Ketwich zelf en van bv. de redenen waarom het vak van zeeman in de loop van de tijd zo in discrediet is geraakt.
“Vraag 6202
Wat is de hoofdbestemming van de inrigting?
Antwoord.
De matrozen te houden buiten de handen van al die lieden, die nog steeds bezig zijn hen op alle mogelijke wijzen te plukken. Men tracht tegelijk, zoveel dat doenlijk is, hun eenen min of meer zedelijke rigting te geven. Er zijn in de inrigting geen straffen. Ik heb dus niets dan een zedelijk overwigt en moet daarmede werken. Ik kom dan ook nooit een matroos of stuurman tegen, of ik maak een praatje met hem.”