Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
L.de Jonge werd met vlagnummer 947 per 06 maart 1902 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop002a.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 06 maart 1902 wordt als effectief lid voorgedragen en benoemd L. de Jonge, gezagvoerder bij de KNSM, wonend in het Oosterpark 37 te Amsterdam, op voordracht van kapitein D.H.Hinlopen.023.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
947 1902-1903 stoomsch. Iris Kon.Ned.Stoomb.Maatsch.
Bouma025 vermeldt L. de Jonge als gezagvoerder gedurende:
* 1883 t/m 1887 van het ijzeren schroefstoomschip “Ondine” ex Pegasus, gebouwd in 1860 te Amsterdam, 350 ton o.m., varend voor de KNSM te Amsterdam;
* 1888 t/m nà 1900 van het ijzeren schroefstoomschip “Minerva”, gebouwd in 1880 te Sunderland, 924 ton o.m., varend voor de KNSM te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
In het tijdschrift “De Zee”,Jg.1897, p. 179 182 staat een vonnis van de Raad van Tucht voor de Koopvaardij vanwege een aanvaring van het ss. “Minerva” onder kapitein L. de Jonge met een vissersvaartuig.
Op grond van verslagen en getuigenverklaringen komt de Raad tot de volgende reconstructie van het ongeval:
De “Minerva” vertrok op 13 november 1896 met een lading stukgoederen uit Amsterdam naar de Middellandse Zee. Het schip werd volledig zeewaardig bevonden en werd door een loods buitengaats gebracht . Het weer was mistig dat later wat opklaarde en overging in een dicht betrokken lucht. Om 10.20 ontwaarden de dienstdoende stuurlieden een zwart voorwerp, dat zonder licht was. Er werd order gegeven tot vermijden van een aanvaring, maar dat die vond toch plaats. Het bleek een bomschuit te zijn. Er werd onmiddellijk een boot uitgezet om de opvarenden op te pikken, maar er werd niets gevonden. Uit de vondst van een gebroken geschilderde plank werd afgeleid dat het schip was gezonken en men ging er ook van uit dat de bemanning was verdronken. Men heeft daarna de reis voortgezet.
Op grond van deze analyse en de getuigenverklaringen concludeerde de Raad, dat de gezagvoerder geen blaam kan treffen en geen daad van nalatigheid kan worden verweten. Hij werd derhalve vrijgesproken.