Inloggen
Gezagvoerder

Bart, Jacob Jansz

Naam: Bart, Jacob Jansz
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 2
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
BELLONA 1812 Brik Sailing Vessel 16953 Bekijk schip
HARMONY 1819 Fregat Sailing Vessel 17008 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

J.J.Bart werd geboren te Groningen op 11 februari 1784.

Hij huwde met Engeltje Kraay, geboren te Zandvoort op 01 december 1784. Zij kregen een zoon geboren op 20 december 1830 en een dochter op 22 oktober 1815.003

J.J.Bart overleed in 1839. Zie hierna

 

Provinciale Groninger Courant 04 juni 1839

Amsterdam 30 mei. De volgende berichten heeft men ontvangen uit Batavia. Te Batavia zijn op 20 december j.l verongelukt de gezagvoerder J.J. Bart, voerende het op die rede aangekomen zijnde schip WALCHEREN, benevens de scheepsdoctor, een der stuurlieden en een matroos, bij het met de sloep naar de wal varen. Hun lijken heeft men later opgevist, met een zak postpaketten en een 45 tal brieven.

 

Uit. JACOB OLIE Jbz (1834-1905). Monografieën van Nederlandse fotografen nr. 10

Anneke van Veen. Focus Publishing Amsterdam. 2000, 268 pp.

p.200

Barts vader, Jacob Jans Bart was ook koopvaardijkapitein geweest. Op een dramatische reis met het fregat Walcheren in 1838-1839 verloor Johan Jacob Bart, die als eerste stuurman op het schip voer, op de rede van Batavia zijn vader. Ook elf leden van de oorspronkelijk 35 koppen tellende bemanning van het schip kwamen om. De 24 jarige Bart moest het schip naar huis varen. …”

 

Lidmaatschap zeemanscollege(s)

J.J.Bart werd met vlagnummer 73 effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop”. Zijn schip was de “Walcheren”. Aangiftedatum en referentie zijn niet vermeld002.

In de Algemene Ledenvergadering van het college op 21 september 1824 werd Jacob Jansz Bart (vóórnamen juist overgenomen!), 40 jaar, wonende op de Bikkersgracht, aangenomen als effectief lid van het college met vlagnummer 73 op voordracht van Pieter Kraay023.

J.J.Bart was effectief lid van Zeemanshoop in de periode 1824 t/m (wellicht) 1840 met de vlagnummers 73 (1824 t/m 1836) en 40 (1836 t/m 1840).

Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 11 oktober 1825003.

 

Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)

In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 januari 1826 wordt een opmerking vermeld van de heer Kooy, dat naast de kapiteins Krayer, Sipkes, Zeijlstra, Pakes en Heyde, ook andere kapiteins zich bij de hulpverlening aan de slachtoffers van de watersnoodramp in 1825, zich “door onverschrokkenheid, moed en zelfsopoffering hadden onderscheiden” zoals de kapiteins J.J.Bart, J.Ingerman, Gribbert de Jong e.a.042

In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 juni 1826 is vermeldt dat het Bestuur machtiging tot aanwinning van buitenlandse honoraire leden in de “koloniën Suriname, Demerarij, Curacao & Batavia” heeft verstrekt aan Th.Pietersz, J.J.Bart, P.S.Matzen en L.F.Heyde.042

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 30 augustus 1827 staat berichten van zowel B7W van Amsterdam als de Staatsraad Gouverneur van Noord-Holland, waarin de ontvangst wordt gemeld van “4 bewijzen van Z.M. hoge tevredenheid over het gedrag van de kapiteinen Gt de Jong, J.Ingerman, P.Bakker en J.J.Bart geduurende de watervloed van 1825.” 042

In de notulen van de Bestuursvergadering dd 09 januari 1840 vraagt Johan J.Bart een uitkering voor zijn broer Simon Bart, zoon van wijlen kapitein Jaccob Jan Bart en Engeltje S.Kraaij. Deze wordt toegestaan in de vergadering van 27 februari 1840042

In de Algemene Vergadering van Zeemanshoop van 04 september 1827 werden missiven ingebracht van Burgemeesters en Wethouders van Amsterdam dd 16 en 21 augustus 1827 “wegens de uitkeering van bewijzen van Zijne Majesteits tevredenheid over het gehouden gedrag bij de watersnood in 1825 aan de kapiteinen G.de Jong, J.Ingerman, P.Bakker en J.J.Bart”.023

In de notulen van de Algemene Vergadering vn Zeemanshoop dd. 21 april 1840 staat het verzoek van Simon Bart, zoon van wijlen kapitein Jacob Jans Bart en E.S.Kraay om een uitkering welke werd toegekend ingaande 01 februari 1840.023.

