Inloggen
Gezagvoerder

Hazewinkel, Abraham Janz

Naam: Hazewinkel, Abraham Janz
Schepen waarop deze gezagvoerder heeft gevaren

Aantal gevonden schepen: 1
Naam Bouwjaar Type Voortstuwing Ship id
UMEA PACKET 1856 Brik Sailing Vessel 13207 Bekijk schip

Overige informatie van deze gezagvoerder:

Familiegegevens en opleiding

Abraham Hazewinkel werd geboren te Veendam op 11 januari 1850 als zoon van Jan Abrahams Hazewinkel en Roelfjen Simons Kuiper.

Hij trouwde op 27 mei 1881 te Amsterdam als stuurman, wonende te Amsterdam, met Elma/Emma Alida Haak, geboren te Amsterdam op 22 september 1859, voormiddags 4 uur, in de Bantammerstraat 384 te Amsterdam als dochter van de scheepsgezagvoerder Hermann Haak en Anna Kröger. Getuigen bij het huwelijk waren o.a, de broers Ruurt, boekdrukker en Simon Hazewinkel, varensgezel,  beiden uit Haarlem.

Na het overlijden van Abraham hertrouwde Emma op 29 mei 1884 te Amsterdam met de scheepsgezagvoerder Pieter van Dijk Blok, geboren te Oude Pekela als Pieter Blok op 11 juli 1851, 32 jaar, als zoon van Berend van Dijk Blok en Jantje Buining. Emma Alida overleed op 15 maart 1949 te Amsterdam, 89 jaar.

 

Volgens een akte te Amsterdam dd 19 januari 1882 overleed Abraham op 18 december 1881, half 7 ’s middags aan boord van de “Vesta” in de Noordzee op 56o NB/7o WL.

 

De schepen van de kapitein

Bouma025 vermeldt A.Hazewinkel als gezagvoerder gedurende:

*    1878 t/m 1879 van de brik “Umea Packet” ex Sir C.Campbell, gebouwd in 1856 op Pr.Edw Isl., 260 ton o.m., varend voor Straver & Co te Delfshaven. Het schip werd in 1879 afgekeurd na averij.

Geen kapitein Hazewinkel op een ss “Vesta” gebouwd in 1857 te Hartlepool, 305 ton o.m., varend voor C.A. von Hemert & Insinger te Amsterdam (Bouma 025)

 

Overige bijzonderheden

Van de vier zoons van Jan Abrahams hebben Abraham en Simon gevaren. Abraham (1850)  was gezagvoerder van het stoomschip “Vesta”, toen hij op 18 december 1881 op de Noordzee op 56o NB/ 7o OL overboord sloeg.

Uit: Tj.E.Swierstra. De veenkoloniale familie Hazewinkel: geschiedenis en stamboom.

Amsterdam 1997 (op het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag)

In fragmenten van een brief van Abraham aan zijn broer Ruurt te Kampen dd 2 januari 1878 uit Cardif staat o.a. het volgende:

“Geliefde Broeder, Bij deze heb ik het genoegen UEdl. te feliciteren met de intrede van het nieuwe jaar en wensch dat wij nog een menigte jaren het genot der broederschap mogen smaken. Ook ik ben verzekerd indien gij Emma leert kennen zult gij haar beminnen als uwe zuster Alberdine daarvan hou ik mij verzekerd. …. Tevens betuig ik U mijne hartelijke dank voor de deelneming bij onze verloving ondervonden want het getuigt met welke gevoelens gij voor mij koestert…… Wij gaan morgen van hier vertrekken naar Messiene, Syra, Constantin en Smyrna, wees zo goed en adresseert aan de Consul…..

en in een brief dd 10 september 1879 uit Amsterdam aan boord van het ss “Jason” eveneens aan broer Ruurt te Kampen:

…. Uw brief heb ik te Gibraltar ontvangen. Onze reis is door averij aan de machiene verlengd geworden  we zijn thans echter op den 8e dezer hier goed en wel gearriveerd en ik had bij onze binnenkomst de onuitspreekelijke vreugde mijne lieve goede Emma te ontmoeten. De uren die we ’s avonds gezamentlijk doorbrengen vliegen met den snelheid des bliksems heen en ge zult zeker wel begrijpen dat ik er niet tegen opzie om mijn nachtelijke rust er aan op te offeren. Zij is bij hare vriendin gelogeerd ….  Emma haar Papa is hier ook  deze in er optegen dat ik mij aan het staatsexamen wil onderwerpen waardoor ik deze reis het dan ook nog uitstel…..

en een brief van Simon Hazewinkel aan broer Ruurt dd 11 November 1883 uit Koningsbergen, met een passage die kennelijk gaat over de weduwe van broer Abraham, die in 1881 overleed

“Waarde broer   Het is reeds een lange tijd geleden broeder dat ik mij heb neer gezet om mij schriftelijk met je te onderhouden. Drukke correspondentie met mijn meisje en moeder en tevens de voorgevallen verbintenis met onze schoonzuster hielden mij erg veel bezig. Ja, jongen het komt mij erg aan dat onze onvergetelijke broer zoo gauw vergeten was, temeer daar ik zoo menigmaal getuige van zijn geluk ben geweest en wil het er bij mij niet in dat een vrouw die haar man oprecht heeft bemind reeds zoo spoedig vergeten kan zijn en haar hart reeds met negentien maanden aan een ander kan schenken, temeer daar Emma ruimschoots leven kon en geloof mij zeker dat het voor mij niet alles is om onze kapitein telkens als plaatsvervanger van onzen waarde broer te zien.     “