 

De schepen van de kapitein

Vermelding in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001:

vlagnummer            jaren                type        scheepsnaam                      naam reder/boekhouder

         73                1825-1828            brik         Maria en Jacoba                Buys, de Bordes en Jordan

                               1829-1834            fregat     Wilhelmina en Maria         Insinger en Co

                               1835    geen opgave van schip en boekhouder

         40                1836-1838            fregat     Walcheren                           Buys, de Bordes en Jordan

 

Bouma025 vermeldt J.J.Bart als gezagvoerder gedurende:

*    1822 t/m 1829 op de brik “Maria en Jacoba”, gebouwd in 1812, 150 ton o.m., varend voor Buys, de Bordes & Jordan te Amsterdam;

*    1830 t/m 1835 op het 3/m schip “Wilhelmina Maria”, gebouwd in 1826, 275 ton o.m., varend voor Insinger & Co te Amsterdam;

*    1835 t/m 1839 op het 3/m schip de “Walcheren”, gebouwd in 1829 te Middelburg, 717 ton o.m., varend voor Buys, de Bordes & Jordan te Amsterdam. Het schip werd in 1839 verkocht.

      Van Sluijs013 vermeldt omtrent J.J.Bart een advertentie in de Amsterdamsche Courant van 17 april 1816, waarin de mededeling: ”29 April 1816 te A’dam in veiling het galjasschip Natalia, kapt. J.J.Bart  lang 80 vt, wijd 25 vt  hol 12½ vt”.

 

Het Archief van de Amsterdamse Waterschout11a bevat monsterrollen op naam van Jacob Jansen Bart op de:

“Natalia”, dd 21 februari 1815 (Russische vlag);

“Nadeschada”, ddd 16 juni 1817”

“Maria & Jacoba”, dd 15 november 1819; 22 september 1820; 16 augustus 1821; 09 april 1822; 18 november 1822; 25 september 1823; 26 april 1824; 08 april 1825; 13 oktober 1825; 08 juni 1826; 26 maart 1827; 28 september 1827, 01 april 1828; 20 oktober 1828 en 23 juli 1829;

“Wilhelmina & Maria”, dd 22 december 1829; 23 juni 1830; 05 april 1831; 17 oktober 1831; 11 mei 1832; 31 oktober 1832; 04 november 1833, 31 mei 1834 en 11 november 1834.

“Walcheren”, dd 01 maart 1836 en 30 maart 1837.

Tevens wordt de “Walcheren” op 17 juli 1838 vermeld met als kapitein Jan Jacob Bart.

 

Overige bijzonderheden

Op 15 december 1834 overleed te Curacao  de soldaat Dirk van Wijk, een voorvader van de voetballer Coen Moulijn. Dirk vertrok op 21 november op de “Wilhelmina en Maria” als soldaat naar Suriname,

Uit: Gens Nostra, 66, p. 321, 2011.

 

In het begin van de 19e eeuw, na de Franse tijd, zocht de Nederlandse koopvaardij naar nieuwe afzetmarkten o.a. in Zuid-Amerika vanwege het ontstaan van Zuidamerikaanse staten. Daarbij werd gebruik gemaakt van de route via Kaap Hoorn naar de Zuidamerikaanse westkust. In 1826/27 maakte een Amsterdamse koopvaarder, de “Wilhelmina en Maria” van het huis Insinger een reis met Nederlandse en Duitse “fabrijksgoederen”. “Ook dit schip maakte de ronding van Kaap Hoorn in de zuidelijke zomer. Het lag daarbij niettemin 21 dagen onder dubbel- en dichtgereefde marszeilen. Na een bezoek aan de westkust van Zuid-Amerika onderzocht het ook de afzetmogelijkheden van produkten uit dat gebeid in China. De “Wilhelmina en Maria” keerde in Nederland terug met lijsten van gevraagde artikelen en gangbare prijzen, doch met een negatief saldo voor wat betreft de meegevoerde lading.”007

Uit de vaargegevens hiervoor ontleend aan 001 blijkt dat de gezagvoerder op deze reis kapitein Johan Jacob Bart is geweest.

J.J.Bart verzorgde per 01 mei 1836 vanuit Veere met de “Walcheren” een troepentransport van 4 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 12 augustus 1836 na 103 dagen065*.

 

Voorstelling der door-ijzing van eenige koopvaardijschepen, door het Groot Noord-Hollands Kanaal nabij Purmerend op den 9 Januarij 1830 opgedragen aan de gezamenlijke reeders dier schepen.” van J.H.Koekkoek en H.W.Hoogkamer

In de Provinciale Atlas van Noord-Holland, Collectie Prenten en Tekeningen, Purmerend 082a.

Ansicht uit het Rijksarchief van Noord-Holland

In Onderschrift staat:

namen der schepen                             namen der heeren reeders

De Louisa Agatha                             

De Maria en Jacoba                          De Heer J.van Beeck Vollenhoven  De Heeren Buys, de Bordes & Jordan   -

    Willem Ernst                  

 -  Welvaart                                         De Nederl.Scheepsreederij                De Heer L.Schumacher

Jonge Lodewijk Antonie –

 Diana                                                  De Heren L.Bienfait & Zoon           De Heeren J.A.Westerloo & Comp.

Wilhelmina en Maria         -

 Twee Gebroeders                                   Insinger & Comp.                              H.& C van de Stadt

 

Uit een bezoek aan de nog steeds bestaande sluis in het Noordhollands kanaal in Purmerend op 05 augustus 1997 kon ik afleiden dat de schepen met de boeg in de richting van Alkmaar-Den Helder liggen. Zij waren dus op 09 januari 1830 op weg naar hun buitenlandse bestemming.

Monsterrol in Archief van de Amsterdamse Waterschout dd 22 december 1829, kapitein Jacob Jansen Bart, 17 bemanningsleden, bestemming Suriname, boekhouder Insinger & Co. Stuurman is Jan Cornelis Atkens, die later kapitein van hetzelfde schip zal worden

 

Rotterdamsche Courant 27 april 1816114

Advertentie. J. van Olivier en F. der Kinderen, makelaars, zullen, op maandag den 29 april 1816, des avonds ten 6 uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen: een extra-ordinair welbezeild Galjasschip, genaamd NATALIA, kapt. J.J. Bart, lang over steven 80 voet, wijd, bij de eerste balk voor het grote luik binnen zijn huid, 25 voet, hol, in het ruim bij de uitwatering, 12 en 1 half voet, alles Amsterdamse maat, liggende ten einde van de Bikkerstraat. Breder bij de inventaris omschreven. Nader onderrigting bij voornoemde makelaars.

 

Rotterdamsche Courant 16 december 1819114

Amsterdam, 14 december. Den 29 november lag onder Noord-Voorland (opm: North Foreland), bij Margate, ten anker het schip MARIA EN JACOBA, kapt. J.J. Bart, van Amsterdam naar Curaçao, met nog wel 50 anderen.

 

Rotterdamsche Courant 10 oktober 1820114

Amsterdam, 8 oktober. Van Texel uitgezeild J.J. Bart, aan boord hebbend Zijne Exell. de Heer Cantzelaar, nieuw benoemde Gouverneur van Curaçao en onderhorige eilanden; is den 5 dezer uit Den Helder derwaarts gezeild (opm: zie RC 270121).

 

Rotterdamsche Courant 27 januari 1821114

Amsterdam, 25 januari. Te Curaçao zijn gearriveerd R. Smit en J.J. Bart (opm: zie RC 101020) van Amsterdam; te Kadix (opm: Cadiz) J.R. Kuiper van Amsterdam; nog was een Hollands schip bij zware storm zonder loods in de Baai gekomen, zijnde waarschijnlijk J.C. Jansen van Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 31 januari 1822114

Amsterdam, 29 januari. Het schip MARIA EN JACOBA, kapt. J.J. Bart, zou, volgens de laatste berigten van Curaçao, media januari de reis van daar naar Amsterdam aannemen.

 

Rotterdamsche Courant 09 maart 1822114

Amsterdam, 7 maart. Kapt. J.J. Bart, voerende het schip MARIA JACOBA, in 36 dagen van Curaçao in Texel binnen, heeft den 2 februari laatstleden in de Monapassa  in goede staat gepraaid het schip ALBERTA JACOBA, kapt. D.J. de Groot, van Curaçao naar Amsterdam; den 4 dezer, in het Kanaal bij Wight, kapt. P. Muntendam en een brik en een driemastschip, voerende Antwerpse nummervlag 77; ook passeerde hij daar nog een pink; alle deze schepen zeilden onder Nederlandse vlag voor Z.Z.W. om de West met mooi weer.

 

Rotterdamsche Courant 12 maart 1822114

Amsterdam, 10 maart. Het schip (opm: brik) MARIA EN JACOBA, kapt. J.J. Bart, van Curaçao in Texel binnen is in de nacht tussen den 6 en 7 maart, met verlies van ankers en touwen en enige schade, door adsistentie van een schuit en sloep in het Nieuwe Diep gebragt.

 

Rotterdamsche Courant 10 september 1822114

Amsterdam, 7 september. Volgens berigt van kapt. P. Bostijn, te Texel binnen, waren den 31 juli tegelijk met hem van Curaçao gezeild Zr.Ms. oorlogsbrik MERKUUR, kapitein De Kwartel, benevens de schepen de ZEEMEEUW, kapt. R.J. Bönning, ALMELO, kapt. R. Smit, MARIA ELISABETH, kapt. W. Swart, en MARIA JAKOBA (opm: brik MARIA EN JACOBA), kapt. J.J. Bart, allen naar Amsterdam.

 

Rotterdamsche Courant 17 september 1822114

Amsterdam, 15 september. Kapt. J.J. Bart, voerende het schip MARIA EN JAKOBA (opm: brik MARIA EN JACOBA), van Curaçao in Texel binnen, meldt van de rede van Texel van den 11 september, dat hij, den 31 juli, des morgens, van Curaçao vertrokken zijnde, tegen de avond aangezeild is geworden door het schip MARTA EN ELIZABET (opm: MARTHA EN ELISABETH), kapt. G. Swart, mede van Curaçao naar Amsterdam bestemd; beide de schepen hadden schade bekomen; kapitein Bart had de zijne, welke aan het schip en tuig was, zo goed mogelijk hersteld, doch zou dezelve bezigtigd moeten worden; het schip was echter volkomen digt.

 

Zeepost 23 april 1839 – 372114

Volgens brief van kapt. S. van Delden (opm: bark JAVA’S WELVAREN) in dato Batavia 22 december, is een sloep, waarmede kapt. J.J. Bart, voerende het schip (opm: fregat) WALCHEREN, zich naar de wal wilde begeven, en waarin zich buiten hem, de dokter, de 3e stuurman en een matroos bevonden, in een hevige branding omgeslagen en waarbij gemelde vier personen zijn verdronken. De lijken zijn gedeeltelijk opgevist en aangespoeld en op het kerkhof aldaar bijgezet. (opm: zie ook ZP 240439 en ZZC 300439)

 

Zierikzeesche Courant 30 april 1839114

In een brief van Batavia van de 22e december, wordt het volgende gemeld: kapt. Jacob Jansz. Bart, voerende het schip WALCHEREN, in de namiddag van de 20e dezer, van Amsterdam ter rede alhier binnengekomen, en dadelijk met de grote sloep, bemand met de 2e stuurman, de scheepsheelmeester en zes matrozen naar de wal wilde begeven, en bereids bij het Zeehoofd genaderd zijnde, is door het omslaan derzelve ten gevolge van een hevige stortzee, met alle de aan boord zijnde manschappen, uitgezonderd vijf matrozen, in weerwil van alle van de wal aangewende pogingen tot redding verdronken; de lijken derzelven waren nog die zelfde namiddag opgevist en de volgende dag te Batavia begraven, als ook de medegenomen scheepspapieren en brievenzak, ofschoon geheel nat, aangespoeld. (opm: zie ook ZP 230439)